62
Mevrouw Van der WerfDe wethouder zegt dot het college zich aansluit in dezen bij het Centraal
Orgaan dat al op voldoende wijze geprotesteerd heeft tegen deze maatregel en die ook betreurt. Op
zich is het heel goed dat het Centraal Orgaan dat heeft gedaan. Het orgaan behartigt de belangen van
de ambtenaren dus kennelijk goed en dat lijkt mij een prima zaak. Wij vinden echter dat ook de ge
meenteraad duidelijk een eigen verantwoordelijkheid heeft. In mijn eerste instantie heb ik al gezegd,
en dat blijkt ook uit de motie, dat het hier niet alleen gaat om de positie van de gemeente als werkge
ver van de ambtenaren die door de maatregel getroffen worden, maar dat de gemeente ook subsidiënt is
van de instellingen waar trendvolgers werkzaam zijn. Heel belangrijk is ook het feit dat de gemeente de
bestuurlijke zorg heeft voor mensen die door de economische crisis al eerder getroffen zijn in de vorm
van geen werk meer hebben of die anderzijds op een uitkering zijn aangewezen. Daar heeft het Cen
traal Orgaan het helemaal niet over. Ten aanzien van dit element zouden wij als gemeenteraad onze
eigen verantwoordelijkheid moeten nemen en daarover een uitspraak moeten doen.
Het doen van uitspraken over voorgenomen kortingen op uitkeringen is niet vreemd voor deze raad.
In december 1982 is in de raad een motie aan de orde geweest, die werd ingediend door de fractie van
de PvdA en waarin het ging om voorgenomen kortingen op de WWV-uitkeringen van 16 en 17-jarigen.
Als de wethouder het heeft over de toonzetting van de thans door onze fractie ingediende motie, dan
moet ik wel zeggen dat daarmee precies is aangesloten bij de motie die in december 1982 is aangenomen
door de raad. In die motie werd namelijk wel het onaanvaardbaar uitgesproken over de maatregelen. Wat
dat betreft lijkt mij dat niet zo'n bezwaar te zijn voor in ieder geval een aantal leden van het college
en zeker niet voor de fractie van de PvdA die meende in december 1982 wel een dergelijke motie te
moeten indienen. Ik verwacht van de PvdA dat zij nu ook onze motie zal ondersteunen.
Wat betreft het tweede deel van onze motie het volgende. De wethouder zegt dat het ging om een
uitzondering op de algemene regel dat er vrij gegeven is. Ik vind dat ook consequent, want het college
heeft gezegd dat het de voorgenomen korting een slechte maatregel vindt - dat is misschien wat te sterk
uitgedrukt -, in ieder geval betreurt het college die maatregel. Het is dan ook consequent dat het col
lege ruimte geeft aan de betrokken ambtenaren om zich tegen de maatregel te verzetten. Als je dat al
lemaal in de vrije tijd moet doen dan staat ons nog wat te wachten, want dit zal zeker niet de laatste
maatregel zijn. Bovendien lijkt het mij consequent dat wij, wanneer wij voor de eerste actie vrij geven,
dat ook voor de volgende doen, tenminste als de aanleiding voor het maken van een uitzondering niet
gewijzigd is. Die aanleiding is niet gewijzigd en ik begrijp dan ook de houding van het college niet.
Als in de tussentijd een andere situatie was ontstaan, dan kan ik mij voorstellen dat het college zegt dat
wij niet aan de gang blijven en dat er van een uitzondering sprake was. De situatie is echter nog pre
cies zo. De aanleiding voor de uitzondering is niet weg. Ik verwacht dan ook van het college dat het
consequent is, want wat moet je anders met dat soort uitzonderingen. Van het college verwacht ik een
consequent beleid. Dat is in feite het enige wat ik erover wil zeggen. Het zal duidelijk zijn dat wij
onze motie handhaven. Wij verwachten zeker van de fractie van de PvdA steun voor de motie.
