21 20 moest sluitend zijn. Zowel mijn voorganger De Pree als mijn voorganger Geerts hebben daar in meerdere gesprekken met de wijk op gewezen. Toen ik met deze kwestie te maken kreeg belandde ik in een situa tie die wat dat betreft vrij uitzichtloos leek, want de begrotingen die tot dat moment waren ingediend sloten geen van alle. Dat leverde de nodige vertragingen op. Ik heb toen in december mijn nek wat uit gestoken, laat ik het zo maar zeggen. Ik heb toen namelijk tegen de buurt gezegd: Ik vind dat die wijkaccommodatie er, als het even kan, moet komen; ik ben bereid om in afwachting van een sluitende begroting, die jullie mij op korte termijn moeten leveren, aan de raad een voorstel te doen om een voorbereidingskrediet beschikbaar te stellen, opdat de tijd die jullie nog nodig hebben om een en ander te onderzoeken niet verloren gaat en er alvast kan worden begonnen. Deze uitspraken van mij kunnen - ik realiseer mij dat nu zeker - bij de wijk de verwachtingen die er al waren alleen maar hebben ver sterkt. Men heeft gedacht: Nu gaat het gebeuren. Dat neemt niet weg dat ik ook toen de nadrukkelijke eis heb gesteld dat er een sluitende begroting op tafel moest komen. Die begroting is ingediend en daar uit blijkt dat die in feite niet sluit. Die conclusie hoefde ik niet eens zelf te trekken, want in de aan biedingsbrief die bij de exploitatie-opzet hoorde trok de wijk zelf die conclusie. Ik vind dat overigens een prijzenswaardige eerlijkheid. Ik heb in een gesprek dat ik met de wijk heb gehad de opmerking van de kant van de wijk gehoord: Wij worden nu voor die eerlijkheid gestraft. Ik kan mij die opmerking voorstellen, maar zij is natuurlijk niet juist, want ook als een en ander niet door hen zelf was opge merkt was uit de cijfers zonneklaar gebleken dat er te veel onzekerheden waren, waardoor op den duur een exploitatietekort van vele duizenden guldens zou zijn ontstaan. Dan de vraag waarom wij nu dit voorstel doen. Ik denk dat dat om drie redenen is. In de eerste plaats vanwege het feit dat wij zoeken naar het laagste investeringsniveau; de heer Niemeijer heeft dit terecht opgemerkt. Er zitten enige tonnen tussen het model dat uitgaat van Tjal Iingahiem en het model dat wij nu voor ogen hebben. Een tweede punt is dat een accommodatie op een andere plaats - ik ga straks nog even in op de aard van die accommodatie - exploitabel zal zijn; daar ga ik vanuit. Met andere woorden: dat is èn voor de gemeente in financieel opzicht èn voor de wijk een zaak waar mee te werken valt. In de derde plaats levert het ook nog 8 woningen op. Die drie argumenten zijn voor ons voldoende reden geweest om deze ook voor ons - ik zeg dat met grote nadruk - moeilijke beslissing te nemen. Ik realiseer mij dat met dit soort beslissingen in ieder geval niet de populariteitsprijs wordt gehaald. Over de schoonheidsprijs valt ook nog te twisten, met name als wordt gekeken naar de ge schiedenis van dit project. Naar beide prijzen streven wij echter niet, wij streven hoogstens naar de re- aliteitsprijs. De feiten zijn immers niet anders dan ik ze nu schilder. Er zouden te grote tekorten optre den en wij vonden dat het noodzakelijk was om dat aan te geven en er de conclusies uit te trekken. Dan de volgende vraag: Wat bieden wij de wijk? Uit zeer voorlopige gesprekken die ik daarover met de besturen van beide wijken heb gehad is mij duidelijk geworden dat men, mede gelet op de voor geschiedenis, zegt dat men het niet neemt om ergens in een ongewenste hoek te worden opgescheept met een semi-permanente accommodatie voor een beetje geld. Ik denk dat men daarin gelijk heeft. Dat is dan ook niet de bedoeling. De bedoeling is om in overleg met de wijk te komen tot een plaats die hen bevredigt en die door ons mogelijk gemaakt moet worden. Tijdens een gesprek zijn er kaarten op tafel geweest, waaruit mij duidelijk is geworden dat