De belangen van de familie Brouwer hebben wij daarbij wel degelijk afgewogen. Ergens in de stuk ken wordt dit meen ik betwijfeld, maar wij hebben die belangen wel degelijk afgewogen. De familie Brouwer is herhaaldelijk bij ons geweest, eerst tijdens de vorige procedure en nu dus tijdens deze proce dure. Men heeft uit en te na de gelegenheid gekregen, zowel schriftelijk als mondeling, om zijn belan gen kenbaar te maken. Wij hebben een en ander heel zorgvuldig gedaan. Ik wil nog wel opmerken dat aankoop van grond op zich zelf geen recht geeft op onveranderde handhaving van de stedebouwkundige situatie ter plaatse. Het is natuurlijk altijd mogelijk dat er door een stedebouwkundige maatregel een bepaalde vermindering van het uitzicht plaatsvindt. Men was bij de aankoop misschien wel erg blij met het uitzicht, maar men kon er niet op rekenen dat dat altijd zo zou blijven. Die vermindering van het uitzicht betekent, zoals ik al heb gezegd, niet veel, gezien het feit dat er een woning en een hok stonden waarop men het uitzicht had. Op het erf van de buren kan men trouwens weinig recht laten gelden wat betreft het uitzicht. Dit wat de materiële kant van de zaak betreft. Wat de formele kant van de zaak betreft het volgende. Het gaat hier om een legalisering achteraf. Daarover is hier het een en ander gezegd en ik heb begrepen dat men daar niet veel goede woorden voor heeft. Het gaat natuurlijk om een noodmaatregel, maar zoiets komt wel vaker voor. De Raadsadvies- commissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften heeft wel vaker geadviseerd om bepaalde dingen, die op zich zelf materieel gezien toelaatbaar waren, achteraf te legaliseren. Dat doet de commissie in dit ge val ook. Ik geloof niet dat met een dergelijke wetstoepassing enige regel wordt overtredenWanneer er materieel gezien geen overwegende bezwaren zijn, lijkt het mij dus toe dat er tegen een achteraf lega liseren niet zoveel bezwaar is. Bij deze legalisering achteraf moeten wij ook bedenken dat de overheid hier zelf bepaald niet vrij uit gaat; dat is hier ook al opgemerkt. De gemeente heeft de heer Veenstra min of meer toch wel bege leid op zijn pad dat voerde naar deze situatie. Ik zou het zeer bedenkelijk vinden als de heer Veenstra door de gemeente in de kou werd gezet. De heer Veenstra die aanvankelijk begon te bouwen kreeg, na herhaalde klachten van de naastliggende bewoners (de familie Brouwer), gemeente-ambtenaren op zijn dak die niets gedaan hebben. De gemeente heeft geen maatregelen genomen om de bouw te stoppen, men heeft alles rustig door laten gaan. Men heeft de heer Veenstra zelfs geadviseerd om een bouwver gunning aan te vragen, waaruit een eenvoudig man als de heer Veenstra mag concluderen dat de zaak dan wel goed komt. Er worden nu plotseling allerlei bezwaren tegen het een en ander gemaakt. De oor zaak daarvan begrijp ik wel, want de familie Brouwer is natuurlijk wat in haar kuif gepikt door deze gang van zaken. Maar ik herhaal, de overheid gaat hier zelf bepaald niet vrijuit. Mag deze overheid de heer Veenstra nu in de kou laten staan? Dat lijkt mij toch wel een beetje moeilijk. Ik wil nu nog ingaan op de door de sprekers gemaakte opmerkingen. De heer Pruiksma heeft gewe zen op de nalatigheid van ambtenaren die tot deze situatie heeft geleid. Ik ga daarin geheel mee met de heer Pruiksma, maar onze conclusies lopen uiteen. De heer Bijkersma heeft de bezwaren die hij in de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften heeft geuit hier ook nog eens uitvoerig uit eengezet. Hij zegt dat er fouten zijn gemaakt. Ja, die zijn inderdaad gemaakt. De heer Bijkersma zegt dat hij legaliseren achteraf toch maar een rare zaak vindt. Daarop zeg ik, sprekende namens wat ik nu maar de meerderheid van de commissie zal noemen, dat legaliseren achteraf op zich zelf niet een rare zaak is, want dat komt wel meer voor. In dit geval, waar de gemeente zelf iemand gebracht heeft op een pad dat tot deze situatie heeft geleid, zou ik zeggen dat de fouten die van de kant van de gemeen te zijn gemaakt eerder moeten leiden tot legaliseren - dat willen b. en w. dus ook - dan tot een tegen gestelde beslissing. Er is ook nog gesproken over een terugverwijzing van deze zaak naar een voltallige commissie. Wij waren destijds in de commissie met vier leden in plaats van met vijf leden. Ik laat het aan de voorzitter over wat hij wil doen, want het is niet aan mij om daarover een uitspraak te doen. Men zal echter wel hebben begrepen dat ik geen behoefte heb aan een terugverwijzing naar de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften. De Voorzitter: Ik wil er voor wat betreft de terugverwijzing van deze zaak naar de voltallige Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften op wijzen dat de meningsvorming en de vast stelling van het advies geheel binnen de kaders van het commissiewerk hebben plaatsgevonden. Tegen over de commissie zou het hoogst onelegant zijn om deze zaak weer terug te verwijzen voor nieuw be raad. Er is door de commissie een advies uitgebracht, waarna het college een raadsbrief heeft geconci pieerd die naar de raad is gegaan. De heer Bijkersma: Ik heb wel een aantal antwoorden