75 ver eraan mee te werken dat voorbijgangers straks stilstaan bij een beeld dat deze kronkelredenatie sym boliseert. De heer Heere (weth.): Ik denk dat mijn antwoord vrij kort kan zijn. De argumenten op grond waar van het college tot de conclusie komt dat het niet wenselijk is om dit kunstwerk te plaatsen zijn duide lijk in de raadsbrief aangegeven. De eerste twee in de raadsbrief genoemde argumenten stoelen mede op het oordeel van de Werkgroep monumentale kunst van de Adviescommissie Cultuur. De Adviescommissie Cultuur heeft het oordeel van genoemde werkgroep unaniem onderschreven. Het college heeft geen re den om aan de deskundigheid van de werkgroep en de commissie te twijfelen. Zij voeren praktische en technische bezwaren aan, zij vinden bovendien de artisticiteit van een en ander niet van een voldoende niveau en vinden daardoor het geheel minder zinvol. Wat betreft het algemene argument begrijp ik dat men daarover van mening kan verschillen. Van daar ook dat dat argument in zeer algemene bewoordingen is geformuleerd: in het algemeen en bij bij zondere acties. In dit geval vindt het college dat van een dergelijke situatie geen sprake is en dat er dus ook niet zo'n kunstwerk moet worden gerealiseerd. Namens het college kan ik de raad meedelen dat dit voorstel blijft gehandhaafd en dat het de motie die door mevrouw Van der Werf is ingediend - bij monde van de heer Bron is gezegd dat een minderheid van de PvdA de motie zal steunen - ontraadt. De opmerkingen van de heer Buurman beschouw ik meer als een verklaring dan als een vraag aan het college. Een en ander behoeft in dit kader dan ook geen beoordeling. De Voorzitter: Dan breng ik nu de motie in stemming die door mevrouw Van der Werf is ingediend. De motie van mevrouw Van der Werf en de heer Siemonsma wordt verworpen met 23 tegen 11 stem men (Voor de motie stemmen van de fractie van de PvdA de dames De Haan-Laagland, Jongedijk-Welles, Vlietstra en Wielinga-Graansma en de heren Bron, Schagen en Timmermans, alsmede de leden van de PAL-fractie Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat de PAL-frac tie wenst te worden geacht tegen te hebben gestemd. Punten 35 en 36 (bijlagen 228 en 235). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt37 (bijlage nr. 266). De Voorzitter: Aan de orde is het preadvies inzake vaststelling schooltijden en het scheppen van overblijfmogelijkheden met ingang van het schooljaar 1983-1984 voor de scholen voor openbaar kleuter en lager onderwijs. Hierbij kan in de beschouwingen mee worden betrokken punt T van de mededelin gen: Brief namens resp. ABOP-vrouwen, Rooie Vrouwen, PAL-vrouwen en Stichting Kinderdagverblij ven en buitenschoolse opvang in Leeuwarden met betrekking tot de tussen-de-middag opvang op scholen d.d. 10 juni 1983. Mevrouw De Haan—Laagland: Meer dan twee jaar geleden schreven de ABOP-vrouwen in een brief aan de gemeente met betrekking tot de problematiek van de tussenschoolse opvang over de invoering van een continu-rooster. Dat betekent dat alle kinderen een aaneengesloten deel van de dag op school ver blijven en daar samen tussen de middag pauzeren en eten. Het probleem van de tussenschoolse opvang is dan opgelost. Wij willen dit idee niet vergeten, maar gezien de resultaten van de enquête willen wij daar op dit moment niet voor pleiten. Het betekent wel dat wij een andere oplossing moeten zoeken. Je kunt nu eenmaal niet altijd de tijden van je baan of van je studie of van wat voor activiteiten dan ook zo regelen dat ze samenvallen met de schooltijden van de kinderen. Ouders die samen werken of stude ren of alleenstaande ouders die werken zijn meestal aangewezen op kinderopvang en dan niet alleen de tussenschoolse opvang maar ook de andere vorm. Speciaal voor vrouwen werkt het gebrek aan goede kinderopvang als een enorme belemmering om buitenshuis activiteiten te ontplooien. En zo gemakkelijk hebben vrouwen het op het ogenblik niet! Met name gehuwde vrouwen die werken krijgen maar al te vaak te horen dat zij de arbeidsplaatsen innemen die beter aan jonge mannen besteed zouden zijn. Daarom ook willen wij het pleidooi voor een goede kinderopvang van de ABOP-vrouwen, van de andere 76 vrouwengroeperingen en van de Stichting Kinderdagverblijven, die kort geleden een brief over dezelfde problematiek schreven, graag ondersteunen. Dat brengt mij dan bij de raadsbrief. Het college is van goede wille en wil de tussenschoolse op vang