Ten aanzien van de belangrijkheid van de coördinator is er sprake van onderwijskundige en bestuur lijke aspecten. De omvang en het specifieke karakter van Leeuwarden zijn nogal groot en bijzonder. Er is een ontzettend stuk deskundigheid binnen de SAD, die gegarandeerd dient te zijn binnen het GCO. Als men dan weet dat in eerdere besprekingen diverse malen door de directeur van het GCO is gezegd: jullie werken verkeerd, het moet anders, dan kan ik mij voorstellen dat er vrees ontstaat wanneer de multidisciplinaire werkwijze die op het ogenblik bij de SAD wordt toegepast moet veranderen in een schoolbegeleiding door middel van een schoolbegeleider, een handelsreiziger in didactische problemen. Datgene wat is ingewilligd vinden wij niet voldoende. Wat betreft de financiën zegt de wethouder dat de coördinator in het basispakket komt. Ja, hij komt inderdaad in het basispakket en na het einde van de overgangsperiode van drie tot vijf jaar zal de bekostiging van de coördinator in het basispakket blijven. Als men echter datgene wat zwart op wit staat goed leest dan staat erbij: mits de bijdragen van de gemeenten dat zullen toelaten. Over de bij dragen van de gemeenten zijn vanavond al enkele gissingen gedaan. De zekerheid dat de coördinator niet als directielid wordt aangesteld, maakt het opnemen van de functie van coördinator binnen het basispakket eigenlijk niet mogelijk. In de raadsbrief staat duidelijk dat deze functie persoonsgebonden is, dat wil zeggen beperkt tot de huidige directieleden. Nu wij het enige nog echt functionerende directielid aanstellen op de afdeling Onderwijs, komt daarvoor niemand meer in aanmerking. Dit betekent dat een pedagoog/psycholoog de specifieke taak van coördinator uit zal moeten voeren. Naast een extra zware dienstbelasting moet deze persoon dan ook nog eens andere werkzaamheden verrichten waardoor de dienstverlening nogal wordt aangetast. Toen er een vraag ge steld werd over de vermindering van de dienstverlening deed een van de ambtenaren tot mijn verrassing en tot mijn vrees de uitspraak dat het best mogelijk is dat deze coördinator niet uit het SAD-personeel komt. Ik vraag mij dan af waar de garantie blijft voor de punten op grond waarvan wij juist zo graag de coördinator willen zien ingevoerd. De wethouder is ook nog ingegaan op de huisvestingsproblematiek. In de overgangsrapportage staat dat er een contract zal worden afgesloten voor drie jaar voor drie verdiepingen. In de begroting is als huur, na integratie, opgenomen een bedrag van 435.000,--. Die afspraak is veranderd in een garan tie voor vijf jaar voor twee verdiepingen tegen een huurprijs van 330.000,--. Een eenvoudige reken som leert ons dat er op jaarbasis een tekort ontstaat van ongeveer één ton, mits er een huurder kan wor den gevonden voor de vrijkomende verdieping. Bovendien gaat het college er vanuit dat de afslanking zo snel wordt doorgevoerd dat de SAD al op zeer korte termijn aan veel minder ruimte behoefte heeft. Het college voegt hier aan toe dat het GCO bereid is desgewenst daarna overleg te plegen over huur of koop. Dat vinden wij eigenlijk een te vrijblijvende toezegging om daaruit ook maar enige conclusie te trekken. Het college zal begrijpen dat wij vooralsnog niet overtuigd zijn dat er op langere termijn geen financiële nadelen zullen komen. De wethouder heeft toch ook weer even de constructie van de stuurgroepen opgevoerd. Hij zegt dat het werk moet gebeuren op het Kooperberghuis. Hoewel de directieven weliswaar van de directie van het GCO komen heeft de stuurgroep, mits die goed is samengesteld, toch wel een grote vrijheid. In ar tikel 3, lid b, van de doel- en taakstelling staat dat binnen het algemeen beleid van het GCO de stuurgroep als taak heeft het vaststellen van het eigen beleid en dit als advies voor te leggen aan het bestuur. Het gaat dus om een adviserende bevoegdheid. De motivatie om vanuit schoolbesturen en het uitvoerende onderwijsveld zitting te nemen in zo'n stuurgroep wordt zeer gering geacht na de ervaringen die b. en w. en de SAD met het bestuur en de directie van het GCO in de afgelopen jaren hebben op gedaan. Het komt er ten aanzien van het beleid uiteindelijk op neer dat b. en w. een contract, een begeleidingscontract, afsluiten, dat geen enkele zeggenschap geeft over de wijze waarop mede op kos ten van de gemeente beleid wordt gevoerd. Nogmaals, de stuurgroep Leeuwarden adviseert het GCO- bestuur, maar stelt het beleid niet vast. De besluitvorming ligt bij het bestuur van het GCO. Voorheen lag de bewijslast van foutief beleid bij de Bestuurscommissie voor de SAD. Ergo, als Leeuwarden komt met beleidsvoorstellen die niet worden gesteund door andere adviesorganen, dan gaan die voorstellen niet door. Over het personele aspect wil ik ook nog een opmerking maken. De wethouder heeft terecht gezegd dat hij datgene wat staat in de overgangsrapportage niet hard kan maken: geen andere ontslagen dan via natuurlijke afvloeiing. In een vergadering met het GCO heeft wethouder Heere al eens aangekondigd dat het stadium waarin zal worden overgegaan tot gedwongen ontslagen dichterbij komt. In het gehele onderwijsveld vinden ontslagen plaats. Ik denk daarom dat ook de schoolbegeleiding daaraan niet kan ontkomen, hoe graag wij ook zouden willen dat dat niet gebeurt in verband met de toenemende begelei- dingsvraag. 