gekregen, maar ik ben niet op alle punten beantwoord. Er is gezegd dat legalisering achteraf wel degelijk kan plaatsvinden. Welnu, dat onderken ik ook wel, maar volgens mij eist legalisering achteraf een volledige heroverweging. Volgens mij is die volledige heroverweging niet geschied. Ik spreek dat niet alleen uit op grond van hetgeen in de com missie naar voren is gebracht, maar ook naar aanleiding van het concept-besluit van b. en w. waaraan het college naar mijn gevoel plotseling de zinsnede heeft toegevoegd dat de belangen van de familie Veenstra moeten prevaleren. Die overweging heeft het college gebruikt bij deze zaak, maar die is niet in de commissie naar voren gekomen. Ik vermag niet te bekijken waarom het college de bezwaren van de een zwaarder heeft laten wegen dan die van de ander, want die zijn niet op tafel gekomen. Ik vind dat er van onzorgvuldigheid sprake is en daarom zeg ik dat het bij legalisering achteraf juist door deze handelwijze aan zorgvuldigheid ontbreekt. Volgens mij maken wij nu wederom een fout; de zoveelste fout in deze zaak. Het gaat mij er daar bij helemaal niet om dat iemand benadeeld moet worden. Er zouden natuurlijk bestandere wegen zijn voor het college en de gemeenteraad om deze zaak recht te trekken. Een en ander hoeft helemaal niet op het hoofd van de familie A of op dat van de familie B terecht te komen. Er is duidelijk onderkend dat er in deze kwestie door het gemeentebestuur - ik wil niet in een bepaalde richting wijzen, want ik zeg dit in zijn algemeenheid - fouten zijn gemaakt. Die fouten zijn gemaakt en die mogen niet op ander mans hoofd, of dat nu de familie A of de familie B is, terechtkomen. Wij zullen die fouten hier moeten herstellen. Wij moeten nu niet de wet naar onze hand zetten en zeggen dat hetgeen nu aan de orde is volgens de regels wel kan en dat de situatie maar zo moet blijven, want dat vind ik nu juist onzorgvul dig, mijnheer de voorzitter. Ik heb al gezegd dat wij bij overheidsbeslissingen uiterste zorgvuldigheid in acht dienen te nemen. Als veel mensen zeggen dat er fout is gehandeld, dan wil ik het college adviseren het voorstel terug te nemen, het op een andere wijze te bekijken en zorgvuldiger te handelen. Als deze raad namelijk tot een beslissing komt zoals het college dat wenst, dan gaan wij wederom goed de fout in. Mevrouw Van der Werf: Ik wil een korte opmerking maken. Ik wil vooropstellen dat mijn fractie ak koord gaat met het voorstel op basis van de argumenten zoals die in de raadsbrief staan genoemd en op basis van hetgeen de heer Rommerts in het eerste deel van zijn argumentatie heeft verwoord. Met liet tweede deel van de argumentatie van de heer Rommerts zijn wij veel minder gelukkig. Ik ben het met die argumentatie bepaald niet eens. Het lijkt er op en het zou er op neer kunnen komen dat degene, die bezwaar aantekent tegen besluiten van de gemeente waarbij bepaalde onjuiste procedures hebben plaatsgevonden, per definitie aan het kortste eind trekt. De argumentatie van de heer Rommerts komt er namelijk op neer dat men, wanneer de gemeente fouten heeft gemaakt, daar niet meer op terug kan komen. Als je die redenering volgt kan er in feite geen rechtsgang meer plaatsvinden en dan is het ook zinloos om daar beroep tegen aan te tekenen. Ik stel prijs op aantekening dat wij bepaald niet op basis van dat argument akkoord gaan met het voorstel zoals dat hier ligt, maar op basis van de meer materiële overwegingen zoals de heer Rommerts die naar voren heeft gebracht. De heer Dubbelboer: De kleinst mogelijke minderheid van de VVD-fractie wenst graag aantekening voor het collegebesluit te hebben gestemd. De heer Rommerts: De heer Bijkersma heeft gezegd dat b. en w. geen inzicht hebben gegeven in de manier waarop zij zijn gekomen tot de afweging dat de belangen van de heer Veenstra zwaarder moeten wegen dan die van de heer Brouwer. Het is eigenlijk niet aan mij om dit stuk van b. en w. te verdedigen. Bovendien heb ik het zelf niet eens gekregen. Ik heb alleen gehoord dat er een zin aan ons advies is toegevoegd. Tegen die toevoeging heb ik overigens geen bezwaren. De afweging is, zoals men wel begrepen heeft, geheel de mijne. Wat b. en w. daarbij aan argumenten in hun boezem hebben la ten omgaan weet ik natuurlijk niet en dat kan ik dan ook niet vertellen. Mevrouw Van der Werf heeft onder meer een opmerking gemaakt over het tweede deel van mijn ar gumentatie. Naar ik heb begrepen bedoelt zij dat, wanneer de gemeente iemand op een fout pad helpt, dat nog niet inhoudt dat wij de gemeente moeten dekken, omdat er altijd een ander is die dan ongelijk krijgt. Mevrouw Van der Werf heeft daarin gelijk; men moet zich steeds afvragen waar de grootste on billijkheid zit. Als men de gemeentelijke fouten dekt en de heer Veenstra zijn bouwsel laat houden, dan benadeelt men inderdaad daarmee enigszins de familie Brouwer. Ik heb al gezegd dat de afweging van de beide benadelingen, waarop mevrouw Van der Werf doelt, zo is dat de heer Veenstra zwaarder benadeeld zou worden dan de heer Brouwer nu benadeeld wordt. Ik hoop dat ik het een en ander enigs zins duidelijk heb kunnen maken.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 5