6
De Voorzitter: De motie is voldoende ondersteund en maakt thans deel uit van de beraadslagingen.
Mevrouw Brandenburg-Sjoerdsma: Het is niet zinnig om uitgebreid in te gaan op het verhaal van de
heer Siemonsma. Het verschil van opvatting heeft namelijk geen betrekking op de inhoud van de demon
stratie op zich, maar op de vraag wat de taak is van de gemeenteraad. Ik heb duidelijk uiteengezet hoe
de PvdA tegenover de demonstratie staat. De PvdA is mede-organisator en wij vinden dat het op dit mo
ment haar taak is om de ideeën verder uit te dragen. Ik wil er nog op wijzen dat de motie die de heer
Siemonsma ons in herinnering roept voor het allergrootste deel ging over zaken die te maken hadden met
de gemeente Leeuwarden. Het grondgebied van de gemeente Leeuwarden was daarbij in het geding.
Mevrouw De Jong: Ik hoef niet zoveel te betogen en te beweren. Ik ben en blijf van mening dat het
beleid van de gemeente er op gericht kan en, gezien de omstandigheden, moet zijn om alle steun te be
tuigen daar waar het mogelijk is, zelfs als het niet helemaal op haar bestuursweg ligt, om te komen tot
een kernwapenvrij Europa. Het zal u dan ook niets verbazen dat ik van harte de door de heer Siemonsma
ingediende motie ondersteun.
Mevrouw Vlietstra: Ik wil graag een stemverklaring afleggen. Ik zal de motie van PAL wel steunen.
Wij hebben als raad gekozen voor een actieve opstelling inzake de kernwapenproblematiek. Wij hebben
dat neergelegd in twee moties. In het verlengde van de keus voor een actieve opstelling ligt volgens mij
ook het opwekken tot deelname aan de grote demonstratie in Den Haag. Juist op dit moment, na de
laatste discussies over genoemde problematiek in de Tweede Kamer, is een actieve opstelling meer dan
ooit noodzakelijk. Ik zal de motie van PAL dus steunen.
De Voorzitter: Mijn beantwoording kan kort zijn, omdat de discussie zich meer heeft afgespeeld
tussen de leden van de gemeenteraad. Ik heb daar uit de aard der zaak weinig of niets aan toe te voe-
gen.
Ik wil alleen even onderlijnen wat mevrouw Brandenburg in tweede instantie gezegd heeft, name
lijk dat de motie die bij een eerdere gelegenheid door deze raad is aangenomen een wezenlijk andere
inhoud had en wel heel degelijk geacht moet worden de huishouding/de bestuurlijke taak van de ge
meente Leeuwarden te betreffen. In die motie ging het om maatregelen die al of niet genomen zouden
moeten worden om plaatsing van kernraketten op dit grondgebied tegen te gaan. (De heer Siemonsma:
Wij hebben toen ook een discussie gehad over de vraag of het hier wel of niet om een bestuurstaak van
de gemeente gaat. Ik meen mij te herinneren dat wij toen tot twee keer toe, inclusief de PvdA-fractie,
gezegd hebben dat het hier wel om een bestuurstaak van de gemeente gaat. Wij hebben ons de vorige
keer in algemene bewoordingen uitgesproken - dat is toen ook in de motie verwoord die mede was opge
steld door de PvdA-fractie - in die zin dat wij een actieve rol moeten spelen in het verzet tegen de
kruisraketten. Dat daaruit een aantal andere besluiten op dat moment volgde, spreekt vanzelf. Maar de
algemene overweging kan niet gediskwalificeerd worden ten aanzien van de vredesdemonstratie van za
terdag a.s. Als zodanig meen ik dat de raad kennelijk bij tijden een andere opvatting heeft over wat
wel of niet als een bestuurstaak in dezen moet worden gezien.)
Ik rneen bij mijn verwijzing te moeten blijven. Het is ook niet aan mij om de interpretaties van de
raad nog een keer te gaan bediscussiëren. Er is een heel duidelijk woord en weerwoord geweest. Ik heb
daarbij verwezen naar de woorden van mevrouw Brandenburg. Bovendien heb ik het gehad over een in
houdelijk verschil. Niettemin heeft de raad alle gelegenheid om zijn gevoelens tot uitdrukking te bren
gen via de stemming. Daarbij is eerst aan de orde de stemming over de door de heer Siemonsma inge
diende motie.
De motie van de heer Siemonsma en mevrouw Van der Werf wordt verworpen met 31 tegen 6 stemmen.
(Voor de motie stemmen van de fractie van de PvdA mevrouw Vlietstra alsmede de leden van de fracties
van PAL en D'66.)
Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat de fracties van PAL
en D'66 wensen te worden geacht tegen te hebben gestemd.
Sub E en F.
Het verzoek en de brief worden in handen gesteld van b. en w. om preadvies.
7
Sub G.
De Voorzitter: Dit punt luidt: Brief van 15 september 1983 van het wijkcomité Achter de Hoven-
Vegeiin inzake het pand Fribourg gelegen aan Achter de Hoven.
