Mevrouw De Jong: Ik wil in de eerste plaats een compliment maken aan het adres van de heer Nie meijer die een uitstekend betoog heeft gehouden. Tevens wil ik zeggen dat ik het jammer vind dat daar op van collegezijde zo weinig of helemaal niet is ingegaan. Ik zit ook met dat bedrag van vijf ton welzijnsgeld dat naar woningbouw zou zijn gegaan, hetgeen naar mijn gevoel toch duidelijk door de heer Niemeijer naar voren is gebracht. Als een en ander niet waar zou zijn, dan had ik toch een pertinente tegenspraak van collegezijde verwacht. Ik wil daarover dan ook graag opheldering. Als deze opheldering mij niet bevredigt, zal ik het eerste gedeelte van de motie van PAL mede ondersteunen. Dan het tweede gedeelte van de motie van PAL. Heel duidelijk is toch wel gebleken dat financieel voor de zoveelste keer een en ander uit de "kluiven" is gelopen; dat is ook door geen enkele fractie tegengesproken. Het is een heel goede zaak dat er een duidelijke rap portage op tafel komt. Wij hoeven niet met een beschuldigende vinger naar wie dan ook te wijzen, maar er mag wel eens een duidelijk rapport boven tafel komen, zodat wij in ieder geval kunnen trachten om herhaling te voorkomen. Ook het gedeelte van de motie dat handelt over deze rapportage zal ik me de ondersteunen Of ik instem met het besluit zelf is afhankelijk van hetgeen van collegezijde wordt gezegd over de 5 ton welzijnsgeld. Als dat antwoord bevredigend is dan kan ik, zij het met de nodige moeite, met het raadsbesluit instemmen. Nog één opmerking. Ook van de zijde van de wethouder is toegegeven dat de bouwcommissie erg laat het signaal heeft gekregen dat het zo niet langer kon. Ik zou er met klem voor willen pleiten dat een en ander in het vervolg in een veel eerder stadium kenbaar wordt gemaakt, want ik vind dit een zeer laakbare zaak. Mevrouw Van der WerfIk wil ook nog graag een opmerking maken en wel naar aanleiding van de behandeling die niet heeft plaatsgevonden in de Commissie voor WelzijnsaangelegenhedenDe heer Schagen heeft zojuist gezegd dat dat wel had moeten gebeuren. Mijns inziens is het nu het moment om het niet alleen bij een constatering te laten, maar een en ander alsnog naar die commissie te verwijzen. Wij kunnen nu namelijk besluiten tot de verbouw van de zijvleugel tot 16 wooneenheden, terwijl er in de volgende Commissie voor Welzi jnsaangelegenheden een gedegen discussie kan worden gevoerd over de hele problematiek rond al dan niet een wijkaccommodatie in het hoofdgebouw. Er gaan hier cijfers over de tafel die kennelijk lang niet iedereen kan overzien, die ook niet iedereen heeft gehad. Het blijkt nu dat die cijfers bij de stukken van de Commissie voor het Woningbedrijf zaten. Op het moment dat ik dit punt in de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden bij de rondvraag aan de orde stelde wa ren die cijfers mij ook niet bekend. Ik kon dus de cijfers die daar werden genoemd alleen maar voor kennisgeving aannemen, in de verwachting dat over een en ander nog een gedegen discussie zou worden gevoerd. Kortom, het lijkt mij nu het moment dat de raad besluit dat die discussie in de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden alsnog moet plaatsvinden en nog niet afziet van de huisvesting van de wijkac- commodatie in het gebouw van TjalIingahiem, maar dat eventueel doet op basis van de stukken die nog in de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden aan de orde moeten komen. Misschien komen wij op ba sis van die discussie nog tot de conclusie dat de wijkaccommodatie wel gerealiseerd kan worden in het hoofdgebouw. De heer Heere (weth.De opmerkingen