Een ander aan de orde gesteld punt betreft de interne sollicitaties. In het collegevoorstel wordt
voorgesteld om interne sollicitanten de mogelijkheid te geven om in plaats van 36 uur de baan voor 40
uur te vervullen. De redenen hiervoor staan in wezen vermeld in de raadsbrief, maar ik zal proberen
hierbij nog een korte toelichting te geven. Wij hebben een herwaarderingsronde in het vooruitzicht
waarbij, gelet op het uitgangspunt "geen gedwongen ontslag" - een uitgangspunt dat wij hopelijk zo
lang mogelijk kunnen vasthouden -, een actief herplaatsingsbeleid moet worden gevoerd. Zo'n beleid
kan alleen worden gevoerd als er veel vacatures zijn. Er zou zelfs kunnen worden gesteld: hoe meer va
catures er zijn, hoe gemakkelijker een herplaatsingsbeleid kan worden gevoerd en hoe langer het uit
gangspunt "geen gedwongen ontslag" kan worden gehandhaafd. Uit ervaringen is namelijk gebleken dat
er op het moment dat een vacature intern wordt ingevuld vaak een hele kettingreactie van interne ver
schuivingen optreedt. Om die kettingreactie van interne verschuivingen gaat het ons in feite. Die ket
tingreactie willen wij namelijk niet afremmen, maar die willen wij juist op het huidige niveau handha
ven. Wij zijn er daarom ook niet voor om het eigen personeel niet de gelegenheid te geven om 40 uur te
blijven werken. Als die gelegenheid niet zou worden gegeven, loopt men het gevaar dat de potentiële
kettingreacties zullen afnemen en dat daardoor het aantal vacatures dat vrijkomt om een actief her
plaatsingsbeleid te voeren ook geringer wordt. Met andere woorden, daardoor wordt het voeren van een
actief herplaatsingsbeleid moeilijker en dat is toch niet de bedoeling van deze maatregel.
De heer Jansma heeft gevraagd of het nuttig is om de diensthoofden een voorkeur te laten uitspre
ken voor 36 uur dan wel 35 uur, omdat voor functies van 35 uur moeilijker een nieuwe werkplek te be
denken zou zijn. Ik denk dat dat op zichzelf niet juist is. Om de organisatorische problemen zo klein
mogelijk te houden, is er besloten het diensthoofd in eerste instantie te laten beslissen of hij, gelet op
zijn organisatorische problematiek, een nieuwe baan het beste voor 36 uur dan wel voor 35 uur kan aan
bieden, dat wil zeggen een ochtend of middag per week dan wel een uur per dag minder werken. Onzes
inziens is het beter een en ander niet van te voren dwingend op te leggen. Het ene diensthoofd kan mis
schien het beste met 36 uur uit de voeten, voor het andere diensthoofd is het misschien gemakkelijker
een baan voor 35 uur aan te bieden. Het probleem dat met vacatures van 35 uur moeilijker een nieuwe
werkplek te bedenken zou zijn, zie ik eigenlijk helemaal niet. Met die 35 uur wordt 5 uur gewonnen.
Die worden in de pot gestopt en die worden na verloop van tijd ingevuld, samen met alle overige uren
die zijn opgespaard. Er zou zelfs kunnen worden gezegd dat, naarmate er meer vacatures voor 35 uur
worden ingevuld, het uiteindelijke effect van deze maatregel groter is dan wanneer vacatures voor 36
uur worden ingevuld. Als vacatures voor 36 uur worden ingevuld, dan loop je 1:9, worden ze perma
nent ingevuld voor 35 uur, dan loop je 1:7.
De heer Buurman heeft gevraagd of er nog scholingsmogelijkheden zijn voor de resterende 4 of 5
uur. Ik moet eerlijk zeggen dat ik die vraag niet zo goed begrijp. Als hij met die vraag bedoelt of er
scholingsmogelijkheden zijn voor mensen die 35 of 36 uur werken, dan kan ik daarop volmondig ja ant
woorden. Als de heer Buurman met dit antwoord niet tevreden is, dan kan hij in tweede instantie zijn
vraag misschien nog even toelichten.
Zowel door de PAL-fractie als door de PvdA-fractie is aangedrongen op haast ten aanzien van het
beleid op het gebied van het zittend personeel. De enquête die wij hebben opgesteld is inmiddels de
deur uit. Over een maand zal een en ander wel binnen zijn en over anderhalve maand zullen wij na
kunnen gaan welke aanvullende maatregelen op dit terrein mogelijk zijn. Die haast wil ik wel toezeg
gen.