er in feite maar één punt is waar de wijk naar toe wil. Ik denk dat dat moet kunnen. Een probleem daarbij is overigens wel - maar dat is bij alle alternatieven het probleem - dat de plaatsen waar de wijkaccommodatie zou kunnen komen de bestemming "wijkac commodatie" niet hebben. Met andere woorden: er liggen dan wellicht problemen met betrekking tot ruimtelijke ordening op ons te wachten. Een en ander hangt natuurlijk sterk af van de vraag of er be zwaarschriften komen of niet. Maar dat is dan ook de enige hobbel die ik wat dat betreft zie zitten. Dan de vraag over het semi-permanente karakter van het gebouw. De heer Dubbelboer heeft gewe zen op het feit dat bij het rijk semi-permanent 30 jaar is. Ik weet niet of daarvoor bij de gemeente een vaste tijd staat. Ik ben echter wel bereid om met de wijk te praten over een uitvoering die, zoals zij dat zelf hebben gezegd, overeenkomt met de bebouwing; ik noem in dit verband concreet de Aebinga- schoolHet wordt dan dus een stenen constructie. In dit ondermaanse is alles tijdelijk en dit gebouw zal ook wel tijdelijk zijn, maar bouwkundig gezien zal een dergelijk gebouw niet meer semi-permanent kunnen worden genoemd. Het bedrag dat daaraan moet worden besteed hebben wij indicatief aangege ven in de buurt van een half miljoen. Gelet op de ontwikkelingen die wij meemaken in plannen die in Aldlan aan de gang zijn, zou het wel eens kunnen zijn dat wij voor dat bedrag een heel goed stenen gebouw kunnen bouwen van een omvang en een aard die exploitabel geacht moeten worden. Ik kom nu bij een aantal wat concretere punten en met name bij de motie van mevrouw Jongedijk. Die motie vraagt om gelijk met de plannen voor de woningbouw met een plan voor de wijkaccommodatie te komen, opdat de raad een en ander opnieuw kan afwegen. Ik denk dat daaraan toch een aantal be zwaren zitten. In de eerste plaats moet je op elkaar wachten. Het zou wel eens kunnen zijn dat, als de problemen rond de ruimtelijke ordening die ik zojuist heb geschetst een zekere vertraging oproepen, de woningbouw daarop zal moeten wachten. Aan de andere kant kan het zijn dat, als de woningbouw op de een of andere manier vertraging oplevert, de wijk zal moeten wachten. Ik vraag mij af of die koppeling in de tijd gezien op dat punt wel zo gunstig is. Ik zou mij wel kunnen voorstellen dat wij, in tegenstel ling tot sommige sprekers die hebben gezegd dat zij het punt met betrekking tot de beschikbaarstelling van 30.000,geschrapt willen zien of althans daar niet voor zullen stemmen, in plaats van te schrappen nog iets toevoegen aan het besluit. Bijvoorbeeld een punt VII, dat beoogt om een voorberei dingskrediet beschikbaar te stellen van zeg maar 25.000,-- ten behoeve van het opstellen van plan nen voor de bouw van een wijkaccommodatie, opdat onmiddellijk na toekenning van dit krediet ook be gonnen kan worden met het maken van de plannen. Dan wordt dus 30.000,-- besteed aan een onder zoek naar de haalbaarheid van woningbouw en 25.000,-- aan de voorbereidingen voor een wijkac commodatie. (De heer Niemeijer: Waar komt die dan?) U haalt mij de woorden uit de mond, mijnheer Niemeijer, want dan rijst natuurlijk de vraag waar die wijkaccommodatie dan wordt gerealiseerd. In de visie van het college komt die niet in TjalIingahiem, omdat de door mij gegeven argumenten niet berus ten op een subjectieve inschatting maar op objectief feitenmateriaal, dat noch door de plannen voor de woningbouw noch door die van de wijkaccommodatie zal kunnen worden gewijzigd. Dat is ook de reden waarom ik wel gelijktijdigheid van start wil bepleiten, maar niet meer een ten principale op een be paald moment volledige nieuwe afweging, die dan uiteindelijk alsnog uit zou kunnen komen op Tja 11 in ga hemGelet op de feiten zie ik dat laatste niet meer zitten. (Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Die feiten zijn