6 De Voorzitter: Mag ik nu vernemen welke voorstellen ik nog krijg te verwerken om in stemming te brengen? Mevrouw Vlietstra: Ik heb het volgende voorstel van orde gemaakt. "De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 22 augus tus 1983, is van mening dat de brief onder K van de mededelingenlijst van de agenda dd. 22 augustus 1983 wordt teruggenomen en eerst wordt voorgelegd in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden." Het voorstel van orde is mede-ondertekend door de heer Timmermans. De Voorzitter: Als men van ons verwacht dat wij als college iets gaan doen waarvan wij eerder hebben gezegd niet bereid te zijn dat te doen, dan lijkt mij het in het voorstel van orde gevraagde wat overbodig. Het staat mevrouw Vlietstra echter vrij om het voorstel van orde in stemming te doen bren gen. Uit mijn beantwoording kan men afleiden dat van deze zijde niet wordt ingestemd met het voorstel van orde De heer Kessler (weth.): Ik wil graag een stemverklaring afleggen, mijnheer de voorzitter. Ik vind het geen probleem als deze kwestie eerst nog eens in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden wordt besproken en ik zal daarom voor het voorstel van orde stemmen. De Voorzitter: Ik breng dan nu het voorstel van orde van mevrouw Vlietstra en de heer Timmermans in stemming. Het voorstel van orde van mevrouw Vlietstra en de heer Timmermans wordt verworpen met 19 tegen 15 stemmen (Voor het voorstel van orde stemmen van de fractie van de PvdA de dames De Haan-Laagland, Jonge- dijk-Welles, Vlietstra, Wielinga-Graansma en de heren Bron, Ten Hoeve, Janssen, Kessler, Meijerhof en Timmermans, alsmede de leden van de fracties van PAL en D'66.) De Voorzitter: Aan de orde is nu de stemming over het voorstel van afdoening van punt K van de mededel ingen Mevrouw Van der Werf: Het spijt mij dat ik het moet zeggen, maar volgens mij is deze procedure niet correct. Er is zojuist een voorstel van orde in stemming gebracht over de vraag of de brief van het Leeuwarder Vredes Overleg al dan niet in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden moet worden behandeld. Het voorstel van orde is afgewezen, dus wil ik nu ingaan op deze brief aan de raad. Ik wil graag dat de brief namens de raad wordt beantwoord. Op dit moment wil ik punt K van de mededelingen inhoudelijk aan de orde stellen. De Voorzitter: De raad heeft bij de zojuist gehouden stemming te kennen gegeven de zaak niet in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden te willen behandelen. Ik heb daaruit afgeleid dat men ook niet meer verder wil discussiëren over dit punt, omdat men de afdoening door het college juist vindt. Ik wil een uitspraak van de raad of hij van mening is dat na de discussie die wij hebben gehad alsnog inhoudelijk over punt K van de mededelingen moet worden gediscussieerd. Dat is toch uw vraag, mevrouw Van der Werf? (Mevrouw Van der WerfDat is mijn vraag niet. Het punt staat nu op de agenda, dus is het nu aan de orde. Een poging om dit punt terug te nemen en eerst te behandelen in de Commis sie voor Bestuurlijke Aangelegenheden is mislukt. Punt K van de mededelingen is dus nu inhoudelijk aan de orde.) Er is volgens mij een zekere misvatting over wat "mededelingen" zijn. De normale gang van zaken is dat over zaken die aan de raad ter beslissing moeten worden voorgelegd door het college een voorstel wordt gedaan, hetgeen voortvloeit uit artikel 209 s. van de Gemeentewet. Er zijn nu eenmaal zaken die niet tot besluitvorming leiden. Ten aanzien daarvan doet het college een procedurevoorstel dat men terugvindt bij de mededelingen. Men kan namelijk kiezen om iets voor kennisgeving aan te ne men, om preadvies in handen te stellen van het college en zo zijn er nog een paar varianten. Punt K van de mededelingen is aan de orde overeenkomstig het afdoeningsvoorstel van het college, namelijk om de brief voor kennisgeving aan te nemen. Mevrouw Vlietstra gaat hierop in en zegt dat zij de zaak eerst in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden wil behandelen. Vervolgens doet zij een voorstel van orde dat door de raad wordt verworpen. Ik concludeer uit dat laatste dat deze zaak i,V,1jyi ;y niet in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden behandeld hoeft te worden en dat derhalve tot besluitvorming over punt K van de mededelingen kan worden overgegaan. Mevrouw Van der Werf is het daar niet mee eens en wenst inhoudelijk over dit punt te spreken. Ik wil graag een uitspraak van de raad hebben of er al dan niet nog inhoudelijk over deze zaak moet worden gediscussieerd. Mevrouw Van der Werf: