De heer Dubbelboer: Ik wil even reageren op de motie van PAL, mijnheer de voorzitter. Gelet op hetgeen ik in eerste instantie heb aangehaald en op de discussie die er is geweest in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening, heeft de VVD-fractie geen behoefte aan deze motie. De heer Van der Wal: Ik vind het opvallend dat de wethouder nu weer, hij heeft dat namelijk ook gedaan in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening, volledig voorbijgaat aan datgene waar de motie over gaat. Het uitgangspunt van de Handleiding functioneren project- en contactgroepen dient gericht te zijn op het tijdig, evenwichtig en intensief afstemmen van de drie deelprocessen. Onze motie con stateert dat er op zijn minst ernstig aan getwijfeld kan worden of de praktijk van het functioneren van het project- en contactgroepensysteem voldoet aan de uitgangspunten van de handleiding. Ook de con clusie van het OSO luidt zo. De wethouder ontloopt eigenlijk de essentie van de motie die constateert dat er aan de reeds genoemde praktijk van alles schort. Mijn vraag is of ook de wethouder vindt dat de deelprocessen tijdig, evenwichtig en intensief - ik heb deze termen niet bedacht, want die staan alle maal in de handleiding - op elkaar moeten worden afgestemd. Als je tot de conclusie komt dat daar veel aan schort, dan wordt er niet voldaan aan de doelstelling en dan werkt het systeem dus niet naar beho ren Daarmee wil niet gezegd zijn dat er helemaal niets meer voor elkaar komt - ik heb op mijn papier staan dat ik hierover ook een opmerking moest maken, maar dat heb ik in eerste instantie vergeten te doen -, want er komt natuurlijk voldoende op het kleed. Leeuwarden loopt wat dat betreft in een van de voorste posities in verhouding tot andere vergelijkbare steden. Wij hebben relatief het meeste geld voor stadsvernieuwing binnengesleept. Daar zijn allerlei oorzaken voor, zoals onder anderen het feit dat wij gewoon erg vroeg met stadsvernieuwing zijn begonnen - ik praat dan over het begin van de jaren zeventig -, aanvankelijk tegen de zin van het college, maar dat is later bijgedraaid. Gelukkig komt er wel veel op het kleed, maar waar het hier om gaat is de invloed van de direct belanghebbenden, de be woners en de werkers in bepaalde wijken. Ik constateer, en ik niet alleen trouwens, dat er van alles aan die invloed schort. Ik heb het gehad over het feit dat de handleiding eenzijdig is. De wethouder heeft mij verweten dat ik wat dat betreft niet consistent ben. Ik heb bedoeld te zeggen, en ik dacht dat ik dat ook gezegd had, dat er wel veel plichten voor de bewonersorganisaties via de contactgroepen in de handleiding staan, maar ontzettend weinig rechten. De rechten die er wel zijn, dat speelt bijvoorbeeld bij het punt van contacten met derden, zijn echter niet geformaliseerd, terwijl alle andere zaken waar de contact groepen zich aan hebben te houden wei tot in details zijn geformaliseerd. Dat heb ik bedoeld te zeggen met het eenzijdige karakter van de handleiding. Wat de contacten van b. en w. met derden over stadsvernieuwingszaken betreft zal men mij niet horen zeggen dat dat per definitie niet mogelijk zou moeten zijn. Het gaat er echter om hoe men in dat kader de regels hanteert. Men kan, zoals de wethouder doet, een scheiding aanbrengen tussen private zaken en publieke zaken. Private zaken kunnen volgens de wethouder het beste door b. en w. worden behandeld, terwijl publieke zaken via de contactgroepen gespeeld moeten worden. In eerste instantie zou het college zich ook van contacten met derden moeten onthouden en moeten zeggen dat wij daar onze project- en