van mevrouw Wil lemsma geven mij geen aanleiding om daarop anders dan in de zin dat ik dankbaar ben voor haar instemming in te gaan. Zij zegt twee brieven van de buurtverenigingen te hebben ontvangen. De laatste brief waarin de wijk om uitstel vraagt heeft mij overigens niet bereikt. Mevrouw Jongedijk zegt dat het vooral haar bedoeling is om de wijk uitzicht te geven op een zo snel mogelijke afhandeling van deze zaak, in die zin dat er gestart kan worden, terwijl zij graag wil weten hoe er dan te werk wordt gegaan. Een dergelijke opmerking heeft ook de heer Dubbelboer ge maakt. Hij vraagt zich af of er door de wethouder toezeggingen zijn gedaan en waarover die dan zijn gedaan. Ik wil in alle duidelijkheid daarover het volgende zeggen. Als het even kan, dan zullen wij in permanente bouw bouwen. Wij zullen zo snel mogelijk van start gaan. Als de raad akkoord gaat met de toevoeging van artikel VII en een voorbereidingskrediet beschikbaar stelt voor het opstellen van plannen voor de bouw van een wijkaccommodatie, dan kunnen wij aan de gang. Het aantal vierkante meters be draagt indicatief 215. In de discussie met de wijk is al 300 m2 genoemd. Ik denk dat wij elkaar in die orde van grootte vrij gemakkelijk zullen kunnen vinden, daar heb ik niet zo erg veel problemen mee. De nadrukkelijke opmerking van mevrouw Jongedijk dat er snel moet worden gewerkt onderstreep ik. Ik heb in het overleg met de wijk, toen mij de vraag werd gesteld wanneer er zou kunnen worden begonnen, gezegd: Wat mij betreft morgen. Ik realiseer mij dat er nog wel enkele dingen moeten ge beuren tussen morgen en de realisering, maar die hebben wij niet helemaal in de hand. 25 De heer Niemeijer zegt dat het hem verbaast dat een en ander niet in de Commissie voor Welzijns aangelegenheden is behandeld en dat dat alsnog zou moeten. Ik ben dat met hem eens. Ik denk dat het, alles achteraf bekijkende, wellicht beter zou zijn geweest om een en ander uitvoeriger in de betreffen de commissie te brengen dan nu het geval is geweest. Het onderwerp is overigens wel ter sprake ge weest, doordat mevrouw Van der Werf hierover een vraag heeft gesteld, maar dat wil ik zeker niet in de plaats stellen van een behandeling als door de heer Niemeijer wordt bedoeld. Ik denk wel dat een na dere uitwerking met betrekking tot vragen over semi-permanent of niet, aantal vierkante meters, waar de accommodatie moet worden gesitueerd enz. nadrukkelijk in de Commissie voor Welzijnsaangelegen heden aan de orde moet komen. Ik zeg u toe dat dat zal gebeuren. Hiermee heb ik ook de opmerking van de heer Schagen beantwoord. Over de vijf ton heb ik geprobeerd aan het begin van mijn eerste instantie een misschien wat te cryptische verklaring te geven door te zeggen dat het gebouw, zoals het toen is aangekocht, in eerste instantie nooit bedoeld is geweest om als wijkaccommodatie te gaan fungeren, maar dat het is aange kocht om te bezien wat er mee zou kunnen gebeuren. Vandaar die haalbaarheidsonderzoeken. Niette min is er een investering gedaan van een zeer aanzienlijk bedrag. Dat bedrag moet ergens naar toe wor den geschreven. Aanvankelijk hebben wij gedacht dat dat, naast de bouwkosten en naast alle mogelijke andere kosten, zou kunnen worden toegeschreven aan de wijkaccommodatie. Dat kan in ons model nu niet meer, met andere woorden, dat bedrag moet nu worden toegeschreven aan de woningen. Dat bete kent echter niet - die suggestie wil ik er toch voorzover die er in zit uithalen - dat er een bedrag op een of andere manier verknoeid zou zijn. Dat is niet waar. Nu wordt er gezegd dat wij bezig zijn wel zijnsgeld