begrippen deeltijdarbeid en arbeidstijdverkorting niet verward moeten worden. Het is naar mijn inzicht
zo dat de betrokkene individueel kiest voor deeltijdarbeid; het is een vrije beslissing. Arbeidstijdver
korting betreft echter een collectieve maatregel. In het onderhavige geval gaat het over de categorie
nieuw personeel. Nu de bedoeling van het voorstel duidelijk is, kunnen wij ons afvragen of die bedoe
ling ook metterdaad geëffectueerd zal worden door toepassing van arbeidstijdverkorting in deze vorm. Ik
kan daarop geen bevestigend antwoord geven, ik betwijfel dat. Met het aanbieden van functies voor 35
of 36 uur zijn bij de gemeente nog geen ervaringen opgedaan. Voor functies van lager en middelbaar
niveau zal van de nieuwkomers op de arbeidsmarkt een reactie komen. Voor het hogere kader kan van
een schot in het duister worden gesproken. Een moeilijk punt lijkt mij de ongelijke behandeling van
twee groepen ambtenaren. Voor nieuwkomers wordt een relatieve achterstand geschapen. Een aantal ex
tern te vervullen vacatures zal in de komende jaren verhoudingsgewijs gering zijn. Qua omvang zal dit
dus in elk geval al een beperking zijn. Bovendien geeft het voorstel aan dat van de verwachting dat
niet werkenden door dit middel van arbeidstijdverkorting aan een baan zullen worden geholpen niet al
te hoog opgegeven moet worden. Wanneer een aantal opgespaarde uren in mindering van de betreffende
sector komt, zal er zelfs sprake zijn van een terugloop van werkgelegenheid binnen het gemeentelijk
apparaat als gevolg van de toepassing van deze vorm van arbeidstijdverkorting. Met andere woorden,
toepassing van arbeidstijdverkorting als instrument voor het scheppen van nieuwe banen schiet niet al
leen haar doel voorbij, maar loopt de kans zelfs een averechts effect te krijgen. Deze arbeidstijdver
korting zou voor het college echter wel een instrument kunnen worden - het college zal het dan ook
dankbaar aangrijpen - om langs geleidelijke weg aanpassingen met betrekking tot de personeelssterkte
van een sector door te voeren. Dit is een zaak die op zich overigens noodzakelijk is. Een troost bij dit
alles is dat het verlies aan arbeidsplaatsen er door beperkt kan blijven. Het zou interessant zijn dat door
het college de effecten van deze maatregel systematisch op een rij gezet zouden worden, zodat de be
perking van dit verlies aan arbeidsplaatsen ook nog eens gekwantificeerd wordt. Het voorstel heeft het
karakter van ad hoe reageren om de financiële problemen op te lossen. De vacatures die toevallig ont
staan worden voor minder uren ingevuld.
Ik heb nog een vraag. Misschien wil de wethouder die even noteren, gezien de ervaring van gister
avond. Het lijkt mij interessant na te gaan of er nog scholingsmogelijkheden komen voor de resterende 4
h 5 uur. Hoe denkt het college hierover?
Intussen begrijp ik wel dat de mogelijkheden voor de gemeente om arbeidstijdverkorting door te
voeren beperkt zijn. Daardoor heeft ook dit voorstel zijn beperkingen. Betekent dit nu dat tegen het
voorstel in deze vorm zodanig bezwaar is aan te voeren dat het mijn steun niet zal ontvangen? Zo ver
wil ik niet gaan. De toename van werkdruk op het zittend personeel zal redelijk binnen de perken blij
ven, als het gaat om 36 uur in plaats van 40 uur. Het in mindering brengen van uren op de taakstelling
van een bepaalde sector is een aangelegenheid die noodzakelijk is. Wanneer inderdaad het verlies aan
arbeidsplaatsen bij de gemeente beperkt kan blijven door deze vorm van arbeidstijdverkorting, is dat op
zich positief, hoewel de aanvankelijk beoogde doelstelling, namelijk herverdeling van arbeid, niet ge
haald zal worden.
Alles overwegend, zie ik geen redenen dit voorstel tegen te houden. Het heeft, om een politieke
term te gebruiken, mijn gedogende instemming.
