81
betrekking tot de vraag of er na de vakantie voor de kinderen, die nu bij de Stichting Kinderdagverblij
ven worden opgevangen, een redelijke opvang is. Eén ding wil ik hier nog eens herhalen en dat is dat
wij twee jaar geleden heel nadrukkelijk de keuze hebben gemaakt dat de opvang tussen de schooltijden
door het onderwijsveld zal moeten worden opgelost en dat de naschoolse opvang een aangelegenheid is
van het sociaal-culturele werk. Wij moeten mijns inziens proberen dat uitgangspunt staande te houden.
(Mevrouw De Haan—Laagland: De wethouder ontraadt de motie niet. Betekent dat dat hij die over
neemt?) Zo ver ben ik eigenlijk op dit moment nog niet. Ik zou eerst wel eens heel expliciet willen
weten hoe de functionaris, die met de organisatie belast zal worden, denkt dit te doen. Dat vraagt
mijns inziens wel het nodige vooroverleg. (Mevrouw De Haan—Laagland: Dat is een kwestie van uitvoe
ring, het gaat nu om het principe.) Het is toch wel van belang om vooraf te weten in welke richting
men denkt. Alleen het woord "voorwerkster" is genoemd. (Mevrouw De Haan—Laagland: Het gaat er om
dat de intentie wordt overgenomen dat er begeleiding komt voor oudercommissies.) (Mevrouw Van der
Werf: B. en w. hebben het in de raadsbrief alleen maar over ondersteuning. Nou, het gedeelte van de
motie waarover wij het nu hebben is een concrete invulling daarvan. Je kunt toch moeilijk de taakom
schrijving van een functionaris hier op tafel leggen?) Het is misschien het beste dat wij deze motie tot
ons nemen om te kijken hoe een en ander praktisch ingevuld zou kunnen worden.
De Voorzitter: Wij kunnen beter over de motie stemmen, dan zien wij hoe de vlag er bij staat.
Overeind blijft de opmerking die ik zojuist heb gemaakt, namelijk dat de motie een intentieverklaring
is, waarvoor het college natuurlijk niet ongevoelig zal zijn als er een concrete uitspraak van de raad
over valt. Ik stel voor de motie in twee delen in stemming te brengen. Wij kijken dan hoe de uitslag is
en vervolgens beraadt het college zich op de stand van zaken. Met dit voorstel is de wethouder het
eens.
Over het eerste deel van de motie van de dames De Haan—Laagland en Vlietstra en de heer Siemon-
sma staken de stemmen (17-17).
(Voor dit deel van de motie stemmen de leden van de fracties van PvdA en PAL. Tegen dit deel van de
motie stemmen de leden van de fracties van CDA, VVD, D'66 en GPV/RPF/SGP.)
De Voorzitter: Dit deel van de motie komt dus in de volgende raadsvergadering weer aan de orde.
Het tweede deel van de motie van de dames De Haan—Laagland en Vlietstra en de heer Siemonsma
wordt verworpen met 19 tegen 15 stemmen.
(Voor dit deel van de motie stemmen van de PvdA-fractie de dames Brandenburg-Sjoerdsma, De Haan-
Laagland, Jongedijk-Welles, Visscher-Bouwer, Vlietstra en Wielinga-Graansma en de heren Bron,
Janssen, Schagen en Timmermans, alsmede de leden van de fracties van PAL en D'66.)
Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punten 38 t.e.m. 42 (bijlagen nrs. 268 239 233 234 en 221).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 43 (bijlage nr. 248).
De Voorzitter: Aan de orde is thans: Wijziging Verplaatsingskostenverordening.
De heer Siemonsma: Ik vind de voor ons liggende raadsbrief een heel merkwaardige. Er wordt wel
in verteld wat de aanleiding is geweest tot nader beraad, maar er wordt niet in verteld wat de overwe
gingen zijn geweest voor de voorgestelde wijziging. Dat laatste had wel in de raadsbrief moeten staan.
Ik ben erg benieuwd naar die overwegingen. De aanleiding kan hooguit tot discussie leiden over het
ontheffingenbeleid zelf. Ik wil graag een vestigingsoverzicht hebben, wil ik iets van dit voorstel be
grijpen, van de verhouding tussen de groep ambtenaren die binnen de gemeente respectievelijk binnen
Friesland woont en de groep ambtenaren die buiten de gemeente respectievelijk buiten Friesland woont.
Ook wil ik graag een overzicht hebben van de problemen die zich voordoen bij het ontheffingenbeleid.
De indruk wordt gewekt dat er niet minder ontheffingen zullen worden verleend, maar dat er alleen
minder verhuiskosten zullen worden verstrekt. Ik maak daaruit op dat de goede dienstverlening kennelijk
niet in het geding is.
Vooralsnog zie ik dan ook geen reden om met de wijziging in te stemmen. Kortom, ik mis de com
plete overweging in de raadsbrief en dat vind ik bijzonder merkwaardig.
De heer Buurman: B. en w. hebben het voornemen het verplichte woongebied voor ambtenaren te
bepalen binnen de grenzen van de gemeente Leeuwarden. De aanleiding tot deze voorgenomen wijziging
wordt wel vermeld, maar het waarom tot de terugkeer naar de situatie van voor één juli 1977 ontbreekt.
Ik ben benieuwd naar het waarom.
