14
De heer Bijkersma: Mijn fractie kan zich wel vinden in het voorstel dat voor ons ligt. De heer Vis
ser is ingegaan op een geschiedenis die in het verleden heeft gespeeld ten aanzien van de overschrijdin
gen bij het onderwijs. Tijdens de algemene beschouwingen hebben wij het daarover ook al eens gehad
en wij hebben daarbij toen tevens Cambuur en het Frysk Orkest betrokken. Datgene waar de heer Visser
op doelt is inderdaad zinnig. Er moet namelijk meer zicht komen op de overschrijdingen van de uitke
ringen in de sector onderwijs. Wij willen deze overschrijdingen koppelen aan een bepaald percentage
waarboven niet mag worden uitgekomen. Het college is destijds niet op dit voorstel van ons ingegaan.
Het lijkt mij evenwel zinnig om eens te praten over het beperken van de overschrijdingen, want er wor
den veel uitgaven gedaan waarop in onze ogen wel kan worden bezuinigd.
De heer De Vries (weth.): De heer Visser heeft gezegd dat zijn fractie met het voorstel sec akkoord
gaat. Dat is maar goed ook, want ik ben bang dat wij met elkaar vanavond het onderwerp dat hij heeft
aangesneden wellicht niet tot klaarheid kunnen brengen. Integendeel, het gaat hier om een gecompli
ceerde zaak in de Leeuwarder verhoudingen. De heer Visser zegt dat in 1966/1967 deze zaak ook van
uit het bijzonder onderwijsveld aan de orde gesteld is geweest en dat dat toen aanleiding heeft gegeven
om in de begroting 1968 de administratiekosten met 100% te verhogen. Er was toen sprake van een soort
gentleman's agreement, in die zin dat er gezegd is dat de interne kosten duidelijk aanwijsbaar zijn,
maar dat de externe kosten verstrengeld zijn met het werk dat de gemeente doet via een aantal gespeci
aliseerde bureaus waar allerlei onderwerpen over het onderwijs begeleid en voorbereid worden. Deze
zaken zijn niet gemakkelijk te scheiden. Een en ander zou een heel grondig onderzoek vragen, met een
heel grondige analyse van alle functies en taken die binnen onze afdeling Onderwijs worden gedaan en
met een exacte toerekening van de kosten. Kortom, wij zouden een onderzoek moeten plegen - en dan
kijk ik even in de richting van wethouder Geerts - in de geest van het DSO-onderzoek om duidelijk te
maken hoe de kostencomponenten precies zouden moeten worden toegerekend. Financiële gelijkschake
ling van het bijzonder en het openbaar onderwijs gaat ons bijzonder ter harte en die willen wij ook
graag voor 100% honoreren. Wij proberen echter altijd de verdelende rechtvaardigheid centraal te stel
len. Volgens mij beantwoordt onze formule, waarbij wij de kosten die het rijk vergoedt integraal door
betalen plus de aanwijsbare extra interne kosten, in de praktijk redelijk aan de goede en duidelijke uit
gangspunten
Als de heer Visser zegt dat hij in het onderwijsveld enig gemorrel beluistert, dan moet ik zeggen
dat het vanavond voor het eerst is dat ik dat hoor. Wij hebben vrij geregeld contact met het bijzonder
onderwijsveld over alle mogelijke vraagstukken die ons gemeenschappelijk, dus ook wij als bevoegd ge
zag van het openbaar onderwijs, aangaan. Het is vanavond de eerste keer dat ik dit geluid beluister.
Wanneer dat zo is dan is het een goede zaak dat wij eens met elkaar gaan kijken waar de schoen wringt.
Als men in Groningen, waar men zo op de penning is, in staat is om tot redelijk overleg te komen, dan
zijn wij daar ook best toe in staat.
Ik wil nog een waarschuwing laten horen. Wij hebben vandaag met elkaar geworsteld om de begro
ting 1984 rond te krijgen. Ik zit met een taakstelling van 1,4 miljoen gulden, welk bedrag binnen het
onderwijsveld moet worden gevonden. De rillingen gaan mij over de rug wanneer ik moet bedenken waar
ik dat bedrag moet vinden. Wij zullen heel nadrukkelijk aandacht moeten besteden aan de nu aan de
orde zijnde kosten. Het is echter een illusie te veronderstellen dat wij ten aanzien van deze kosten nog
enige verruiming zouden kunnen vinden. Het tegenovergestelde zou misschien wel eens het geval kun
nen zijn
De heer Visser: Ik kan mij vooral in het laatste gedeelte van het betoog van de wethouder moeilijk
vinden. Waar gaat het hier om? Als wij praten over vergoedingen aan het bijzonder onderwijs, dan pra
ten wij gewoon over de kosten van het openbaar onderwijs die toegerekend moeten worden per leerling
- bij het voortgezet onderwijs hanteert men een andere sleutel - aan het bijzonder onderwijs. Ik heb er
begrip voor, en dat weet de wethouder ook wel, wanneer hij zegt dat het college worstelt om de begro
ting sluitend te krijgen. Maar waar wij hier over praten is gans iets anders. Wanneer de kosten van het
openbaar onderwijs hoger zijn dan de kosten die aan het bijzonder onderwijs worden vergoed dan moet
er een suppletie komen. Dat is zo simpel als wat, want het gaat om de uitvoering van de wet en om ad
ministratieve voorschriften. Het tijdvak van een vijfjaarlijkse vergoeding, de afrekening, is daar het
bewijs van.