De heer Dubbelboer heeft inmiddels de vergadering verlaten.
Mevrouw Vlietstra: Ik wil beginnen met een opwekkende kreet, namelijk: Verbeter de wereld en
begin bij je zelf. Daarmee wil ik aangeven dat onze fractie het belangrijk vindt dat door de gemeente
lijke overheden zelf een begin wordt gemaakt met het treffen van maatregelen op het zo langzamerhand
in brede kring erkende belang van deeltijdarbeid en arbeidstijdverkorting. Weliswaar zal een verder
doorgevoerde herverdeling van arbeid alleen mogelijk zijn als daarvoor vanuit de rijksoverheid aanzet
ten en mogelijkheden worden geboden, maar voor ons laat dat onverlet dat ook de gemeenten een eigen
verantwoordelijkheid hebben, zowel waar het gaat om het eigen personeel als waar het gaat om het
hebben van een voorbeeldfunctie naar instellingen en bedrijven in de buurt. Ik zou het college dan ook
een compliment willen maken voor het feit dat het nu met voorstellen komt. Mijns inziens zijn dat niet,
zoals door een aantal mensen wordt gesuggereerd, gelegenheidsvoorstellen, maar doordachte voorstel
len, die ook in diverse commissies goed doorgekauwd zijn.
In hoofdlijnen zijn wij het eens met de inhoud van de voorgestelde maatregelen. De bezwaren die
wij hadden tegen eerdere voorstellen zijn daarin grotendeels weggenomen. Ik denk daarbij aan de onge
lijke behandeling, die aanvankelijk werd voorgesteld, tussen mensen die solliciteren naar functies
waarvoor geen ervaring is vereist en mensen die solliciteren naar functies waarvoor dat wel het geval is.
Daarvan is het college - onzes inziens terecht - in het uiteindelijke voorstel afgestapt. Daarnaast zijn
47
wij tevreden over het voorstel om werknemers, die bij een werkweek van 35 of 36 uur onder het wette
lijk minimum loon terechtkomen, de mogelijkheid te bieden van een 40-uurs aanstelling. Tot zoverre
dus geen problemen.
Een aantal punten uit het voorstel roept bij ons vragen op en met één punt, waarop ik straks terug
kom, is een deel van mijn fractie minder gelukkig. Eerst de punten waarover wij opheldering willen
hebben. Om te beginnen is het ons niet duidelijk of het college een 35- dan wel een 36-urige werk
week ziet als een eerste stap, met de bedoeling om vervolgens verdere stappen te zetten in de richting
van een verdere verkorting van de werkweek, of als een eindpunt. Met name de op bladzijde 1 aange
geven argumenten om af te stappen van het aanbieden van 32 uurs banen - de argumenten die daarbij
worden gehanteerd zijn: het ontstaan van organisatorische problemen en het feit dat een en ander een
aantasting van de positie van Leeuwarden op de arbeidsmarkt zou kunnen betekenen - doen bij ons die
twijfels rijzen. Wij zouden hierover dan ook graag opheldering willen hebben. Op bladzijde 3 wordt de
opmerking geplaatst dat zich situaties kunnen voordoen waarin het vervullen van een vacature voor min
der dan 40 uren ongewenst of onmogelijk is. In die gevallen kan via de vacaturecommissie een gemoti
veerd ontheffingsverzoek worden ingediend. Wij vinden dat hiermee een ontsnappingsmogelijkheid wordt
gecreëerd. Uitgangspunt voor ons is dat in principe alle vacatures voor 35 of 36 uur worden aangeboden,
ook als het gaat om bijvoorbeeld hogere functies in het apparaat. Voorkomen moet worden dat hiervoor
uitzonderingen worden gemaakt op basis van argumenten als: organisatie van het werk, de positie van
Leeuwarden op de arbeidsmarkt en dergelijke. Als er wel een uitzondering moet worden gemaakt, dan
moet heel duidelijk zijn op basis waarvan dat gebeurt. Nergens uit de ter inzage gelegde stukken is ge
bleken dat er op dit punt criteria en procedures zijn ontwikkeld. Ik zou er dan ook bij het college op
willen aandringen daarmee haast te maken en nog voor de ingangsdatum van 1 januari 1984 een proce
dure vast te stellen, eventueel in overleg met de Commissie voor de Werkgelegenheid.
