Ik heb reeds gezegd dat wij deze aankoop onder de 80%-regeling van dit jaar moeten brengen, om dat dat anders niet meer kan. In dat kader was het nodig dat wij de plannen voor de vakantie inlever den. Ik heb toen gezegd dat ik, omdat wij de plannen nog niet in de raad hadden behandeld, achteraf zou melden of de raad daar wel of niet mee akkoord is gegaan. De behandeling kan nu niet meer worden uitgesteld. Wij hebben de plannen ingediend op basis van de verantwoordelijkheid die het college heeft om te anticiperen op de te verwachten ontwikkelingen. Ik durf de stelling aan dat er geen sprake van zal zijn dat wij volgend jaar het een en ander onder de 80%-regeling kunnen brengen. Wat dat betreft staat de raad dus voor het blok. De heer Sterk: Nog een korte reactie mijnerzijds, mijnheer de voorzitter. De heer Geerts heeft een aantal nieuwe feiten vermeld voor wat betreft de renteverliezen met betrekking tot Camminghabu- ren. Ik ben het met hem eens dat wij, wanneer wij nu deze zaak niet aanpakken, in een later stadium niet de gelegenheid hebben die nog een keer op papier te krijgen. Ik heb het idee dat onze fractie niet tegen dit voorstel zal stemmen. Mevrouw Visscher—Bouwer: De wethouder zegt dat de stedebouwkundige voorwaarden voorgelegd zullen worden aan de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening. Het lijkt mij heel zinnig dat eerst de randvoorwaarden worden vastgesteld en dat daarna het plan wordt gemaakt. Wij weten namelijk uit er varing dat deze dingen moeilijk zijn terug te draaien als ze eenmaal op papier staan. Het lijkt mij ook dat er zinniger gewerkt kan worden wanneer eerst de randvoorwaarden worden vastgesteld en daarna het plan wordt gemaakt. De heer Niemeijer: Ik heb duidelijk moeite met datgene wat de wethouder heeft gezegd. Waar wij hier mee bezig zijn doorkruist zeer nadrukkelijk het volkshuisvestingsbeleid dat wij met zijn allen aan het formuleren zijn. Wat hier gebeurt gaat toch wel heel plotseling en heel erg ad hoe. Ik begrijp wel een beetje waardoor dat komt en wat dat betreft worden wij eigenlijk geplaatst voor het stemmen over en het uitspreken van een keuze over dingen die men als zodanig niet kan overzien. Ook het financiële plaatje blijft op dit moment voor onze fractie onduidelijk. Het niet verlenen van een extra contingent van 160 woningen brengt ons tot de conclusie - ik kan het niet anders zien - dat je dan uitdrukkelijk bezig bent het ene gat met het andere gat te dempen. Ik heb wat dat betreft niet alleen Camminghabu- ren genoemd, maar ook het Lijempf-terreinIk heb geen concrete cijfers, maar ik kan mij nauwelijks anders voorstellen - ik durf het nog wel harder te stellen - dan dat de renteverliezen die wij daar lijden nog zwaarder zijn dan de verliezen die wij op dit gebied kunnen lijden. Eigenlijk mag men van ons als raad op dit moment niet vragen om daarover een beslissing te nemen. Ik kan die beslissing niet nemen. Ik heb aan de wethouder gevraagd waarom die beslissing nu moet worden genomen. Het gaat hier om een plotseling financiële ontwikkeling die ons tot dit voorstel noopt en het gaat niet om een volkshuisves tingsbeslissing. Ik wil de wethouder vragen om het beleid ter zake in de commissie duidelijk zichtbaar te maken, zowel qua financiën als qua volkshuisvesting. Als dat zinvol is dan wil ik graag positief rea geren. Nu kan ik niet positief reageren, dus zeg ik dat onze fractie op basis van gebrek aan informatie niet met het voorstel mee kan gaan. Mevrouw De Jong: Ik heb, na de argumenten van de wethouder gehoord hebbende, ook duidelijk moeite met dit voorstel. De heer Niemeijer heeft al gezegd dat door deze gang van zaken het volks huisvestingsbeleid wordt doorkruist. De wethouder heeft gezegd dat de kans op extra renteverlies duide lijk aanwezig is en daar ben ik, zeker in een tijd waarin de gemeente de touwtjes aan elkaar moet zien te knopen, bijzonder huiverig voor. Bovendien vind ik de term "de h.i.d. staat niet afwijzend tegen over een extra contingent" te zwak om steun te geven aan het voorstel. Ik zal dan ook tegen het voor stel stemmen. Mevrouw Brandenburg—SjoerdsmaWij besluiten toch alleen om aan te kopen? Daar zit natuurlijk wel een heleboel aan vast, maar dat horen wij dan nog wel eens. De heer Geerts (weth.): Wij besluiten inderdaad alleen om aan te kopen. Maar wij moeten daar wel impliciet bij zeggen dat wij deze aankoop onder de 80%-regeling willen brengen. Daarvoor is het nodig dat men een woonbestemming aan het gebied geeft, want dat is een van de onderdelen van de 80%-re geling. Zou je dat niet doen, dan wordt het verlies op dit gebied veel te groot. Je moet heel eerlijk concluderen dat je hier het formele besluit neemt om aan te kopen, maar dat je ook impliciet het besluit neemt om in dit