de exploitatiekosten?) Het zijn vooral de niet sluitende exploitatie en natuurlijk ook het verlies op de investering, hetgeen ik zojuist op grofweg een paar ton heb geschat. De precieze cijfers kunnen echter in de stukken onder alternatief D worden gevonden. Ik denk dat ik in grote lijnen heb aangegeven waar wij met betrekking tot dit voorstel staan. Ik re aliseer mij dat ik op bepaalde, met name financiële, berekeningen niet erg diep ben ingegaan. In feite is dat echter ook niet nodig, omdat de stukken die ter inzage hebben gelegen een dermate grote hoe veelheid cijfermateriaal bevatten dat duidelijk moet zijn op grond waarvan wij de afweging hebben ge maakt. Ik wil het wat de eerste instantie aangaat hierbij laten, met dien verstande dat ik mij kan voor stellen dat collega Geerts wellicht nog iets zegt over de koppeling met de woningbouw. De heer Geerts (weth.): Aan de in het besluit genoemde punten I tot en met V hoef ik eigenlijk niets toe te voegen; een en ander is gewoon een invulling van een besluit dat de raad al jaren geleden heeft genomen. Punt VI gaat over het beschikbaar stellen van een voorbereidingskrediet van 30.000,om te kijken of het hoofdgebouw geschikt gemaakt kan worden voor wooneenheden. Wet houder Heere heeft zojuist gezegd dat het college er van uitgaat dat in het hoofdgebouw geen wijkac commodatie kan worden gerealiseerd. Daarom is het college van mening dat er zo snel mogelijk voor moet worden gezorgd dat er een andere bestemming aan wordt gegeven. Men zou zich ook nog andere mogelijkheden kunnen voorstellen. Het hele gebouw zou bijvoorbeeld kunnen worden afgebroken, het geen misschien zelfs financieel nog wel redelijk aantrekkelijk zou zijn. Dat idee heeft het college ech ter uit stedebouwkundige motieven afgewezen. Verder denkende over de invulling van de bestemming van het gebouw kom je op een aanvulling van 8 wooneenheden. Er moet wel worden onderzocht of dat allemaal kan en daarom wordt er een voorbereidingskrediet gevraagd van 30.000, Er is gevraagd of een en ander uitstel kan verdragen. Ik zou u dat niet willen aanraden. U weet hoe de situatie daar is. TjalIingahiem is behoorlijk verkrot en wij moeten vermijden dat verdere verkrot ting plaatsvindt. Dat kan op twee manieren worden gedaan, namelijk door snel te werken en door goed toezicht te houden. Over dat laatste wil ik nog wel graag iets zeggen. De heer Niemeijer heeft gesug gereerd dat het college de zaak in het begin heeft laten lopen. Mijn geheugen is gelukkig nog erg goed en ik kan u zeggen dat wij er, op het moment dat Tjal lingahiem leeg kwam, meteen voor hebben ge zorgd dat het complex werd bewaakt. De bewakingsdienst is meteen ingeschakeld en niet lang daarna - de juiste datum weet ik niet meer precies - is de zaak ook dichtgespijkerd. Op dat moment heeft het college dus alle mogelijkheden die er waren benut. Alleen, het risico dat er wat gebeurt is aanwezig. Daarom zegt het college ook dat het onderzoek zo snel mogelijk moet worden gepleegd. Daarvoor moet het voorbereidingskrediet van 30.000,beschikbaar worden gesteld, want anders kan er niets worden gedaan De problemen die wethouder Heere heeft genoemd met betrekking tot de ruimtelijke ordening kun nen aanwezig zijn. In het bestemmingsplan is niet voorzien in de bouw van een wijkaccommodatie el ders dan in het hoofdgebouw van Tjallingahiem. Daar zullen dus de nodige procedures voor gevolgd moeten worden. Als er in overleg met de wijk een plaats kan worden gevonden die zodanig bevredigend is dat er geen bezwarenprocedures te verwachten zijn, dan kan dat snelMocht dat echter niet zo zijn - ik wijs wat dat betreft naar soortgelijke toestanden elders in de stad -, dan zou het wel eens langer kunnen duren en misschien zelfs wel veel langer. Nogmaals, het streven van het college is om een en

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 11