De heer Timmermans: Onze fractie heeft geen moeite met het voorstel van het college om met be
trekking tot het pand Fribourg een preadvies te doen opstelien. Het gaat hier om een kwestie die nu al
vijf jaar sleept zonder dat er duidelijk iets gebeurt. Wij willen er daarom bij het college op aandringen
deze kwestie met voortvarendheid en zo mogelijk ook met wat meer gezag aan te pakken.
De heer Geerts (weth.): Wij zullen deze zaak met voortvarendheid en gezag aanpakken, mijnheer
de voorzitter.
De brief wordt in handen gesteld van b. en w. om preadvies.
Sub H.
De Voorzitter: Dit punt luidt: Brief van 3 oktober 1983 van medewerkers bij de Leeuwarder Mane
ge, de Kinderboerderij en het Natuur Educatief Centrum met het verzoek om de installatie van een on
afhankelijke commissie van onderzoek.
Mevrouw Van der WerfBij schriftelijke vragen van september jl. hebben wij het college in feite
dezelfde vraag voorgelegd als nu een twaalftal medewerkers van de Leeuwarder Manege, de Kinder
boerderij en het Natuur Educatief Centrum doet, namelijk de vraag om een onafhankelijke en onpartij
dige commissie in te stellen die de gerezen problemen met betrekking tot de Leeuwarder Manege onder
zoekt. Het verbaast ons dat het college in antwoord op onze vragen op 4 oktober jl. stelt de instelling
van een dergelijke onafhankelijke club niet opportuun te achten, met andere woorden niet nodig te
achten en dat het nu de onder punt H van de mededelingen genoemde brief voor preadvies aanhoudt. Ik
wil daar graag een antwoord op. Betekent dat dat het college ondertussen anders over de problemen
denkt? Er staat namelijk in het antwoord op onze vragen dat het college de instelling van een "club van
onafhankelijke wijze mensen" niet opportuun acht. Vindt het college dat nog steeds? Mij dunkt dat b.
en w. in dat geval het een en ander ook aan de briefschrijvers kenbaar moeten maken, zodat die wat
dat betreft in ieder geval weten waar ze aan toe zijn.
Het zal overigens duidelijk zijn dat wij het bepaald niet met het college eens zijn als het stelt de
instelling van een dergelijke onafhankelijke commissie niet opportuun te achten. Niet alleen de proble
men rond financiële tekorten, maar ook onder anderen de problemen rond het beheer en rond de wijze
waarop het personeelsbeleid wordt gevoerd, zijn de laatste maanden in de pers nogal pijnlijk breed uit
gemeten. Ik wil helemaal niet met een beschuldigende vinger gaan wijzen - ik acht mij daar op dit mo
ment zeker op basis van de nu beschikbare informatie ook niet toe in staat -, maar wat wel duidelijk
wordt is dat het huidige stichtingsbestuur, ongeacht zijn kwaliteiten, daar partij in is. Uit verschillende
publicaties en ook uit de vele mondelinge reacties die wij gehoord hebben blijkt dat er sprake is van
botsende opvattingen tussen medewerkers en vrijwilligers en het bestuur, dat er nogal kritiek is - dat is
dan zacht uitgedrukt - op het personeelsbeleid, dat er veelvuldige ontslagen zijn gevallen en dergelij
ke. Het is bepaald niet mals wat er over en weer wordt beweerd en dat is in ieder geval iets waar wij
niet zonder meer aan voorbij kunnen gaan. Het college stelt zich in antwoord op onze vragen op het
standpunt dat het beleid ten aanzien van de manege een verantwoordelijkheid is van het bestuur. Ver
volgens stellen b. en w. echter dat de gemeente daarbij wel direct betrokken raakt op het moment dat
het gevoerde beleid aantoonbaar zou leiden tot financiële problemen. Ons inziens moet het onderzoek
van de onafhankelijke commissie daar nu juist zicht op verschaffen en op de vraag in hoeverre de finan
ciële problemen ook het gevolg zijn van het gevoerde bestuursbeleid. Nogmaals, wij kunnen toch niet
voorbijgaan aan al die verhalen van de zijde van het personeel?
Ik wil het college daarom met klem verzoeken de onafhankelijkheid van deze commissie nog eens
opnieuw in overweging te nemen als het zich beraadt op het hier aangekondigde preadvies, zeker ouk
gezien de uitspraken van wethouder De Vries in een krantenpublicatie van 13 september jl. over het
huidige stichtingsbestuur. Ik citeer: "Het zijn hardstikke flinke en energieke mensen. Ik weiger iedere
kritiek in die richting te accepteren. Ze stonden voor een moeilijke klus die ze met enorme inzer heb
ben aangepakt." Ik kan mij voorstellen dat een groep medewerkers, die barst van de kritiek op het door
het bestuur gevoerde beleid, op het moment dat er een commissie van bestuursleden, ambtenaren en bui
tenstaanders onderzoek gaat doen naar de aard van de financiële en organisatorische problemen en naar