gebied woningbouw te realiseren. Ik heb zonet al verteld dat ik niet meer zekerheid te bieden heb dan datgene wat ik al heb gezegd. In de daarvoor bestemde commissies heb ik zowel het ste debouwkundige plaatje als het financiële plaatje zo goed als ik die ken laten zien. Ik heb wat dat be treft niet meer te bieden op korte termijn. Het college heeft gemeend op de door mij geschetste wijze alert te moeten reageren. Er was plotseling kans om deze aankoop via de 80%-regeling gerealiseerd te krijgen. Daarvoor moest op zeer korte termijn erg veel werk worden gedaan. Het college heeft gemeend dat werk te moeten laten doen. Ik besef dat beslissen enige durf vraagt. Het college vraagt echter aan de raad een beslissing te ne men De Voorzitter: Ik breng dan nu de voorstellen van b. en w. in stemming. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. met aantekening dat de fracties van PAL en D'66 wensen te worden geacht tegen te hebben gestemd en met inachtneming van de toezeg ging van de wethouder. Punten 8 en 9 (bijlagen nrs. 337 en 336). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 10 (bijlage nr. 347). De Voorzitter: Dit punt luidt: Voorbereidingsbesluit ex artikel 21 van de Wet op de ruimtelijke or dening voor het plantsoen aan de Goudsbloemstraat te Leeuwarden alsmede voor het perceel Brédyk 40 te Wytgaard. De heer Niemeijer: Ik had liever niet gereageerd, maar ik denk dat het toch wel zinvol is dat wij met zijn allen beseffen waar wij hier mee bezig zijn. Het betreft hier het voorbereidingsbesluit ex arti kel 21 van de Wet op de ruimtelijke ordening voor het plantsoen aan de Goudsbloemstraat. Bij het lezen van de raadsbrief ben je al gauw geneigd om met het voorstel akkoord te gaan: het beroep is verworpen, het voorbereidingsbesluit is vervallen en wij moeten dan maar vlug even een nieuw voorbereidingsbesluit nemen. Volgens mij ligt de zaak iets minder simpelWat hier gaande is, is al jaren gaande. Inhoudelijk is de kwestie simpel, het gaat om een speelterreintje, maar dat dreigt nog jaren niet door te zullen gaan. Het beroep is alleen maar verworpen omdat een aantal zaken bij onze gemeente heeft gesloerd. De procedures moeten opnieuw worden aangepakt en zoals het nu lijkt zal er weer een bezwaarschrift worden ingediend en weer beroep worden ingesteld. Een en ander zal wel weer de nodige jaren kosten. Het is stomvervelend, maar dit soort dingen gebeuren, ook binnen ons gemeentelijk apparaat. Ik heb er helemaal geen behoefte aan om hierover zo moeilijk te doen. Waar je alleen moeilijk over kunt gaan doen is het feit waarom nu niet eens een keer ruiterlijk wordt toegegeven dat de zaak bij ons hardstikke fout is gegaan en dat wij het anders hadden moeten doen. Door dit niet te doen kom je volgens mij als gemeentelijke overheid niet geloofwaardig over. Ik denk dat wij juist toegankelijker, herkenbaarder en eerlijker naar buiten toe moeten zijn. Nu is er wat wrevel en vraagt men zich af wat er dan wel fout is gegaan. Ik heb zelf de nodige telefoontjes gepleegd om er achter te komen en om te begrijpen hoe deze zaak ongeveer in elkaar zit. Ik heb geen behoefte om dat uit te diepen, maar ik wil het een en ander gewoon even zeggen. De heer Geerts (weth.): Ik wil vanavond graag opereren als de grote foutentoegever, mijnheer de voorzitter. De procedure van het voorbereidingsbesluit is volstrekt foutloos gegaan. Tegen dit besluit is echter bezwaar ingediend. Die behandelingsprocedure duurde op een gegeven ogenblik zo lang dat, maar dat staat op zichzelf, het voorbereidingsbesluit verviel. Daarnaast speelt de kwestie van de bouwvergunning. Binnen het gemeentelijk apparaat is enige dis cussie geweest over de vraag of in dit geval wel of geen bouwvergunning noodzakelijk is. Die vraag is niet zo verwonderlijk, want ik wil de raad eraan herinneren dat het vroeger niet gebruikelijk was dat er voor dit soort zaken een bouwvergunning werd aangevraagd. Degene die formeel een aanvraag voor een bouwvergunning moest indienen ging daar ook vanuit. Toen is, dat is gewoon waar, het een en ander een tijdje blijven liggen en is er niet voldoende controle op uitgeoefend. Maar dat is ook verklaarbaar gezien het feit dat er een beroepsprocedure tegen het voorbereidingsbesluit liep. Het voorgaande heb ik ook gezegd in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening en ik heb daar ook niets verbloemd. Ik heb in de commissie precies hetzelfde antwoord gegeven dan ik nu gegeven heb. De heer Niemeijer heeft niet gelijk als hij zegt dat wij om deze zaak heen zitten te praten of woorden van gelijke strekking. Ik heb zojuist beschreven wat er aan de hand is geweest en ik wil geen enkele poging doen om daar iets anders van te zeggen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 8