op de scholen regelen. Er staat: "Wij hebben dan ook besloten om leerlingen met ingang van het schooljaar 1983-1984 in de gelegenheid te stellen onder toezicht de middagpauze in het schoolgebouw en op het terrein van de openbare scholen voor gewoon lager onderwijs en kleuteronderwijs door te brengen en de ouders en/of oudercommissies bij de organisatie van een en ander behulpzaam te zijn." Dit laatste is winst, want vorig jaar al werd besloten dat de tussenschoolse opvang op de scholen moest plaatsvinden en dat de ouders het moesten organiseren. Nu wil de gemeente behulpzaam zijn. In de Commissie voor het Onderwijs, waar deze raadsbrief is besproken, is gevraagd hoe de gemeente van plan is de oudercommissies te ondersteunen. Ik zal de antwoorden hier niet herhalen, maar ze gaven ons niet de overtuiging dat de kinderopvang op de scholen ook daadwerkelijk van de grond zal komen. Daarbij wil ik even herinneren aan de woorden die mevrouw Van der Werf zojuist heeft gesproken over hoe het het afgelopen jaar is gegaan. Toen is er op de scholen praktisch of zeg maar helemaal niets ge beurd, op een enkele uitzondering na. De meeste oudercommissies hebben geen ervaring in het organi seren van kinderopvang en bovendien vindt er nogal wat doorstroming plaats, zodat de continuïteit van het geheel in het gedrang komt. Bovendien is de ene oudercommissie de andere niet! Wij zijn van me ning dat er iemand nodig is die de oudercommissies op gang helpt. Iemand die deskundig is op het ter rein van de kinderopvang. In de brief, die nu op de mededelingenlijst staat onder de letter T, van de ABOP-vrouwen, de Rooie Vrouwen, de PAL-vrouwen en de Stichting Kinderdagverblijven wordt zij een "voorwerkster" genoemd. Ik dien dan ook namens mijn fractie een motie in om zo'n voorwerkster aan te stellen in fulltime dienst met ingang van het nieuwe schooljaar tot 1 januari 1984. Dit lijkt ons een re delijk verzoek, dat ook aansluit bij hetgeen wij over kinderopvang in het collegeprogram hebben ge zegd. Voordat ik de motie voorlees nog een enkele opmerking. Mijn fractie wil uitdrukkelijk uitspreken dat zij vindt dat het onderwijzend personeel niet belast dient te worden met kinderopvang. Niet omdat wij het hun niet zouden toevertrouwen, maar wel omdat wij vinden dat zij in deze tijd geen taakver zwaring kunnen hebben. Er komt al genoeg op hen af. Zij moeten uiteraard wel goed geïnformeerd zijn. Dan wil ik nog een pleidooi houden voor de overgangsregeling waarover wij het zojuist hebben ge had toen wij over het kinderdagverblijf spraken. Wij zijn van mening dat de tussenschoolse opvang, zo lang die op de scholen nog niet is geregeld, in het kinderdagverblijf moet kunnen plaatsvinden. Geen plotselinge stopzetting, om te voorkomen dat ouders plotseling tussen wal en schip zouden vallen. Hier bij wil ik nog opmerken dat er soepelheid betracht zal moeten worden met betrekking tot het verlenen van ontheffing van schoolgrenzen voor die ouders wier kinderen op het kinderdagverblijf of op andere opvangprojecten gebruik maken van de tussenschoolse opvang. De motie, die ik zojuist heb aangekondigd, luidt als volgt: "De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 28 juni 1983, overwegende: - dat tussenschoolse opvang op alle openbare kleuterscholen en lagere scho len geregeld dient te worden; - dat de organisatie door oudercommissies ter hand genomen zal worden; - dat oudercommissies op dit terrein geen ervaring hebben, besluit: 1. met ingang van het nieuwe schooljaar tot 1 januari 1984 een voorwerkster in fulltime dienst aan te stellen. Zij zal als taak krijgen de oudercom missies behulpzaam te zijn bij het opzetten van de organisatie van kin deropvang tussen de middag; 2. de tussenschoolse opvang van kinderen door de Stichting Kinderdagver blijven te continueren voor die kinderen voor wie op de school nog geen opvang geregeld is. In die gevallen ouders ontheffing van schoolgrenzen te verlenen, als zij daar om vragen." De motie is mede-ondertekend door mijn fractiegenote, mevrouw Vlietstra, en de heer Siemonsma van de PAL-fractie. De Voorzitter: Ik constateer dat de motie voldoende is ondersteund en die maakt dan ook deel uit van de beraadslagingen. Ik maak hierbij wel de kanttekening dat, aangezien ik de financiële paragraaf mis, het aannemen van de motie het karakter heeft van een intentieverklaring van de raad.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 39