32 zo'n 125,-- per jaar, voor onderhoud van een put en een elektriciteitskastje ook veel te hoog. Dat bedrag moet ook lager kunnen. Er zit volgens ons wel degelijk ruimte in de tarieven. Dan het punt van het aan- en afsluiten. Technisch gezien is er natuurlijk geen enkel probleem, want het is een kwestie van de stekker in het stopcontact doen of die stekker eruit halen en het snoer binnenhalen. De beveiliging is ook volkomen in orde, dus dat is ook geen probleem. Het gaat echter meer om een formeel probleem. Frigas zegt namelijk dat het een vaste aansluiting betreft en dat er be taald moet worden wanneer die wordt afgesloten en weer opnieuw wordt aangesloten. Frigas is een be drijf van ons. Ik heb in eerste instantie al gevraagd om deze problematiek op de meest korte termijn aan de orde te stellen in de Commissie voor het Gemeentelijk ElectriciteitsbedrijfDe raad besluit namelijk over dit soort zaken. Onderhandelen hierover lijkt mij niet nodig, dit moet gewoon niet doorgaan. La ten wij in de Commissie voor het Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf over deze problematiek praten, want die commissie is daarvoor. Er valt niet meer aan de tarieven te tornen. Wij willen geacht worden te hebben gestemd tegen ar tikel I, lid H, punten 1, 2 en 3 van het besluit. De heer Miedema (weth.): Volgens mij moet de problematiek over het aan- en afsluiten niet in de Commissie voor het Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf aan de orde worden gesteld. Deze problematiek wordt aan de orde gesteld in het overleg met de schippers en in de Commissie voor de Dienst voor het Marktwezen en de Frieslandhal. Daar hoort deze problematiek thuis. Het college heeft volgens mij een goede lijn gekozen. De materie wordt in een adviescommissie aan de orde gesteld en die commissie is toevallig niet de Commissie voor het Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat de PAL-frac- tie wenst te worden geacht te hebben gestemd tegen artikel I, sub H, punten 1, 2 en 3 van het besluit. Punt 30 (bijlage nr. 452). De Voorzitter: Dit punt luidt: Wijziging Verordening Steun Bedrijven Stadsvernieuwing - VSBS - 1980. Mevrouw Wielinga—Graansma: Bij de vorige begroting heeft het college naar aanleiding van vragen van onze fractie toegezegd te willen bezien of een soepeler toepassing van de VSBS mogelijk zou zijn. Uit de raadsbrief blijkt dat dat inderdaad mogelijk wordt als de wijziging wordt aangenomenHet blijkt dat de zes afgewezen aanvragen ook op grond van de gewijzigde regeling niet gehonoreerd kunnen wor den. Vijf aanvragen zijn nog in behandeling. Wij weten dat de ambtenaren daar mee aan de gang zijn. Wij hopen dat het college zijn medewerking wil verlenen aan deze vijf aanvragen en dat een en ander voor één januari toegewezen kan worden. Met ingang van één januari 1985 houdt de VSBS op te be staan, omdat dan de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing in werking zal treden. De VSBS is dus nog ongeveer één jaar van toepassing. Het lijkt onze fractie goed dat er in Huis-aan-Huis een publicatie over de gewijzigde VSBS wordt opgenomen en dat wij ook nog eens een keer via het Oude Stadswijken Overleg (OSO) of via de project- en contactgroepen de aandacht vestigen op de gewijzigde regeling, ledereen die in dit kader voor steun in aanmerking zou willen komen wordt dan nog eens herinnerd aan deze wijziging van de VSBS. De heer Miedema (weth.): Ik ben graag bereid om datgene wat mevrouw Wielinga vraagt toe te zeggen, met uitzondering van haar expliciete vraag over de voorlichting. Ik ben het met haar eens dat voorlichting nodig is. Wij moeten echter bekijken op welke wijze die gegeven moet worden. Mevrouw Wielinga heeft volstrekt gelijk als zij zegt dat er dit laatste jaar maximaal gebruik van de regeling moet worden gemaakt. Mevrouw Wielinga—Graansma: Dit onderwerp hoort juist thuis in een OSO-vergadering, want dan kan men de mensen er direct over informeren. Publicatie in Huis-aan-Huis heeft als nadeel dat men via- via reageert. De heer Miedema (weth.): Ik heb niet gezegd dat u slechte voorstellen hebt gedaan, mevrouw Wie linga. Ik heb alleen gezegd dat ik wil bekijken op welke wijze voorlichting moet worden gegeven. Misschien geven wij die voorlichting wel op een andere manier. Er zal zeker iets gebeuren. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toezeg ging van de wethouder. 