In de raadsbrief staat: "Ons beleid ter zake van het verlenen van ontheffingen zullen wij dusdanig
versoepelen, dat verzoeken om ontheffing slechts zullen worden afgewezen, als het dienstbelang zich
duidelijk tegen inwilliging verzet." De praktijk zal, lijkt mij, uitwijzen dat aan verzoeken om onthef
fing in de regel zal worden voldaan. Er zal dus weinig of niets veranderen ten opzichte van de regel die
thans geldt. Waarom dan toch een wijziging?
Vervolgens - en dat regardeert de raad -: "Een verhuiskostenvergoeding ingevolge de bepalingen
van de Verplaatsingskostenverordening dient naar onze mening slechts te worden verleend indien de
ambtenaar zich vestigt binnen de gemeente Leeuwarden." Tevergeefs heb ik ook hier gezocht naar een
argumentatie. Ik heb daarover echter wel mijn vermoedens. Het zou een eventueel financieel voordeel
kunnen zijn dat het college beweegt dit voorstel te doen, maar, zo wordt opgemerkt, "de omvang daar
van kan niet of nauwelijks worden aangegeven". Sterker lijkt mij het vermoeden dat b. en w. de cen
trumpositie van Leeuwarden willen versterken in die zin dat het inwonertal van de gemeente door deze
maatregel in gunstige zin zou kunnen worden omgebogen. Een soort maatregel dus die ook de gemeente
Smallingerland in de afgelopen maanden heeft toegepast. Hoewel ik benieuwd ben naar de argumentatie
van b. en w., wil ik nu alvast zeggen dat ik deze maatregel niet toejuich, sterker gezegd, achterhaald
acht.
Natuurlijk blijft bij aanvaarding van het voorstel het recht van vrije vestiging, althans binnen re
delijke proporties, overeind zodat strijdigheid met het Verdrag van Rome niet in het geding is. Het feit
echter dat ambtenaren deze vergoeding, deze "lokpremie", moeten missen bij vestiging buiten de ge
meente Leeuwarden, zal in deze sobere tijden zijn uitwerking niet missen. 12% van de jaarwedde is
niet niks! Ik wil niet uitsluiten dat invoering van deze maatregel zelfs in het nadeel van de gemeente
kan uitvallen wanneer een goede kracht voor de gemeente hierdoor zou besluiten van een sollicitatie af
te zien. Is hier sprake van "détournement de pouvoir"?
Het zal inmiddels duidelijk zijn dat ik uit een oogpunt van goed personeelsbeleid voornemens ben
tegen het voorstel van b. en w. te stemmen, tenzij de argumentatie van het college zodanig is dat ik op
dat voornemen terug zal moeten komen.
De heer Kessler (weth.): Ik wil allereerst een opmerking maken over het feit dat de argumentatie in
de raadsbrief niet helemaal volledig is. Eerlijk gezegd kan ik mij op dit punt de gevoelens van de spre
kers wel voorstellen. Ik zal proberen er in het vervolg duidelijker op te letten dat de raad van tevoren
voldoende gegevens krijgt over het voor en tegen van bepaalde voorstellen die wij indienen. Om het
reeds genoemde feit enigszins goed te maken wil ik nu ingaan op de argumentatie die bij het college
gespeeld heeft. In feite is de hele woonplaatskeuzeproblernatiek een kwestie die regelmatig in het col
lege en ook in de raad aan de orde komt. De afgelopen jaren hebben wij daarover vaak gediscussieerd.
Zo ook binnen het college in september/oktober van het vorig jaar naar aanleiding van een aantal ver
zoeken om ontheffing van het woongebied provincie Friesland. Naar aanleiding van die verzoeken heb
ben wij de hele problematiek nog eens een keer van een aantal kanten bekeken. Daarbij hebben wij en
kele nieuwe wat men zou kunnen noemen maatschappelijke omstandigheden betrokken. Wat deze pro
blematiek betreft is er sprake van verschillende belangen.
Men kan vanuit het belang van de ambtenaar redeneren, wat wij hebben gedaan naar aanleiding
van de verzoeken om ontheffing van het woongebied provincie Friesland. Toen zijn wij tot de conclusie
gekomen dat het woongebied provincie Friesland een keuze is geweest waarvan de ratio misschien toch
enigszins dubieus is. Ik zal een voorbeeld noemen. Ambtenaren mogen wel in Stavoren of op Terschel
ling wonen, maar zij zouden niet mogen wonen in Visvliet, een plaatsje dat direct over de provincie
grens ligt en dat op heel goede treinverbindingsafstand van Leeuwarden ligt. Op dit moment zijn er in
toenemende mate mensen - het gaat hierbij weliswaar om kleine aantallen, maar de stijgende tendens is
er - die op grond van redelijke argumenten niet in de provincie Friesland maar bijvoorbeeld graag in de
provincie Groningen willen wonen. Een voorbeeld wil ik noemen van iemand die zelfbij de gemeente
Leeuwarden werkt maar wiens partner in de gemeente Groningen of in de provincie Groningen werkt.
Men moet ergens wonen, maar dat kan niet in beide provincies tegelijk. Deze mensen worden op grond
van het voorgaande in de problemen gebracht. Het belang van de ambtenaar is dus een zo ruim mogelij
ke woonplaatskeuze.
Wat het belang van de gemeente betreft hebben wij geconstateerd dat een van de overwegingen die
indertijd heel doorslaggevend was om het woongebied van de gemeente Leeuwarden uit te breiden tot de
provincie Friesland het feit is geweest dat er destijds een krappe woningmarkt was. Wij waren bang dat