Nog een opmerking aan het adres van de PAL-fractie. Onderzoek zou hebben uitgewezen dat al
lerlei maatregelen bij andere gemeenten voornamelijk bij vrouwen terechtkomen. Ik denk dat dat met
deze maatregel uiteindelijk meevalt. Ik zie eigenlijk niet in waarom verhoudingsgewijs meer vrouwen
zouden solliciteren op banen voor 35 of 36 uur. Mocht dat overigens wel het geval zijn, dan zou het
vanuit het beleid om te stimuleren dat vrouwen meer een kans krijgen bij de gemeente helemaal nog niet
zo gek zijn. (De heer Siemonsma: Er is nog één punt waarop ik geen antwoord heb gekregen. Het be
treft het idee om de ingeleverde uren weer op de afdelingen te besteden voor nieuw beleid. Daarmee
zou kunnen worden voorkomen dat ik dit voorstel een ideologisch, leuk verpakt bezuinigingsinstrument
moet noemen. Deze ingeleverde uren moeten mijns inziens duidelijk worden bestemd voor een inhoude
lijk beleidsdoel en moeten niet op voorhand als schietschijf fungeren voor het terugbrengen van de per
soneelssterkte.) Ik heb gezegd dat de resturen die met dit voorstel worden verdiend niet in zijn alge
meenheid voor nieuw beleid moeten worden gereserveerd, want onder nieuw beleid kunnen bijvoorbeeld
ook materiële uitgaven worden verstaan. Ik denk dat voor nieuw beleid in ieder geval op het gebied van
personeel moet worden gereserveerd. Tevens heb ik gesteld dat er drie oorzaken zijn als gevolg waarvan
de werkdruk toeneemt. Ten eerste deze maatregel zelf, ten tweede externe omstandigheden - bijvoor
beeld de decentralisatie van rijksbeleid dat in wezen ook een stukje nieuw beleid is - en ten derde de
eigen beleidsprioriteiten die de raad of het college van b. en w. stellen. Mijns inziens gebeurt dus iri
feite hetgeen de heer Siemonsma graag wil.
53
De heer Bijkersma: Alvorens ik inga op de woorden van de wethouder, wil ik graag eerst de ondui
delijkheden die mevrouw VIietstra in mijn betoog heeft gesignaleerd proberen op te lossen. Zij vraagt
zich af wat de VVD wil; de VVD zegt aan de ene kant dat de gemeente geen eigen koers moet varen en
aan de andere kant dat men akkoord gaat mits het geen extra geld kost. Over die eigen koers heb ik ge
zegd: "Voor mijn fractie blijft de vraag of wij hierin als gemeente een eigen taak moeten hebben." Wij
vragen ons namelijk af of wij een en ander wel moeten doen als wij de financiële gevolgen van dit alles
niet kunnen overzien. Wij kunnen als gemeente namelijk vaak niet de financiële gevolgen van een be
paalde zaak overzien. Vandaar onze vraag en vandaar onze twijfel. Het is wel zo dat wij, ook al zou
die vraag blijven bestaan na de beantwoording door de wethouder, dan niet tegen dit voorstel zijn. Als
de wethouder echter zegt dat de financiële gevolgen negatief zullen zijn, dan zullen wij tegen stem
men. Zo wil ik het even duidelijk stellen.
De wethouder heeft gezegd dat dit voorstel een logisch uitvloeisel is van het collegeprogramma.
Dat heb ik ook al aangehaald, ik heb er alleen bij gezegd dat ik het wel een zwak afgietsel vind, maar
goed, ieder interpreteert het op zijn wijze. Tenslotte zitten wij niet in het college en zitten wij niet
over het voorstel te juichen. De heer Jansma vindt het eindprodukt dat nu voor ons ligt een compromis.
Hij zoekt er wat moois in, nou ja, hij en zijn fractie zijn tenslotte collegemedewerkers!
Het gemeentebestuur heeft een eigen verantwoordelijkheid, daar ben ik het helemaal mee eens.