Dan kom ik bij het punt van de resturen. Voorgesteld wordt deze ter beschikking te stellen van de
vacaturecommissie. Mijn fractie heeft hierbij haar twijfels. Als ergens op een afdeling een vacature
ontstaat en vervolgens met minder uren wordt ingevuld, is het gevolg dat hetzelfde werk moet worden
gedaan door minder mensen. Dat kan enerzijds de morele druk leggen op mensen om niet zo snel elders
te solliciteren, zo zij daar de mogelijkheid voor zouden hebben, het kan er bovendien toe leiden dat
sneller geprobeerd zal worden ontheffing te verkrijgen. Ik neem aan dat deze problemen onder ogen
worden gezien en ik zou graag willen horen hoe het college hieraan denkt tegemoet te komen. Op
bladzijde 3 van de raadsbrief wordt ook voorgesteld om resturen, die niet binnen een jaar nadat ze be
schikbaar zijn gekomen ingevuld kunnen worden, eventueel in mindering te brengen op de personele
taakstelling, die de betreffende sector waar de uren vandaan komen zijn opgelegd. Mijn fractie vindt
dat daarmee heel voorzichtig moet worden omgesprongen en dat moet worden opgepast voor oneigenlijk
gebruik, namelijk bezuiniging op personeel, terwijl er misschien binnen die sector ook mogelijkheden
aanwezig zijn om op andere posten te bezuinigen. De maatregelen zijn onzes inziens toch in de eerste
plaats bedoeld, of moeten dat in ieder geval zijn, om nieuwe banen te creëren.
Dan kom ik aan mijn laatste punt, waartegen in elk geval een deel van mijn fractie bezwaar maakt,
dat vermeld staat op bladzijde 4 van de raadsbrief. Hierin wordt voorgesteld om interne kandidaten, die
een 40-urige baan hebben, bij sollicitaties naar een baan die in 35 of 36 uur kan worden vervuld, de
mogelijkheid te bieden een 40-urige baan te houden. De argumenten die daarbij worden genoemd zijn:
flexibiliteit en mobiliteit. Mooie woorden! Een deel van mijn fractie is echter bang dat daarmee het
toch al geringe effect van arbeidstijdverkorting nog geringer wordt. Bovendien zouden wij in dit kader
een onderscheid kunnen maken tussen gedwongen overplaatsing en vrijwillige functiewisseling. Wanneer
het namelijk zo is dat in het kader van herplaatsingsbeleid een ambtenaar met een baan van 40 uur
noodzakelijkerwijs overgeplaatst wordt naar een andere functie, dan vinden wij het logisch dat die per
soon recht houdt op een 40-urige werkweek. Solliciteert echter een ambtenaar uit vrije wil naar een
andere functie binnen dit apparaat, dan moet daarmee volgens ons het recht op een 40-urige baan ver
vallen. Hij of zij kiest zelf voor het solliciteren naar die andere functie en wij zien geen reden om in
dat geval zittend personeel te bevoordelen. Wat ik nu heb gezegd geldt voor een deel van mijn fractie,
een ander deel is geneigd om de argumenten van het college zwaarder te laten wegen.
Tenslotte zou ik nog datgene willen benadrukken waarmee de raadsbrief is begonnen, namelijk dat
deze maatregelen één kant van de medaille zijn. De andere kant is dat er actief bij het zittend perso
neel actie wordt ondernomen om meer in deeltijd te gaan werken. Er is aangekondigd dat er inmiddels
een enquête is gestart. Wij verwachten van het college dat er haast wordt gemaakt met het verdere uit
werken van de enquête en met het doen van voorstellen op basis van de resultaten daarvan.
Ik heb nog een vraag aan de VVD-fractie. Het is mij uit het verhaal van de heer Bijkersma niet
duidelijk geworden of de VVD voor of tegen het voorstel is. Eerst zegt hij dat de gemeente geen eigen
koers moet varen maar dat pas moet doen nadat centrale afspraken gemaakt of regelingen getroffen zijn,