33 Punt 31 (bijlage nr. 468). De Voorzitter: Aan de orde is thans: Afgeven van een verklaring met betrekking tot de garantstel ling voor de exploitatietekorten van de Stichting Medisch Centrum Leeuwarden. De heer Burg: Op zich heeft onze fractie geen bezwaar tegen de garantstelling waar hier om ge vraagd wordt. In de raadsbrief staat dat de begrotingen van de Stichting Medisch Centrum Leeuwarden (Stichting MCL) uitsluitend worden goedgekeurd wanneer de uitgaven worden gedekt uit door het Cen traal Orgaan voor Ziekenhuistarieven goedgekeurde verpleegtarievenWat is de garantie voor de ge meente dat de begrotingen niet worden overschreden? De gemeente Leeuwarden is vertegenwoordigd in het bestuur van de Stichting MCL. In de Commissie voor Volksgezondheid en Maatschappelijke Dienst verlening zitten andere mensen. Wij willen bij het college aandringen op voortdurende waakzaamheid. Wil het college genoemde commissie vroegtijdig signaleren en eventueel inschakelen en zonodig rappor ten toezenden, wanneer de begroting dreigt te worden overschreden en er naar aanleiding daarvan ex ploitatietekorten ontstaan. De heer Heere (weth.): De waakzaamheid die de heer Burg van ons vraagt kunnen wij van nature wel opbrengen. Wij zijn daar voor ingehuurd en wij zullen dat gegarandeerd doen. Wij hebben dat trouwens ook al gedaan, want ik heb reeds meerdere gesprekken gevoerd met het bestuur van de Stich ting MCL. Het bestuur is er van op de hoogte dat wij de begroting niet zullen goedkeuren, wanneer er ook maar enige twijfel is aan de ons voorgelegde begrotingscijfers. Ik zeg de heer Burg toe dat wij on middellijk op de ketting zullen springen, wanneer er signalen zijn die er op duiden dat er alsnog gaten in de begroting ontstaan. Wij zullen de raad daar dan over informeren. Ik wil overigens nog opmerken dat de kans op dit soort ontsporingen uitermate gering is door het op dit moment van de zijde van het ministerie gehanteerde budgetsysteem. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toezeg ging van de wethouder. Punten 32 t.e.m. 43 (bijlagen nrs. 435 465 459 446 447, 457 434 431, 463 456 455 en 454). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 44 (bijlage nr. 445). De Voorzitter: Dit punt luidt: Wijzigen Verordening onroerend goedbelastingen De heer Van der Wal: Het gaat hier over het wijzigen van de onroerend goedbelasting. B. en w. stellen voor het tarief voor de gebruikers te verhogen met 2% en het tarief voor zakelijk gerechtigden te verlagen. Deze verlaging vindt zijn oorzaak in het feit dat het tarief voor zakelijk gerechtigden wordt bepaald aan de hand van een bepaald percentage van de algemene uitkering van het gemeentefonds. Die uitkering daalt, dus daalt ook het aandeel van de zakelijk gerechtigden in de onroerend goedbelas ting. Toen wij met de onroerend goedbelasting begonnen was de verhouding gebruiker-zakelijk gerech tigde ongeveer 33%67%. Door de mechanieken die veroorzaakt worden door de plafonddaling via het gemeentefonds, is die verhouding nu 39%: 61%. Wij vinden dit een heel kwalijke ontwikkeling. Er is destijds duidelijk op politieke gronden besloten om een dergelijke verhouding in stand te laten. Nu weet ik wel dat voornamelijk het rijk de verhouding in politiek ongewenste richting verschuift, maar dat neemt niet weg dat wij hier grote bezwaren tegen hebben. Verhoging van het gebruikersaandeel met 2% werkt direct door in de verhoging van de woonlasten. Wethouder Miedema heeft bij de behandeling van het voorstel voor de elektriciteitstarieven voor 1984 - de 2% verhoging van deze tarieven gaat overigens niet door - ook het argument met betrekking tot de woonlasten gebruikt. Datzelfde argument geldt ook voor de verhoging met 2% van het gebruikersaandeel in het kader van de onroerend goedbelasting. Als je deze verhoging omrekent in geld zal het niet om verschrikkelijk grote bedragen gaan, maar het zijn al die kleine beetjes die steeds de woonlasten maar weer opschroeven. Om deze reden en omdat de verhouding gebruikersaandeel - zakelijk gerechtigde aandeel steeds in ongunstige zin verandert, stemmen wij tegen deze verhoging. Er zal dan een gat ontstaan van 143.000, De minderopbrengst die het college in de raadsbrief heeft geraamd op 230.000,— zal dan verhoogd worden tot 373.000,--. Volgende week zullen er in het kader van het beleidsplan voor-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 17