Het is natuurlijk wel de vraag of men voorop moet lopen. Wij staan tenslotte niet alleen, een en ander
speelt ook in de gemeenten rondom ons en in de hele provincie Friesland. Ik denk dat het bijna niet mo
gelijk is een eigen koers te varen. Wij kunnen het voorstel echter wel aannemen, omdat de wethouder
zo duidelijk heeft gezegd dat het college van mening is dat het geen meerkosten met zich mee zal bren
gen. Ik begrijp best dat geen 100% garantie kan worden gegeven. De wethouder heeft echter toegezegd
dat, als er wel meerkosten zullen ontstaan, alles in het werk zal worden gesteld om die te vermijden.
Dan mogen er wel experimenten worden gewaagd. Mijns inziens heeft mijn fractie, na het duidelijke
antwoord van de wethouder, weinig moeite meer met het voorstel, alhoewel er natuurlijk wel vragen en
vaagheden blijven.
De wethouder heeft gezegd dat de klassieke 40-urige werkweek onder druk staat. Ik ben dat hele
maal met hem eens. In het begin van mijn betoog heb ik ook al gezegd dat wij van een 48-urige werk
week uiteindelijk tot een 40-urige werkweek zijn gekomen en zo zal het wel doorgaan. In mijn betoog
heb ik echter ook gezegd dat arbeidstijdverkorting alleen maar kan worden doorgevoerd als het econo
misch en financieel haalbaar is. Tenslotte moet de maatschappij het dragen. Er kunnen maar niet ter
wille van de werkgelegenheid banen worden geschapen; voor dat probleem is nog geen oplossing.
Bij vele sprekers en spreeksters in deze raadzaal heb ik vanavond een groot optimisme bespeurd. Ik
zou hen toch eens willen aanraden te luisteren naar woordvoerders van hun partijen. Velen van hen zijn
namelijk tegenstanders van deze arbeidstijdverkorting, omdat zij niet inzien dat dit de werkloosheid zal
bestrijden. De heer Jansma heeft gezegd dat ik voorbij zou zijn gegaan aan de problematiek van de
jeugd in dezen. (De hear Jansma: It giet net allinnich om de jongerein, it giet om alle wurkleazen:
800.000 minskenWij gaan daar niet aan voorbij, mijnheer JansmaU bent echter wel erg optimis
tisch, want u hebt het financiële plaatje er niet bij gegeven. U hebt een voortreffelijke minister van
Financiën geleverd, ik zou wel graag willen dat hij in onze partij zat, zo eerlijk zal ik zijn. Die mi
nister zal echter wel denken: Wat zegt mijn partijgenoot nu, arbeidstijdverkorting invoeren zonder
daarbij de financiële gevolgen te bekijken? Dat vind ik nu juist een tekortkoming in dezen. Als ar
beidstijdverkorting namelijk wordt doorgevoerd zonder naar de financiële gevolgen te kijken, dan wordt
de jeugd van vandaag misschien wel gesteund, maar wordt tevens een hypotheek op hun schouders ge
legd die zij later moeten aflossen. (Mevrouw Brandenburg— Sjoerdsma: Controleert Van Aardenne u ook?)
Mevrouw VIietstra heeft gesteld dat haar partij in dezen duidelijk het voortouw wil nemen. Wij
hebben daarover onze aarzelingen. Die aarzelingen willen wij echter wel overwinnen, als in deze ge
meente de garantie wordt gegeven dat de financiële gevolgen binnen het raamwerk blijven. Die garan
tie heeft de wethouder ons toegezegd en daarvoor ben ik hem dankbaar. Op grond van die uitspraak zal
mijn fractie dan ook met dit voorstel meegaan.
Ik heb nog wel enkele vragen ten aanzien van het ontheffingenbeleid. De wethouder heeft gezegd
dat de vacaturecommissie hierover de beslissing neemt. Ik ben een man die heel erg hecht aan voor
schriften en reglementen en ik verwijs wat dit betreft dan ook naar de procedure die is vastgelegd in het
evaluatieverslag van de vacaturecommissie. Daarin staat op bladzijde 3: "Indien bezwaren worden in
gebracht tegen de voorlopige beslissingen en de vacaturecommissie bij haar negatieve oordeel blijft,
neemt het college van b. en w. een uiteindelijke beslissing over het wei of niet vervullen van deze va
cature." Als datgene wat ik nu citeerde in stand blijft, dan is de motie die ik achter de hand heb over
bodig. Ik begrijp wel dat er in de eerste plaats een advies wordt gegeven door de vacaturecommissie,
maar de uiteindelijke beslissing wordt door het college genomen, waarover wij het college dan kunnen