contactgroepen voor hebben. Mocht er daarna tijdens de uitwerking nog eens in detail met het college overlegd moeten worden, dan kan dat natuurlijk wel, maar in eerste instantie moet een en ander worden overlegd met de contactgroep. De heer Dubbelboer zegt dat hij zich best kan voorstellen dat ondernemers liever eerst eens met b. en w. praten over publieke zaken. Ja, dat kan ik mij ook wel voorstellen, maar dat is niet de bedoe ling van het project- en contactgroepensysteem. Het door de heer Dubbelboer genoemde feit moet totaal worden vermeden wil men de leden van de contactgroepen niet enorm frustreren. Wij zijn het eens over de leegloop van de contactgroepen. Over het waarom daarvan verschillen de wethouder en ik echter van mening. De wethouder zegt - dan gaat het vooral om de wat oudere gebie den - dat, wanneer het stadsvernieuwingsproces al zes jaar draait en men in de uitvoeringsfase zit, de mensen niet meer zo gemotiveerd zijn om mee te draaien in de contactgroepen. Eigenlijk staat dat ave rechts op het gevoelen dat hoe dichter werken bij de mensen komen hoe meer die mensen zich daar bij betrokken voelen. In die zin is het eigenaardig dat de bewoners het laten afweten op het moment dat het tegen de uitvoeringsfase aanloopt. Een en ander lijkt mij heel tegenstrijdig en bovendien ook be hoorlijk gevaarlijk, want wij hebben het met betrekking tot de financiële nood ook wel eens in deze raad gehad over het meer betrekken van de bewoners bij het onderhoud van hun woonomgeving. Nou, als dat al niet eens bij het maken van de plannen lukt, dan heb ik sterke twijfels of dat wel zal lukken bij het onderhoud in ruime zin van de woonomgeving. Leegloop van de contactgroepen is te wijten aan het feit, dat constateert het OSO ook, dat de mensen het niet meer zien zitten, dat men zich onmach tig voelt en dat men informatie voorgeschoteld krijgt die vaak al een voldongen feit is en waar men niets meer aan kan veranderen omdat men geen invloed heeft. 21 Ik heb begrepen dat de horizontale/verticale structuur, om het kortheidshalve maar even zo uit te drukken, bij het reorganisatie-onderzoek bij de DSO zal worden betrokken. De heer Timmermans con stateert dat zijn fractie geen behoefte heeft aan onze motie - de heer Dubbelboer vindt de motie over bodig -, omdat de evaluatie waarover in de motie gesproken wordt verder gaat dan alleen de horizonta le en verticale structuur die bij het genoemde onderzoek worden betrokken. Als ik mij het feit in herin nering roep hoe uitgebreid wij hierover in 1980 hebben gepraat - de materie is erg ingewikkeld -, dan lijkt het mij stug dat een vergelijkbare evaluatie eventjes wordt meegenomen in het reorganisatie-on derzoek bij de DSO. De wethouder schudt zijn hoofd, dus dat kan lijkt mij nooit de bedoeling zijn. Ik zou de heer Timmermans in overweging willen geven om nog even met zijn fractie te overleggen of het toch niet verstandiger is om onze motie te steunen. De heer Timmermans: Het gaat er helemaal niet om om de evaluatie in volle omvang te laten plaatsvinden binnen het organisatie-onderzoek bij de DSO. Waar het om gaat is dat er in 1980 nogal wat is geëvalueerd en dat dat nu echt niet weer opnieuw hoeft te gebeuren. Ik heb reeds aangegeven waar naar onze mening structureel de problemen zijn ontstaan. Wat ons betreft is datgene wat ik heb aangegeven het meest essentiële wat herzien moet worden en dat onderdeel ligt besloten in het organi satie-onderzoek bij de DSO. Mevrouw De Jong: Ik heb gezegd dat het project- en contactgroepensysteem naar mijn gevoel slecht of dikwijls slecht functioneert. De wethouder heeft daarop gezegd dat