weg te geven. Dat is helemaal niet waar. Dat geld zouden wij ook uit hebben moeten geven als de wijkaccommodatie wel in TjalIingahiem zou zijn gerealiseerd. (Mevrouw Van der WerfMaar dan voor welzijnsaangelegenheden.) Akkoord, maar wij gaan hier toch geen afweging maken tussen "pot ten", wij moeten kijken hoe wij het ter beschikking zijnde geld in het algemeen op een zo goed moge lijke wijze kunnen besteden. Deze opmerking kunt u aanvaarden of niet. Ik constateer dat mevrouw Van der Werf dat niet doet. Niettemin denk ik dat het aan de feiten die ik genoemd heb niets toe- of af doet. De vraag van de heer Dubbelboer of het in dit geval om gemeentegrond gaat beantwoord ik met: Ja. Zijn vraag of er contingenten zijn voor de 8 wooneenheden kan ik niet beantwoorden, daarover zal wellicht collega Geerts iets kunnen zeggen. Ik heb geconstateerd dat mevrouw Jongedijk haar motie heeft ingetrokken. Daarover hoef ik dus verder niets te zeggen, behalve dan dat ik haar besluit om de motie in te trekken verstandig vind. In tweede instantie is er nog een motie ingediend door PAL, die in feite dwars tegen onze voorstel len ingaat, namelijk door de beslissing niet te nemen maar een en ander alsnog ter discussie te stellen voor nader advies. U zult begrijpen dat dat element uit de motie mij in het geheel niet aanspreekt, ge let op het voorgaande. Ik heb u wel toegezegd - ik doe die toezegging ook gestand - dat alles wat hierna nog ten behoeve van deze wijkaccommodatie aan de orde komt, voorzover het welzijnszaken be treft, uitvoerig in de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden ter tafel zal worden gebracht en zal worden besproken. De heer Geerts (weth.): De heer Dubbelboer heeft het over een tekening waarop een vierkantje is getekend en hij vraagt zich af of dit gemeentegrond is. Ik ken die kaart met dat vierkantje niet, dus ik weet ook niet of het om gemeentegrond gaat of niet. Wat er aan de hand is is het volgende. De dienst is gevraagd om, ook op basis van de discussie die inmiddels gevoerd is tussen de wethouder van Welzijns aangelegenheden en de wijk, na te gaan waar een accommodatie kan worden gerealiseerd. Daarover zullen wij op korte termijn worden gerapporteerd. Tot nu toe heb ik die rapportage echter nog niet ge zien. (De heer Dubbelboer: In de Commissie voor het Woningbedrijf heb ik een kaartje bij de stukken gezien, waarop heel keurig stond aangegeven waar de nieuwe accommodatie zal moeten komen. Ik denk dat hetgeen u nu suggereert een beetje een zoethoudertje is, dat niet meer bestaat, want het kaartje is er al.) Ik ken dat kaartje niet. (De heer Heere (weth.): Voor alle duidelijkheid het volgende. Ik ben er van uitgegaan dat het stuk grond waarop de heer Dubbelboer doelt ligt naast de AebingaschoolDat is namelijk de plaats waarover ik steeds heb gesproken als de meest wenselijke. Die grond is gemeente-ei gendom en over dat stuk grond heb ik de heer Dubbelboer een bevestigend antwoord gegeven.) Dus het is gemeente-eigendom, mijnheer Dubbelboer. Dan de vraag over de contingenten. In de raadsbrief hebt u kunnen lezen dat wij inmiddels deze 8 eenheden ook bij het rijk hebben aangemeld. Dat heeft de volgende bedoeling. Als de 16 wooneenhe den straks zijn gerealiseerd, moet er meteen door kunnen worden gegaan. Als wij na het haalbaarheids onderzoek uiteindelijk besluiten tot de bouw van wooneenheden in het hoofdgebouw, dan moet de aan nemer meteen door kunnen werken. Ik heb de stellige verwachting dat de contingentenaanvraag door de h.i.d. Volkshuisvesting zal worden gehonoreerd.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 13