Mevrouw Brandenburg— Sjoerdsma: Wij kunnen ons in grote trekken aansluiten bij datgene wat wet
houder Kessler zojuist namens het college heeft gezegd. Ik wil beginnen met te zeggen dat wij sympa
thiek staan tegenover het streven van de bonden. De rijksoverheid heeft gemeend de bestrijding van
haar financieringstekort voor een deel te moeten halen uit de ambtenarensalarissen en uit de uitkerin
gen. Behoorlijk bestuur, ook van de rijksoverheid, houdt in dat eerst wordt onderhandeld met de bonden
van ambtenaren en dat daarna het beleid wordt vastgesteld. Wethouder Kessler heeft al gezegd dat op
dit moment de voornemens van het kabinet reeds vastliggen in de miljoenennota. Wij zijn van mening
dat de vakbonden moeten blijven vechten voor hun recht op onderhandelen vooraf. De politieke partijen
kunnen hen helpen dat recht beter vastgelegd te krijgen. Het beleid van de landelijke overheid met be
trekking tot de ambtenarensalarissen wordt de gemeenten opgelegd. Dat ging zo in het verleden toen het
ging om salarisverhoging en dat gaat nu zo, nu het gaat om salarisverlaging. De ambtenaren van de ge
meenten praten met de minister, dat heeft de wethouder ook al gezegd, via het Centraal Orgaan. Het
Centraal Orgaan en de bonden van ambtenaren staan samen op hetzelfde standpunt. De bonden maken
zich ook sterk voor de belangen van de uitkeringsgerechtigden.
Dan wil ik nog even ingaan op wat mevrouw Van der Werf aan ons adres heeft gezegd over de vori
ge motie die ging over de WWV-uitkeringen van 16 en 17-jarigen die daar voor in de RWW zaten. Wij
hebben die motie destijds ingediend, omdat daarbij een direct gemeentelijk belang een rol speelde. De
verandering die toen namelijk werd doorgevoerd, leidde ertoe dat de gemeente op dat moment moest
bijdragen in de uitkeringen van die uitkeringsgerechtigden. Mevrouw Van der Werf zou kunnen weten
dat wij een wat ander standpunt innemen als het gaat om dit soort zaken. In dat kader moet worden ge
dacht aan de zaak die gespeeld heeft rondom de salarisverlaging van 1,65% voor het onderwijzend per
soneel, waar toen een andere verlaging aan gekoppeld was die gewoon te maken had met de kwaliteit
63
van het onderwijs. Wij hebben ons toen uitdrukkelijk beperkt tot de kwaliteit van het onderwijs, wat
ook toen niet inhield dat wij het niet eens waren met het streven van de bonden van overheidspersoneel.
Het college zal begrijpen dat wij aan dat gedeelte van de motie van PAL geen behoefte hebben. (Me
vrouw Van der Werf: In de toelichting die werd gegeven bij de motie die in december 1982 werd inge
diend werd door uw fractie gezegd dat het daarbij ook ging om het feit dat het aandeel van de gemeente
met betrekking tot de bijstandsuitkering groter zou worden. In die motie werd dezelfde overweging uit
gesproken als die welke in onze motie staat, namelijk dat ten gevolge van deze maatregelen de zoveel
ste onaanvaardbare inkomstenvermindering optreedt voor met name de laagste inkomensgroepen. Deze
overweging stond ook in de motie van de PvdA van december 1982. Toen sprak men dus ook uit de voor
gestelde maatregelen onaanvaardbaar te vinden. Dat er destijds in de toelichting nog een ander element
aan is toegevoegd, laat onverlet het feit dat in die motie hetzelfde stond als in onze motie.)
Goed, dan ga ik nu naar het tweede deel van de PAL-motie. Wat dat punt betreft hebben b. en w.
voor de eerste keer een uitzondering gemaakt. Wij zijn het daarmee eens. B. en w. hebben met die uit
zondering te kennen gegeven dat zij tegemoet wilden komen aan het verlangen van de ambtenaren. Dat
houdt in dat b. en w. sympathiek staan tegenover het streven van de ambtenaren. Verder wil ik nog op
merken dat ik mij niet voor kan stellen dat de ambtenaren hun "vrij geboorterecht", om het zo maar
even te noemen - het recht om te staken of het werk te onderbreken of om vrij te staan van de werkge
ver -, zouden willen verkopen voor een halve vrije dag of voor een klein deel van het salaris. Ik geloof
niet dat ambtenaren dat willenOok op dat punt onderschrijven wij de PAL-motie niet.
