4 De Voorzitter: Dames en heren, ik open hierbij de vergadering van de gemeenteraad. Er is bericht van verhindering wegens vakantie binnengekomen van de heren Meijerhof en Visser. Van buiten deze raad heeft ons het verzoek bereikt om de behandeling van agendapunt 23 Realiseren van een pleinafslui- tend gebouw aan het Wilhelminaplein naar voren te halen. Van de kant van het college bestaat er geer bezwaar tegen om dit agendapunt te behandelen terstond na afhandeling van agendapunt 2 Mededelin gen. Kan de raad zich in dit verzoek vinden? De Raad gaat hiermee akkoord. Punt 1. De notulen worden ongewijzigd vastgesteld. Punt 2. Rondgezonden mededelingen. Sub A t.e.m. E. De berichten, de mededeling en de brief worden voor kennisgeving aangenomen. Sub F. Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. Sub G. De brief wordt voor kennisgeving aangenomen. Sub H, I en J. De verzoeken en de brieven worden in handen gesteld van b. en w. om preadvies. Sub K. Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. Sub L. De Voorzitter: Dit punt luidt: Brief van de Nederlandse Bond van Plattelandsvrouwen c.a. d.d. 24 mei 1983 inzake alcoholmisbruik. Er is een brief binnengekomen van 15 juni 1983 van de Centrale Com missie voor Diakonaal Overleg te Leeuwarden. Deze brief maakt deel uit van de beraadslagingen en kan bij de behandeling van dit punt worden betrokken. Mevrouw Visscher—Bouwer: De Leeuwarder Vrouwenraad Tot Opbouw, waarin verschillende vrou wenorganisaties verenigd zijn, heeft een brief geschreven waarin zij zegt verontrust te zijn over het drankmisbruik. Ook in de brief die de voorzitter zonet noemde wordt daarover verontrusting uitgespro ken. Ook heel veel andere mensen, waaronder met name ouders van kinderen, en ook wij zijn veront rust over het drankmisbruik. Wat kunnen wij als gemeentebestuur aan deze problematiek doen? Ik ben het met de onder punt L van de mededelingen genoemde antwoorden van b. en w. in zijn algemeenheid wel eens, want ik denk dat het probleem, wanneer wij via de Drank- en Horecawet iets zouden kunnen doen wat betreft de vergunningen en de sluitingstijd, er wel zal blijven. Het probleem zal zich echter dan verschuiven en zich ergens anders weer gaan afspelen. Ik vind wel dat wij verantwoordelijk zijn voor het gebruik van alcohol op scholen. Mij bereiken geregeld signalen dat daar toch wel wat aan de hand is, ook wat de leraren betreft, de goeden natuur lijk niet te na gesproken. Wat ik zeg klinkt misschien wat cru, maar een en ander zuig ik echt niet uit mijn duim. Het geven van een voorbeeld is volgens mij erg belangrijk. Indertijd is op de scholen het ro ken afgeschaft en volgens mij kan er best een gesprek over het drankmisbruik worden gevoerd door het gemeentebestuur als bestuur van de openbare schoolHet gebruik van alcohol tijdens werkweken en schoolreisjes is al jaren een verontrustend iets. Ook daar zijn wij als schoolbestuur verantwoordelijk 5 voor en dus niet alleen de ouders en de ouderraden. Als gemeentebestuur kunnen wij best een gesprek over deze problematiek voeren en een onderzoek daar naar plegen om vervolgens stappen te onderne men De heer De Vries (weth.): Mevrouw Visscher heeft de inhoud van de adressen toegespitst op de situ atie in het onderwijs en zij heeft geconstateerd dat er bepaalde signalen zijn dat er in onze onderwijs wereld hier en daar iets zou schorten. Ik moet haar met de hand op het hart verklaren dat dit voor mij op dit moment een nieuw geluid is. Geen van de raadsleden zal mij ervan verdenken dat ik het alcohol gebruik ook maar enigermate zal aanmoedigen. Ik ben het met mevrouw Visscher eens dat de problematiek ten aanzien van alcohol en jeugd een maatschappelijk vraagstuk is dat alleszins de aandacht verdient, niet alleen van het onderwijsveld maar van