39 De heer Visser: Ik wil een paar korte opmerkingen maken en ik heb ook nog een vraag. Allereerst wil ik de wethouder een compliment maken voor het wegnemen van mogelijk verschil van mening over de waarde van het Exasispakket en het extra takenpakket. De wethouder is daar bijzonder duidelijk in geweest. Ik ben het wat dat betreft volledig met hem eens. Het takenpakket is gewoon een zaak van de gemeente Leeuwarden. De gemeenteraad bepaalt hoeveel geld jaarlijks beschikbxoar is voor dat pakket, aan de hand waarvan dat kan worden ingevuld. Het basispakket geldt voor alle deelnemende gemeenten en is voor iedereen gelijk. Op dat punt bestaat dus geen verschil van mening. De wethouder heeft in zijn beantwoording gezegd dat hij hoopte dat de toelichting die van hem ge vraagd werd bepalend zou zijn voor het stemgedrag van de raad. Ik moet u mededelen, mijnheer de voorzitter, dat er, gelet op ons fractieberaad, nog geen nieuwe gezichtspunten uit de beantwoording van de wethouder naar voren zijn gekomen. Ik zou de voorzitter willen verzoeken om schorsing toe te staan op een moment dat dat hem goeddunkt ten behoeve van nader fractieberaad. De Voorzitter: Het lijkt mij verstandig om na afloop van de tweede instantie, maar voor het ant woord van de wethouder, de vergadering te schorsen. Ik constateer dat de raad hiermee akkoord gaat. De heer De Beer: De heer Bron heeft al verschillende facetten genoemd waarop de wethouder wel uitgebreid is ingegaan, maar waarvoor hij geen oplossing heeft gegeven. Ik heb in eerste instantie ge sproken over de taak van de stuurgroep die uitsluitend adviserend is en dat is alleen maar bevestigd. Mijn opmerking over de taak, de functie en de plaats van de coördinator is ook bevestigd door de wethouder. Er is gesproken over de huisvesting. Ik heb dat punt in eerste instantie niet aangeroerd, omdat ik daarvan de financiële consequenties niet helemaal kon overzien. Hoewel het GCO desgewenst bereid is om op dit punt nader overleg te voeren - in de Commissie voor het Onderwijs ben ik hierop ook inge gaan - heb ik nog niet de zekerheid dat dat ook inderdaad gebeurt. Mijnheer de voorzitter, ook bestuurlijk verliezen wij onze invloed. Ik heb dat in eerste termijn ook al gezegd. In feite heb ik weinig nieuws gehoord. Het spijt mij voor het fantastische verhaal van de wethou der, maar alle punten die ik in eerste instantie heb genoemd staan nog recht overeind. Ik geloof niet dat de mening wat dat betreft totaal veranderd is. De heer Siemonsma: Ik heb ook geen nieuwe gezichtspunten in het betoog van de wethouder kunnen ontdekken. Of het moet de informatie zijn die hij ons heeft verstrekt omtrent een nieuwe functie die hij sinds kort bekleedt. Ik moet zeggen dat hij die functie nog niet als wapen heeft ingebracht, maar mis schien doet hij dat in tweede instantie. Ik wil de wethouder graag op voorhand zeggen dat ik die funk- tie een te wankele en incidentele basis vind om de bezwaren die zijn geuit weg te kunnen nemen. Een ander punt dat de wethouder heeft aangeroerd is dat de uitspraak in 1982 een belofte inhield. Ik denk dat het inderdaad een belofte was en als je in meer traditionele patronen denkt zou je moeten zeggen dat er sprake was van een soort ondertrouw. Misschien hadden wij op dat moment duidelijk moe ten maken dat er wel sprake was van ondertrouw, maar dat dat nog geen huwelijk betekent omdat tussen die twee fasen altijd nog wel het een en ander kan gebeuren. Feit is wel dat wij ons, nu de onderhan delingen zijn afgerond, te zamen met de veranderingen in de gemeenschappelijke regeling nu pas een goed oordeel kunnen vellen over alle aspecten van de integratie. Als zodanig hecht ik eraan te mogen vaststellen dat de raad de ruimte moet hebben om de belofte op een andere manier in te wisselen dan in sommige kringen aanvankelijk werd gedacht. Het laatste punt waarover ik een opmerking wil maken is de rijkssubsidie voor de onderwijsverzor ging. Wat dat betreft vind ik dat de wethouder nogal optimistisch is geweest. De heer Bron heeft hem daarover ook aangesproken. De rijksoverheid is de zorg die ze eerder heeft uitgesproken voor de onder wijsverzorging danig aan het verminderen. Dat blijkt al uit het verlagen van de bedragen van 132, naar 102,en naar 45,als maximum. Daar komt nog bij dat de verplichting is vervallen voor de gemeenten een zelfde bedrag bij te leggen als de rijksoverheid doet. In een eerdere versie van het wetsontwerp onderwijsverzorging was die verplichting wel opgenomen. Zorg voor de totale begeleiding en het verstrekken van een volledige rijkssubsidie voor de onderwijsbegeleiding zijn nooit de bedoeling geweest. In een laatste wetsontwerp onderwijsverzorging is de zorg van de lagere overheden voor de onderwijsverzorging ook nog eens weggenomen. Dat betekent natuurlijk dat, nu de gemeenten financi eel met de rug tegen de muur staan, er heel wat gemeenten kunnen zijn die verschillend denken over de mate waarin zij de onderwijsverzorging nog willen steunen. Als straks een flink aantal andere gemeen ten van opvatting is dat onderwijsverzorging een minder hoge prioriteit moet krijgen, dan betekent dat wel dat de overblijvende participanten die een groter pakket afnemen, zullen opdraaien voor meer

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 20