overwegende dat de Nederlandse regering nog steeds geld dreigt te steken in het Kalkarproject en dat dit project: - een ernstige veiligheidsdreiging is; - een financiële ramp is die een veel te groot beslag legt op schaarse finan ciële middelen; - uitgaat van een verouderd standpunt over toename van energiegebruik, komt tot de conclusie dat afgezien dient te worden van verdere deelname van Nederland in dit project, besluit deze mening kenbaar te maken aan zijn regering door middel van on dersteuning van de actie van het Landelijk Energie Komitee." De motie is mede-ondertekend door mevrouw De Jong van D'66. De Voorzitter: De motie is voldoende ondersteund en maakt deel uit van de beraadslagingen. De heer Buurman: Ik ga akkoord met het door het college voorgestelde antwoord op de brief van 31 augustus 1983 van het Landelijk Energie Komitee. Ik vind dat de gemeente geen doorgeefluik is van al lerlei acties of protesten die betrekking hebben op zaken die niet geacht worden te behoren tot de huis houding van de gemeente. Niet wij nemen deel aan het debat in de Tweede Kamer met de regering, maar dat doen vertegenwoordigers van politieke partijen. Het staat iedereen vrij om zich tot deze par tijen te wenden Mevrouw De Jong: Hoewel ook ik in het algemeen de mening ondersteun dat de gemeente geen doorgeefluik hoeft te zijn van allerlei acties, wil ik er toch op wijzen dat elke burger van Leeuwarden via zijn elektriciteitsrekening moet meebetalen aan dit project, dat zojuist "een bodemloze put" is ge noemd. Als gemeente Leeuwarden trachten wij de kosten voor de meest zwakken zo laag mogelijk te houden. Juist in een tijd waarin de woonlasten de pan uitrijzen, zullen wij zeker in een dergelijk geval wel degelijk aan de bel mogen en naar mijn gevoel ook moeten trekken. Ik heb de motie mede-onderte kend en ik ondersteun die ook van harte. De heer Miedema (weth.): Een aantal raadsleden heeft bezwaar tegen het onder punt J van de me dedelingen voorgestelde antwoord van het college. In grote lijnen gaat het om bezwaren tegen de fi nanciële gang van zaken. De woonlasten worden er bij gehaald, maar ook zijdelings de risico's die een dergelijk project qua milieu en andere zaken met zich meebrengt. Als ik goed geluisterd heb naar de indieners van de motie dan spitst het probleem zich in grote lijnen toe op de financiële omstandigheden: de hoge kosten en de stijgende energieprijzen. Men dient een motie in om de Nederlandse regering van verdere deelname aan het Kalkarproject af te houden. Ik kan mij wat dat betreft aansluiten bij de woor den van de heer Buurman die zegt dat het gaat om een zuiver landelijke zaak. Een zaak van de Neder landse regering, waarvoor ons parlement verantwoordelijk is en niet wij. Ik kan mij voorstellen dat in dividuele burgers het protest van het Landelijk Energie Komitee willen ondersteunen met een handteke ning, maar men zal dat wel voor eigen rekening en verantwoording moeten doen. Ik spreek namens het college als ik zeg dat wij niet kunnen beoordelen wat de financiële gevolgen zijn wanneer het project nu wordt gestopt. Er zijn vele miljarden guldens in het project gestoken en, dat geef ik toe, men heeft te maken met een afgrijselijke overschrijding van de bijdragen. Men zal echter moeten afwegen wat de consequenties zijn wanneer er nu met het project wordt gestopt en wat de consequenties zijn wanneer er mee wordt doorgegaan. Wij zijn niet in staat om die afweging te maken en trouwens, daar zijn wij ook niet voor ingehuurd. Daarvoor hebben wij een Eerste en een Tweede Ka mer en een regering die voorstellen doet. Dit is een zaak van de nationale overheid en het parlement. Individueel kunnen wij het protest van het Landelijk Energie Komitee tekenen, individueel kunnen wij onze eigen politieke organisaties informeren. Het voorgaande ligt echter niet op de weg van de ge meenteraad of van een college van b. en w. Om deze reden verdedig ik met klem ons voorstel. Ik heb geen enkele behoefte aan de ingediende motie. De heer Niemeijer: Ik heb proberen aan te geven dat er in dit geval duidelijk raakvlakken zijn tus sen gemeentepolitiek en landelijke overheidspolitiek met name wat de financiële consequenties betreft die bij onze burgers terechtkomen. Op dat laatste is door andere sprekers al gewezen. Ik kan mij nog een ander model voorstellen, want ik hoor ook bij wethouder