6 lezen dat het college in het beleidsplan daarover ook al het een en ander schrijft, maar misschien kun nen wij in het kader van de beleidsplanbehandeling wat verder over deze zaak praten. De heer Kessler (weth.): Ik zal reageren op de vragen van de heer Bron. Het verzoek van de heer Bron om uitspraken van de VNG bij de stukken te voegen wil ik wel overnemen. Wanneer er in de me- dedelingenlijst impliciet wordt verwezen naar het standpunt van de VNG is het een goede zaak en ook logisch dat wij die uitspraken bij de stukken voegen. Wat betreft de inhoud van de brief die de VNG gestuurd heeft het volgende. Ik wil met name de conclusies van deze brief even voorlezen, want dan weet de totale raad in welke toonzetting en op welke manier de VNG gereageerd heeft. De conclusies luiden als volgt: "Wij realiseren ons dat de re geling enige aanpassing behoeft, daar de regeling anders haar doel voorbijschiet. Aanvullende maatre gelen gericht op een betere beheersing van de volume- en kostenontwikkeling achten wij nadrukkelijk bespreekbaar. Daarnaast zal gezocht moeten worden naar meer mogelijkheden om de geproduceerde kunstwerken onder de aandacht van het publiek te brengen. Niettemin hebben uw voornemens met be trekking tot de BKR ons geschokt. De bezuinigingsvoorstellen grijpen dermate diep in de regeling en zijn zo omvangrijk, dat gevreesd moet worden voor het voortbestaan van de regeling. Voor ons is over duidelijk dat het niet de resultaten van het onderzoek en/of beleidsinhoudelijke motieven zijn die ten grondslag liggen aan deze drastische koerswijziging, maar uitsluitend financiële overwegingen. De ui terst summiere wijze waarop de inhoudelijke voorstellen zijn uitgewerkt en de vele vragen die daarbij rijzen, wijzen ook in die richting. Wij zijn van mening dat, wil de BKR ook in de toekomst een middel blijven voor een plaatselijk en regionaal arbeidsvoorzieningenbeleid voor beeldende kunstenaars, de wijzigingen geleidelijker en minder ver gaand moeten worden doorgevoerd. Ten slotte dienen ons in ziens de gelden die u reserveert voor het aanvullende kunstbeleid niet aan de BKR te worden onttrokken maar beschikbaar te blijven voor het plaatselijke beeldend kunstbeleid." Dit zijn uitspraken die er niet om liegen en die duidelijk proberen om de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van zijn plannen te doen afzien ten aanzien van de BKR; in ieder geval ten aanzien van de plannen die er op dit moment liggen. Er zijn ook nog twee aanvullende vragen gesteld. In de eerste plaats is er gevraagd in hoeverre er binnen de BKR gelegenheid bestaat om met gerichte opdrachten in het kader van de dienstverlening pro jecten te realiseren. Die mogelijkheid bestaat op dit moment. Daarvan wordt ook gebruik gemaakt, zij het vaak veelal op ad hoe basis. Op dat moment gaat het balletje vaak rollen. Een van de dingen die men zou kunnen proberen te realiseren - dat is ook iets wat in het collegeprogramma staat - is een wat structureler en systematischer manier te ontwikkelen waarop gerichte opdrachten en stukken in het kader van de dienstverlening gerealiseerd kunnen worden. Momenteel zijn wij in dat kader voorzichtig aan de gang om te kijken of die mogelijkheden er zijn. In verband met de plannen die het kabinet heeft speelt de vraag natuurlijk hoe relevant het is om op dit moment met allerlei nieuwe initiatieven te komen. Misschien is het beter dat wij eerst de discussie en de besluitvorming in de Tweede Kamer over de BKR afwachten In de tweede plaats is gevraagd naar de 1%-regeling. Op deze vraag kan ik op dit moment geen antwoord geven. Het lijkt mij het verstandigst om in het kader van de behandeling van het beleidsplan hierover een vraag te stellen. De heer Pruiksma: Mijn fractie is niet op de hoogte van het standpunt van de VNG. De door de heer Bron aangekondigde motie is ons eerst nu uitgereikt. Ik zou de voorzitter willen verzoeken om de vergadering even te schorsen of de zaak aan te houden. (De Voorzitter: De motie is nog niet ingediend, mijnheer Pruiksma.) Dat is nog beter. Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. Sub H. De brief wordt voor kennisgeving aangenomen. Sub I. De verzoeken worden in handen gesteld van b. en w. om preadvies. 