onze hele samenleving. Ik zeg haar toe dat ik ten aanzien van deze problematiek in het onderwijs graag eens hier en daar mijn oor te luisteren zal leggen. Ook wil ik hier en daar het gesprek openen om te kunnen vaststellen of er met betrekking tot de gang van zaken in bepaalde school instituten situaties zijn die, wat deze problematiek betreft, niet helemaal in overeenstemming zijn met datgene wat wij ons hiervan als raad voorstellen. Ik wil dit graag doen en ik wil er ook nog een andere opmerking aan vast knopen, want per slot van rekening heb ik ook de sport in mijn portefeuille. Ook wil ik mijn best doen om via de daarvoor bestemde organisaties binnen onze sportgemeenschap na te gaan in hoeverre er in de kantines sprake is van de problematiek ten aanzien van alcohol en jeugd, hetgeen misschien bepaalde correcties zou behoeven. Wanneer dat laatste het geval zou zijn, zal ik daarvoor graag bepaalde suggesties doen aan de verantwoordelijke leiding van sportorganisaties. Samenvattend, zowel voor de schoolsector als voor de sportsector ben ik graag bereid om deze pro blematiek mee te nemen en te kijken in hoeverre de signalen, die in deze brieven naar voren komen en die welke door mevrouw Visscher zijn vermeld, eventueel van de kant van de gemeentelijke overheid bepaalde stappen vragen. Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toezegging van de wethouder. Sub M. Het beroepschrift is in handen gesteld van de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaar schriften om advies. Sub N. De Voorzitter: Dit punt luidt: Brief d.d. Tl mei 1983 van de Vrouwenbond FNV en de Rooie Vrou wen in de PvdA waarin wordt gereageerd op de nota Mag ik U helpen van de Werkgroep Werkgelegen heid van het CDVA. Mevrouw Jongedijk—Welles: In beginsel zijn wij akkoord met het antwoord van het college op de no ta Mag ik U helpen van de Werkgroep Werkgelegenheid van het CDVA. Wij willen er echter wel een aantal kanttekeningen bij plaatsen. Eigenlijk is het een slechte zaak dat dergelijke projecten noodza kelijk zijn. Bij ons leeft de angst dat vrijwilligerswerk, wanneer dat wordt toegepast zoals hier bedoeld wordt en zeker wanneer dat op grote schaal wordt toegepast, wel eens een bedreiging kan gaan vormen voor de bestaande werkgelegenheid, vooral wanneer wij bedenken dat in de komende jaren nog meer gesnoeid zal gaan worden in de gezondheidszorg. Als dat feit zich ook op andere terreinen voortzet, dan zijn wij naar onze mening op de verkeerde weg. Denk maar eens aan werkloze onderwijzers die nu nog de taak van de wel werkende collega's met veel te grote klassen tijdelijk mogen verlichten. Om bij te blij ven in hun vak mogen zij op school een aantal weken een project opzetten en uitvoeren. Vooral binnen de gezondheidszorg kan het inschakelen van vrijwilligers tot negatieve effecten leiden. Wij vre zen dan ook dat hierdoor de arbeidsverdeling nog sterker zal toenemen. Het medisch-technische werk wordt door de beroepskrachten gedaan, terwijl de vrijwilligers het zorggedeelte voor hun rekening mo gen nemen. Een ander negatief effect vinden wij het volgende. Doordat deze vrijwilligers eigenlijk geen echte vrijwilligers zijn, maar door de situatie op de arbeidsmarkt min of meer gedwongen worden om dit werk te doen, nemen zij de plaatsen van echte vrijwilligers in. Als je geluk hebt, of je hebt re laties of kennissen, dan kom je op zo'n plaats terecht en daarmee worden de kansen voor iemand die dat niet heeft verkleind. Overbelaste werknemers zullen ook binnen een ondernemingsraad min of meer ge dwongen zijn dit soort vrijwilligers te accepteren om patiënten en zich zelf te sparen. Ik wil ook nog iets zeggen over de voorwaarden waaraan dit project zou moeten voldoen. Een van

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 3