De heer Bijkersma gaat verder dan mijn bedoeling was, want ik heb mij beperkt tot de component
administratiekosten. Ik begrijp de heer Bijkersma echter wel. (De heer De Vries (weth.): U hebt de heer
Bijkersma de mond wel opengetrokken.) Dat is ook een vak hoor! (De heer Janssen: Maar dat is ook niet
zo moeilijk!)
Heb ik de wethouder goed beluisterd dat hij er geen behoefte aan heeft om een onderzoek in te
stellen, of heb ik dat verkeerd beluisterd? Wij zullen in elk geval deze zaak blijven volgen en hierop
te gelegener tijd, wellicht in breder verband, terugkomen.
De heer Buurman: Ik had dezelfde vraag als de heer Visser willen stellen over de administratiekos
ten. Ik wil de wethouder er nog attent op maken dat er een groot verschil is tussen iets exact bepalen en
een onderzoek instellen waardoor men iets meer zicht krijgt op de kosten. Volgens mij heeft ook de heer
Bijkersma bedoeld dat er meer zicht moet komen op deze kosten en dat lijkt mij toch niet zo'n vreselijke
toer.
De heer De Vries (weth.): Naar aanleiding van de wijze woorden van de heer Buurman wil ik graag
toezeggen dat wij zullen proberen er voor te zorgen dat de raad zicht krijgt op deze materie. Het zal
de heer Bijkersma dan ook wel duidelijk worden dat de kortingen die hij vorig jaar al eens heeft bepleit
voor het onderwijsveld een fictie zijn en dat dat niet kan.
De Commissie-Londo heeft het rijk er op geattendeerd dat de uitkeringen voor het onderwijs aan de
gemeenten stelselmatig jaar in jaar uit zijn achtergebleven en dat hier van een "inhaalmanoeuvre" spra
ke had moeten zijn. (De heer Pruiksma: Ook in dit geval?) Nee, mijnheer Pruiksma, want daarbij gaat
het over onze tekorten op het onderwijs. (De heer Pruiksma: Dus ook over de fictieve toerekening?)
Dat is ook een stukje van het onderwijstekort, mijnheer Pruiksma.
Ik wil graag de toezegging doen, en daarin kunnen wij elkaar wel vinden, dat wij zullen nagaan of
er bij het bijzonder onderwijs behoefte is om nader met ons over deze kwestie te praten. Ik neem van de
heer Visser graag aan dat die behoefte er is, maar ik wil dat formeel ook nog eens vragen. Ook zeg ik
toe dat ik ten behoeve van de Commissie voor het Onderwijs zal zorgen voor een stuk informatie, zodat
wij wat gedetailleerder en indringender met elkaar over de verschillende aspecten kunnen praten.
De heer Visser: Ik wil nog een opmerking maken over het feit dat de wethouder nooit iets gehoord
heeft over deze zaak vanuit het bijzonder onderwijs. De afgelopen winter is er nog een gesprek geweest
- maar misschien heeft de wethouder dat niet meegemaakt - tussen oud-burgemeester Brandsma en het
bestuur van de Vereniging voor Protestants Christelijk Basisonderwijs Leeuwarden over deze zaken.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toezeg
gingen van de wethouder.
Punt 22 (bijlage nr. 292).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Het vervangen van de dakbedekking op het scholencomplex Aldlan-
Oost, Keizerskroon 86a en b, Leeuwarden.
De heer Bijkersma: In de raadsbrief wordt gesproken over een constructiefout waarvan het herstel
niet gerekend kan worden te behoren tot het normale onderhoud van het gebouw. Volgens ons kan de
constructiefout door een aantal mensen zijn gemaakt. Is die fout gemaakt door de ontwerper van het ge
bouw, door de bouwer of door de toezichthouder? Waar liggen de verantwoordelijkheden in dezen? Ik
wil daar graag wat meer duidelijkheid over hebben.
De heer De Vries (weth.): Bij de stukken die ter inzage hebben gelegen was ook een nota die door
de afdeling Onderwijs is opgesteld. In deze nota wordt onder meer gezegd dat de vele lekkages van het
dak onder anderen een gevolg zijn van het vandalisme dat zich rondom dit scholencomplex voltrekt.
Wat dat betreft hoef ik de raad er alleen maar op te attenderen dat een bitumendak kapot gaat - dan
ontstaan de lekkages - wanneer er regelmatig op zo'n dak wordt gelopen. Bovendien is het zo dat er
destijds materialen zijn gebruikt die niet geschikt zijn voor de dakconstructie. Men kan zich afvragen
hoe dat kan en waarom wij niet geluisterd hebben naar de waarschuwing van de heer Bijkersma. De heer
Bijkersma heeft al bij voortduring gezegd dat wij in situaties als deze ervoor moeten zorgen dat wij be
hoorlijk deskundige mensen hebben. De deskundigheid heeft in dit geval gefaald en daar moeten wij nu
voor boeten. Ik denk niet dat wij de gemaakte kosten kunnen verhalen op de aannemer, want het mate
riaal dat gebruikt is heeft in de bestekken gestaan. De aannemer heeft het bestek correct uitgevoerd en
ik neem aan dat er dan geen verhaal in die richting meer mogelijk is.
De heer Bijkersma: Ik wil hierover een andere keer nog wel eens verder discussiëren. De wethouder
zegt duidelijk dat het hier aan toezicht heeft ontbroken. Ik hoop dat de heer De Vries als verantwoor
delijk wethouder er extra aandacht aan wil besteden dat zulk soort zaken zoveel mogelijk worden ver
meden. Wij hebben daar al vaker op gewezen, maar verder wil ik er nu niet over praten.