Ik heb de motie van december 1982 hier voor mij. Daarin stonden vier overwegingen, waarvan de
belangrijkste was dat de voorgenomen maatregelen extra financiële lasten voor de gemeente zouden op
leveren
De heer Bijkersma: Het is verleidelijk om bij deze materie landelijke zaken te betrekken, maar
volgens mij is dat niet de bedoeling van datgene waar wij in de gemeenteraad mee bezig zijn. Ik wil
alleen constateren dat er voor het landelijk beleid zoals dat er nu is een democratisch gekozen meerder
heid blijkt te zijn. Het gaat nu om het standpunt van b. en w. inzake een actie. B. en w. hebben dat
standpunt verwoord in de beantwoording van een aantal vragen van de heer Buurman. Ik wil daarover
iets zeggen en met name over de beantwoording van de eerste twee vragen. Het college heeft toege
staan dat ambtenaren in diensttijd, in de tijd van de baas, hun werk konden onderbreken - je kunt dat
ook staken noemen -, terwijl de loonkosten werden doorbetaald. Het college heeft zo'n onderbreking
eenmaal toegestaan. Toen dat een tweede keer werd gevraagd heeft het college wellicht gevoeld dat
het zich op glad ijs had begeven, want het heeft die toestemming, gelukkig maar, niet weer gegeven.
Wij zijn het niet eens met het standpunt van het college waarom het destijds die toestemming heeft ge
geven. Voor ons geldt nog steeds: wie staakt betaalt. Ik wil daarmee niet zeggen dat staken geen recht
is, maar dat is een andere zaak. Het lijkt nu alsof het college zijn ambtenaren een eenmalig subsidie
heeft gegeven in dezen en dat vinden wij verwerpelijk. Wij kunnen het standpunt van het college dan
ook niet onderschrijven.
Ik hoop, dat heeft wethouder Kessler ook al gezegd, dat bij ieder volgend geval de zaak op zijn
merites zal worden bekeken. Ik hoop ook dat bij ieder volgend geval consequent gehandeld zal worden
zoals het ambtenarenreglement dat aangeeft. Als ambtenaren willen staken dan moeten zij daarvoor zelf
betalen. Er mag niet weer een wijziging optreden in de te hanteren werkwijze.
De heer Pruiksma: In een eerdere instantie heeft mijn fractie al onomwonden kenbaar gemaakt in
welk kader naar ons oordeel zaken van deze aard behoren te worden behandeld. In die opvatting past
naar ons oordeel ook het antwoord dat het college gaf op de eerste vragen van de heer Buurman. Ook
ons was het namelijk liever geweest als voor de op landelijk niveau getroffen maatregelen op sociaal-
economisch terrein naar een breder dan het thans gekozen draagvlak zou zijn gezocht. Het voorgaande
doet echter niets af aan de omstandigheid dat inkomenspolitieke maatregelen niet tot de competentie
van de raad van Leeuwarden behoren. Reden dat mijn fractie tegen de door de PAL-fractie ingediende
motie zal stemmen, nog afgezien van het feit dat de motie op onderdelen kennelijk is gebaseerd op een
volstrekt onjuist inzicht in de bestaande juridische verhoudingen.
De heer Buurman: Ik zal niet al teveel over deze materie zeggen. B. en w. hebben mijn vragen
van vier november beantwoord. Uit mijn vraagstelling is het op zich al duidelijk geworden dat ik de be
slissing van b. en w. over de werkonderbreking van maandag 31 oktober afwijs. Uit de reactie van me
vrouw Van der Werf is duidelijk gebleken dat mijn standpunt in feite juist is. Ik zou tegen b. en w. wil
len zeggen: weersta het begin, want u ziet, als er gezegd wordt dat er van een uitzondering sprake is
dan vraagt men zich af waarom er toen wel een uitzondering werd gemaakt en in het vervolg niet. Dat is