Miedema bezorgdheid doorklinken. Ook bij ons klinkt die bezorgdheid heel duidelijk door. Wij willen nog een stap verder gaan. Misschien kunnen wij sluiten op de positie waarin wij gelijk staan, namelijk dat wij op dit mo ment toch wel ernstig bezorgd zijn over de veiligheidsrisico's en over de financiële consequenties. Ik 5 meen die bezorgdheid ook duidelijk begrepen te hebben uit de woorden van de wethouder. Misschien kunnen wij tot een verklaring komen die die bezorgdheid kenbaar maakt. Als dat niet zou kunnen, dan handhaaf ik de motie. De heer Miedema (weth.): Er zijn veel zaken die, wat de besluitvorming tussen regering en parle ment betreft, mij persoonlijk grote zorgen geven. Het is echter niet een goede zaak als wij over al die zaken via de gemeenteraad onze zorg uitdrukken in de richting van het parlement. Als gezegd wordt dat er grote raakvlakken zijn tussen dit project en onze eigen individuele energierekening, dan zou dat best eens zo kunnen zijn. Maar het kan ook best zijn dat een stopzetting van het project nog een grotere in vloed op die rekening heeft. Ik vermag dat niet te bekijken en in te schatten. Daarom zeg ik, gemeen tebestuur houd je bij je leest. De Voorzitter: Aan de orde is thans de stemming over de door de heer Niemeijer ingediende motie. De motie van de heer Niemeijer en mevrouw De Jong wordt verworpen met 31 tegen 4 stemmen. (Voor de motie stemmen de leden van de fracties van PAL en D'66.) Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. Sub K. It beswierskrift is yn hannen steld fan de Riedsadvyskommisje foar de Berop- en Beswierskriften om advys. Sub L. Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 3 (bijlage nr. 342). De Voorzitter: Dit punt luidt: Advies inzake de beslissing op het bezwaarschrift van de heer dr. W.K. Brouwer. De heer Rommerts is aanwezig om namens de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften eventuele vragen en opmerkingen te beantwoorden. De heer Pruiksma: Bij problemen als de onderhavige zijn in feite twee benaderingen mogelijk, na melijk een juridische en een strikt bestuurlijke benadering. Een minderheid van mijn fractie, waartoe ik ook behoor, heeft een principiële voorkeur voor de juridische benadering, niet in de laatste plaats om dat problemen als de onderhavige in essentie problemen zijn in de sfeer van de rechtsbescherming en dus van juridische aard zijn. Overigens dienen ook de "bestuurlijken" zich aan het aspect van de rechtsbe scherming het nodige gelegen te laten. Wat het standpunt van de minderheid van mijn fractie betreft het volgende. De feiten rond dit ge val zijn een ieder bekend. Mijnheer A weigert simpelweg, ook na aandrang van de competente diensten van de gemeente, om een vergunning aan te vragen die geen ander doel kan hebben dan het legaliseren van een volstrekt illegaal bouwwerk. Het normale geval is dan dat wij, gewapend met stadhuistaal en desnoods met behulp van de sterke arm, overgaan tot het scheppen van de rechtstoestand die behoort, namelijk het sommeren om het illegale bouwwerk af te breken. Een uitzondering maken wij alleen maar als wij op grond van het zogeheten subsidiariteitsbeginsel kans zien om via een minder ver strekkende maatregel de geschonden belangen van mijnheer B naar criteria van redelijkheid en billijkheid te res taureren in een mate die evenredig is aan het tegemoet komen aan mijnheer A, die immers alle demo cratische regels aan zijn laars heeft gelapt. In dit geval geeft het voorstel het volle pond aan mijnheer A, terwijl vaststaat dat in de eerste plaats mijnheer B in het verleden wel de spelregels heeft nageleefd en dat in de tweede plaats mijnheer B niet alleen ons tijdig voor het handelen van mijnheer A heeft ge waarschuwd, maar bovendien, dankzij het handelen van mijnheer A, schade lijdt. Sommige leden van mijn fractie zijn het daarmee principieel niet eens, te meer niet nu de huidige situatie heeft kunnen ontstaan dankzij het nalatig optreden van ambtenaren voor wiens handelen en nalaten b. en w. verant woordelijk zijn. Wij vinden ons in ons standpunt gesterkt door de kracht van argumenten die b. en w. bij vergelijkbare gelegenheden, maar dan in omgekeerde richting, op deze raad hebben losgelaten. De minderheid van mijn fractie waarover ik reeds sprak zal tegen het voorstel stemmen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 3