7 Sub J. De Voorzitter: Dit punt luidt: Brief van 30 juni van de medezeggenschapscommissie van de Dienst Stadsontwikkeling (DSO), houdende het verzoek om een waarnemer te mogen afvaardigen naar de ver gaderingen van de werkgroep "7 ton". Mevrouw De Jong: De 7-ton operatie moet worden uitgevoerd en dat heeft grote consequenties voor het personeel. De realisering van de voorstellen, die uit deze operatie rollen, moet door het personeel worden doorgevoerd. Ik ben van mening dat de medezeggenschapscommissie van de DSO bepaald niet heeft overvraagd door te vragen een waarnemer te mogen afvaardigen naar de vergaderingen van de werkgroep "7-ton". Dat verzoek moet zonder meer worden gehonoreerd. Wij willen de mondigheid van het personeel toch niet aantasten, want dat zou ik een zeer kwalijke zaak vinden. Juist in het kader van de openheid ben ik het niet eens met het antwoord zoals dat door het college wordt gegeven onder punt J van de mededelingen. Het argument van het college dat door het afvaardigen van een waarnemer de werkgroep te veel uitbreiding zou ondergaan vind ik geen argument. Wij hebben zo'n argument eer der gehoord, namelijk toen wij spraken over een werkgroep voor de IJshal. Het door het college aange voerde argument vind ik geen goed argument en ook een zwak argument. Ik ben het dan ook niet eens met het door het college voorgestelde antwoord aan de medezeggenschapscommissie van de DSO. De heer Timmermans: Onze fractie is ook niet overtuigd van de kracht van de argumenten die het college heeft gehanteerd bij de beantwoording van het verzoek van de medezeggenschapscommissie van de DSO. Los van de vraag of een waarnemer echt belastend zou werken binnen een werkgroep, is vol gens mij veel meer van belang de constatering dat in beide groepen - ik bedoel dan de werkgroep "7- ton" en de stuurgroep Organisatie DSO - de toekomstige organisatie van de DSO wordt besproken. Es sentieel is weliswaar de vraag waar de beleidsvragen aan de orde komen. Met andere woorden, komen de beleidsvragen aan de orde in de stuurgroep of in de werkgroep? Als de beleidsvragen over de toe komstige organisatie van de DSO in de werkgroep "7-ton" aan de orde komen, dan vindt onze fractie het redelijk om het verzoek van de medezeggenschapscommissie van de DSO te honoreren. Als die be leidsvragen in de stuurgroep Organisatie DSO aan de orde komen, dan vinden wij, mede gelet op de overige door het college gemelde waarborgen, het ingaan op het verzoek van de medezeggenschapscom missie van de DSO niet echt zinvol De heer Van der Wal: De medezeggenschapscommissie van de DSO vraagt een waarnemer te mogen afvaardigen naar de vergaderingen van de werkgroep "7-ton". De naam van deze werkgroep vind ik een beetje raar voor een werkgroep die een heel reorganisatie-onderzoek bestiert. "Besturen" mag je offici eel niet zeggen, want dat doet de stuurgroep die, als ik goed ben ingelicht, tot nu toe één keer bij el kaar is geweest. Als ik het verslag lees van de vergadering van de stuurgroep, waarin de medezeggen schapscommissie wel is vertegenwoordigd, dan concludeer ik daaruit dat er in de stuurgroep een beetje een achterhoedegevecht wordt geleverd. Als je de stukken goed leest, dan valt niet anders te conclude ren dan dat het werkelijke sturen in de werkgroep "7-ton" gebeurt. Wij vinden het daarom zeer terecht dat er een waarnemer wordt afgevaardigd naar de vergaderingen van de werkgroep "7-ton". Op die ma nier krijgt men direct de informatie en kan men zelf bepalen wat "tijdig op de hoogte stellen" is. Wij ondersteunen derhalve de argumenten die de medezeggenschapscommissie van de DSO in haar brief aan ons naar voren heeft gebracht. De argumenten van het college vinden wij niet overtuigend. Ik zou dan ook willen voorstellen om, gehoord deze discussie, alsnog toe te zeggen dat er één waarnemer naar de vergaderingen van de werkgroep "7-ton" zal worden afgevaardigd. Het is trouwens ook zo dat de werk groep 7-ton uit praktisch dezelfde mensen en geledingen bestaat als de stuurgroep, exclusief de leden van de medezeggenschapscommissie. Ik wacht het antwoord van de wethouder af, maar desnoods hebben wij een motie achter de hand. De heer Bijkersma: De voorgaande spreekster en sprekers zijn al ingegaan op het feit dat zij het ei genlijk een beetje een vreemd voorstel vinden dat hier voor ons ligt. Ik moet zeggen dat ik het ook vreemd vind dat dit college de simpele vraag van de medezeggenschapscommissie van de DSO, om een waarnemer te mogen sturen naar de vergaderingen van de werkgroep "7-ton", niet wil honoreren. Tij dens een vergadering van deze werkgroep zijn gemiddeld 28 mensen aanwezig en ik kan mij dan niet voorstellen dat die ene waarnemer het goed functioneren van de werkgroep in de weg zou staan. Het onder punt J van de mededelingen door het college gegeven antwoord is volgens mij niet het einde van het verhaal. Het college schrijft in het laatste gedeelte van dit antwoord: "Overigens verwachten wij in september a.s. een aanbeveling van het Centraal Orgaan, welke onder andere zal handelen over de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 4