Wij zijn in deze raad gewend dat er toch een wat andere procedure wordt gehanteerd met betrekking tot de mededelingen. Het kan zijn dat er over een bepaald punt van de me dedelingen een uitgebreid preadvies van b. en w. moet komen. Er wordt dan aan de raad voorgesteld om het betreffende stuk in handen te stellen van b. en w. om preadvies. In een later stadium komt dat punt dan weer op de agenda. B. en w. kunnen ook voorstellen om een bepaald punt voor kennisgeving aan te nemen. Bovendien kan het college alvast een kort preadvies geven over een bepaald punt van de mede delingen. Als dat zo is kunnen wij op het moment dat dat punt in de raad aan de orde wordt gesteld daar inhoudelijk over discussiëren en kunnen wij als raad voorstellen, moties en dergelijke indienen. Op de ze manier heb ik het nu aan de orde zijnde punt ook geïnterpreteerd. B. en w. hebben de corresponden tie afgedaan en stellen de raad voor om de brief voor kennisgeving aan te nemen. Ik ga daar niet mee akkoord, want ik vind dat het college deze zaak niet goed heeft afgedaan. Ik wens de brief niet voor kennisgeving aan te nemen en ik wil daar een voorstel over doen. De heer Pruiksma: Een van de zegeningen van het verleden is dat er voor de vergaderingen van on ze raad een behoorlijk reglement van orde is gemaakt. Krachtens dat reglement van orde hebben wij nu al te lang over punt K van de mededelingen gesproken. Mocht het zo zijn dat mevrouw Van der Werf in de discussie om de een of andere reden haar beurt voorbij heeft laten gaan, dan is dat haar zaak en had zij de discussie maar beter moeten volgen. Het is nu helaas te laat. Ik verzoek de voorzitter nu tot stemming over te gaan over het door het college voorgestelde met betrekking tot punt K van de medede lingen. De Voorzitter: Ik wil toch nog even terugkomen op hetgeen ik gezegd heb. Het is de raad die in laatste instantie zijn eigen orde bepaalt. Als de raad vindt dat de gang van zaken niet juist is dan wil ik daar een uitspraak over hebben, want dan weten wij precies waar wij aan toe zijn. De voorzitter heeft, op grond van genoemd reglement van orde, de vrijheid om voor te stellen de beraadslagingen over een bepaald punt te beëindigen. Zover wil ik echter niet gaan. Ik stel de raad de vraag of hij vindt dat na het besprokene alsnog een gespreksronde moet worden toegevoegd waarin inhoudelijk op de zaak kan worden ingegaan, want dat is wat mevrouw Van der Werf wil. (Mevrouw Van der Werf: Als de raad nu zou besluiten niet meer inhoudelijk over dit punt te discussiëren, dan is de consequentie daar van dat het Leeuwarder Vredes Overleg geen antwoord krijgt. Er ligt een brief die gericht is aan de raad en die moet nog worden beantwoord.) Er komt wel een antwoord, mevrouw Van der Werf, want er valt een besluit om de zaak wel of niet voor kennisgeving aan te nemen. Daarmee wordt het standpunt dat het college heeft ingenomen gesanctioneerd. (Mevrouw Van der WerfZonder dat wij daarover heb ben gediscussieerd.) De raad neemt zelf een beslissing ter zake. Ik wil graag weten of de raad van me ning is dat er alsnog een gespreksronde moet worden ingelast over de inhoud van de zaak. Mevrouw De Jong: Zaken als vredesoverleg en vredesschenkingen wegen gelukkig zwaar in deze raadzaal. Ik ben van mening dat wij degene die meent inhoudelijk op deze zaken te moeten ingaan niet het spreekrecht mogen ontnemen. Ik vind dat juist deze zaak meer dan het spreken waard is. De heer Meijerhof: De voorzitter heeft een vrij sluitend betoog gehouden over het waarom van de door het college voorgestelde afhandeling van dit punt. Volgens mij zit er een lacune in het betoog van de voorzitter, want hij zegt dat hij uit de uitslag van de stemming over het ordevoorstel van mevrouw Vlietstra afleidt dat de raad niet verder meer over dit punt wil discussiëren. Dat is een interpretatie van de voorzitter. Ik kan mij evenwel voorstellen dat sommige raadsleden op een bepaalde wijze over het ordevoorstel van mevrouw Vlietstra hebben gestemd, omdat zij van mening zijn dat het hier niet om een politieke kwestie gaat maar gewoon om een schenking en dat er daarom niet in de Commissie voor Be stuurlijke Aangelegenheden over hoeft te worden gepraat. De raadsleden die vanuit die gedachte heb ben gestemd zouden in een wat vreemde situatie terechtkomen wanneer er nu niet meer gesproken kan worden over dit onderwerp. Mijn conclusie is dezelfde als die van mevrouw De Jong, namelijk dat er nog een discussieronde over de inhoudelijke kant van de zaak aan de orde moet komen. mi

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 4