ik bijzonder slecht geVnformeerd zou zijn. Ik wil wel even stellen - ik heb dat al vaker gezegd - dat in deze raad heel dikwijls voorstel len van het college en wensen van de bewoners haaks op elkaar staan. De kritiek die het OSO namens de bewoners aan ons deed toekomen spreekt duidelijke taalIk kan niet anders dan constateren dat het systeem dikwijls slecht functioneert. Bewoners moeten meer vat krijgen op de inrichting van de woonom geving. Zij moeten wat dat betreft inspraak hebben. Ik vind inspraak een heel belangrijke zaak en ik constateer nogmaals dat de handleiding daarop geen antwoord is. Ik zal de motie van PAL blijven on dersteunen De heer Geerts (weth.): Het is de heer Timmermans gebleken dat de contacten met derden ook via de projectleider kunnen lopen. Dat staat overigens ook op bladzijde vier van de raadsbrief: "Naar onze mening dienen dergelijke vragen of problemen voorgelegd te worden aan de projectleider in het betref fende gebied. Wat dat betreft heb ik niet meer gezegd dan datgene wat in de raadsbrief staat. Over de evaluatie moeten wij geen misverstanden laten bestaan. Wat is de bedoeling? Het moge duidelijk zijn dat wij geen nieuwe evaluatie starten, want die heeft reeds in 1980 plaatsgevonden. Ik heb reeds geconstateerd dat er een wederzijdse beïnvloeding is tussen het project- en contactgroepge- beuren en de organisatie van de DSO. Als wij met een onderzoek naar de gewenste organisatie bij de dienst bezig zijn, dan moet deze vraag natuurlijk aan de orde komen en daar waar nodig moeten verbe teringen worden aangebracht. Dat heb ik gezegd en dat feit zal dus in het genoemde onderzoek worden betrokken De heer Van der Wal vraagt mij heel expliciet of ik vind dat de drie processen, het technisch pro ces, het sociaal proces en het besluitvormingsproces, tijdig, intensief en evenwichtig op elkaar worden afgestemd. Op deze vraag zou men alleen op de door mij reeds genoemde wijze een antwoord kunnen geven. Ik heb de indruk dat geprobeerd wordt deze zaken tijdig op elkaar af te stemmen en dat er heel intensief over dit soort zaken gepraat wordt. Wat betreft het evenwichtig afstemmen van de deelproces sen - daarmee wordt bedoeld dat alle disciplines hetzelfde gehoor krijgen - kan ik alleen maar verwij zen naar de samenstelling van de projectgroepen waarbij bijvoorbeeld de afdeling Welzijn - de bewaker van het sociale proces, als ik het zo even mag zeggen - een zeer nadrukkelijke rol heeft toegewezen gekregen. Over het algemeen werkt het voorgaande goed, maar ik heb in eerste instantie gezegd dat er wel eens iets misgaat omdat er sprake is van mensenwerk. Men kan natuurlijk oog hebben voor dat wat misgaat, maar men kan ook oog hebben voor dat wat goed is gegaan en dat is veel meer. Wat betreft de contacten met derden en de scheiding van private en publieke zaken het volgende. Het zal een beetje een moeilijke discussie worden wanneer het gaat om de vraag wat private zaken en wat publieke zaken zijn. Een heleboel private zaken hebben ook publieke gevolgen. Over het alge meen kan ik zeggen dat het mogelijk moet zijn dat mensen hun belangen bij het dagelijks bestuur van de gemeente kunnen bepleiten en dat het dagelijks bestuur daar heel zorgvuldig mee om zal moeten gaan. Bovendien moet het mogelijk zijn dat de project- en contactgroepen niet alleen tijdig op de hoogte worden gebracht van de besluiten maar ook van de nodige informatie wanneer het voorgaande het resul taat van de plannenmakerij beïnvloedt. In eerste instantie heb ik al een analyse gegeven over de terugloop van de contactgroepen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 11