Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punten 21 t.e.m. 25 (bijlagen nrs. 334, 344, 345, 340 en 339). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 26 (bijlage nr. 329). De Voorzitter: Dit punt luidt: Wijziging minimumjeugdlonen en diverse inhoudingsbedragen. De heer Schagen: Hoewel er alle aanleiding zou zijn om deze uitvoeringsmaatregelen onder protest door te voeren, wil onze fractie er van afzien om nu een debat te houden over deze uitwerking van het regeringsbeleid. Wij zullen in een wat algemener kader, bij de begrotingszitting, terugkomen op de ef fecten van diverse rijksmaatregelen op groepen burgers alhier. De heer Siemonsma: De woorden van de heer Schagen gelden in dezelfde mate voor de PAL-fractie. De Voorzitter: Heeft wethouder Kessler nog behoefte om te reageren? De heer Kessler (weth.): Nee, mijnheer de voorzitter. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 27 (bijlage nr. 343). De Voorzitter: Dit punt luidt: Bijstelling begroting 1983. De heer Burg: Ik wil graag een opmerking maken over datgene wat gesteld is op bladzijde drie van het voorstel onder REINIGING EN BRANDWEER, Brandweer. Daarin gaat het over de bijstelling van de begroting voor een bedrag van 50.000,-- vanwege het niet uitbreiden van het brandweerpersoneel. Het gaat hier om de aanstelling van een officier die onder anderen de brandpreventie als taak zou krij gen. Nog afgezien van het belang wat onze fractie hecht aan het meer aandacht geven aan het preven tieve werk van de brandweer - voorkomen is immers beter dan blussen -, blijkt uit mijn informatie dat het aantal van drie officieren bij deze dienst eigenlijk ontoereikend is voor het huidige werk dat gedaan moet worden. Rekening houdend met ziekte en verlof komt het er in de praktijk op neer dat in de zomer slechts twee officieren actief kunnen worden ingezet. Deze mensen moeten dan veel overuren maken en dreigen overbelast te raken. De voorgestelde begrotingsbijstelling betreft een opgetreden vertraging in het ter beschikking stel len van extra middelen voor deze personeelsuitbreiding. Nu kan ik mij voorstellen dat er in dit geval geredeneerd is zoals dat ook het geval is bij het doorberekenen van kortingen op subsidies door de rijks overheid, namelijk zonder meer doorberekenen en in mindering brengen op de betrokken instellingen. Ir dit geval ligt het volgens mij echter principieel anders. Het gaat hier niet om een subsidie, maar het gaat hier om het opheffen van een achterstand in de personele samenstelling van de brandweer, waar voor de overheid extra middelen ter beschikking wilde stellen. Treedt hierin nu vertraging op dan komen wij in een geheel nieuwe situatie terecht, die bij mij een aantal vragen oproept. Er wordt gepraat over vertraging in het ter beschikking stellen aan de gemeente van extra middelen voor uitbreiding van brandweerpersoneel. Wanneer het hier slechts om een vertraging gaat en wij dus kennelijk de extra uitkering nog wel krijgen, is dan deze personeelsuitbreiding niet dringend genoeg om die op voorhand door te voeren? Ik heb begrepen dat deze bezuiniging ook in de herwaarderingsronde weer ter sprake komt. Is er bezwaar tegen om in dit kader dit punt met andere te nemen maatregelen te bespreken in de Commissie voor de Dienst Reiniging en Brandweer? Wij kunnen daarbij dan de mening en de deskundigheid van de brandweercommandant en de medezeggenschapscommissie betrekken en daaruit onze prioriteiten afleiden. De heer Miedema (weth.): Ik kan mij de zorg, die de heer Burg uitspreekt over de brandpreventie, heel goed voorstellen. Ik deel die zorg, maar gezien de beperkte middelen die wij hebben en de voort durende keus die wij moeten maken zagen wij geen andere oplossing. De heer Burg vraagt of deze be zuiniging in het kader van de komende herwaardering kan worden besproken in de Commissie voor de Dienst voor Reiniging en Brandweer. Ik zeg de heer Burg toe dat de voorstellen die wij voor volgend 39 jaar opstellen in het kader van het sluitend maken van de begroting aan de orde komen in de commissie. Ik kan de heer Burg op voorhand zeggen dat de voorstellen een aantal erg teleurstellende mededelingen zullen bevatten, ook aangaande dit punt. De heer Burg: De wethouder heeft mijn vragen niet beantwoord, mijnheer de voorzitter. In hoever re is de in de raadsbrief genoemde vertraging inderdaad een vertraging? Als dit een vertraging op korte termijn is, kunnen wij dan toch niet al vast deze officier aanstellen? Nu aanstellen zal wel enig verlies opleveren, maar voor mij is brandpreventie belangrijk genoeg om dat risico te nemen. Of zijn de infor maties van het college dusdanig dat de vertraging van deze uitkering een vertraging op lange termijn is? Blijft ook nog het feit dat wij in de herwaardering, alle dingen op een rijtje zettende, onder ande ren een eventuele bezuiniging op de preventie kunnen afwegen ten opzichte van de andere maatregelen die genomen moeten worden, maar die wij nu nog niet kennen. Ik wil op voorhand dit punt in deze bij stelling van de begroting afwijzen. De heer Miedema (weth.): Naar mijn mening gaat het hier niet om een vertraging op korte termijn. Het college moet nog een beslissing nemen over de vraag welke voorstellen aan de raad worden gedaan. Ik heb duidelijk gezegd dat het hier niet gaat om een vertraging op korte termijn. Ik ben dan ook niet bereid het voorstel terug te nemen en op voorhand een aanstelling te bevorderen. Zodra het college de voorstellen in het kader van de herwaardering heeft beoordeeld, krijgt de Commissie voor de Dienst voor Reiniging en Brandweer voldoende ruimte om daarover te discussiëren. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punten 28 en 29 (bijlagen nrs. 353 en 351). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. De Voorzitter sluit, om 24.00 uur, de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 20