22
tieplicht. Verder zou de gemeente haar eigen beleidsruimte op dit vlak maximaal moeten
benutten. Bij de geclaimde punten komen wij hierop nog terug;
3. Het treffen van maatregelen die de woonlasten en kosten van levensonderhoud voor de
minima verlagen. Met name op het terrein van de woonlasten liggen daartoe mogelijkheden.
Zoals men intussen heeft kunnen constateren heeft PAL opnieuw een tegenbegroting uit
gebracht. Het mogelijk te voeren gemeentelijk beleid met betrekking tot het laatste door ons
genoemde punt wordt daarin uitgebreid toegelicht. Wij willen nu dan ook volstaan met een
korte opsomming en voor de toelichting naar hoofdstuk 7 van deze notitie verwijzen.
Voor de verlaging van de woonlasten bepleiten wij op dit moment
1. Een actieve toepassing en bekendmaking van de zogenaamde kwijtscheldingsmogelijkheid
van belastingen, zoals die door artikel 17 van de invorderingswet geboden wordt. Bij de
provincie kan bepleit worden dat zij hetzelfde doet ten aanzien van de milieuheffing;
2. Het optrekken van het vrijstellingsbedrag van het gebruikersdeel van de onroerend goed-
belasting. Dit zou namelijk de mogelijkheid bieden toch een zekere progressie in de on
roerend goedbelasting te brengen. Voor de bepaling van het precieze bedrag bepleiten
wij een herwaarderingsonderzoek;
3. Voor de overige woonlastenverlagende maatregelen verwijzen wij naar de discussie die
binnenkort in deze raad gevoerd gaat worden en waaraan wijsamen met de PvdA en de
FNV, een bijdrage zullen leveren in de vorm van een eigen notitie.
Naast maatregelen ter verlaging van de woonlasten bepleiten wij in onze tegennota een
maatregel ter compensatie van de stijging van de kosten van levensonderhoud. In de gemeen
te Muiden hebben ben waan de raad voorgesteld om uit eigen middelen een eenmalige uit
kering van 300 gulden te verstrekken aan de echte minima. Voor onze gemeente zou dit neer
komen op zo'n 1,5 miljoen gulden in 1983, meer dan 3 miljoen in 1984, enzovoort. Dit is helaas
niet op te brengen, tenzij op andere voorzieningen op een onaanvaardbare wijze wordt beknot.
Wat wel mogelijk is - en dit bepleit PAL dan ook - is een compensatie van gemeentelijke tariefs
stijgingen. De gemeente werkt er in feite zelf aan mee dat de koopkracht van de minima, en
anderen, afneemt, doordat de gemeentelijke tarieven verhoogd worden. Aan de opvattingen
van PAL dat koopkrachtverlies voor de echte minima onaanvaardbaar is, verbinden wij de
consequentie dat de eigen gemeentelijke tariefstijgingen aan de echte minima jaarlijks moeten
worden gecompenseerd. De uitbetaling is eenvoudig uit te voeren door een eenmalige uitkering
van het rijk met een nader vast te stellen bedrag te verhogen. In onze tegenbegroting hebben
wij financiële ruimte gemaakt voor het uitvoering geven aan bovenstaand beleid.
Voordat wij overgaan tot het maken van enkele opmerkingen over een aantal specifieke
beleidsterreinen, eerst een tweetal kanttekeningen bij het te voeren personeelsbeleid. In de
eerste plaats betreft dat de privatisering. PAL blijft hier onverkort tegenstander van, omdat
privatisering volgens ons onvermijdelijk ten koste gaat van de kwaliteit van de arbeid. In de
tweede plaats het overal terugkerende thema van de grotere efficiency. Laten wij vooropstel
len dat ook wij zonder meer voorstander zijn van een efficiënte werkwijze. Het gevaar is
echter aanwezig - en daarvoor willen wij waarschuwen - dat met het centraal stellen van vragen
als: wat zijn de kerntaken van de organisatie en hoeveel mensen zijn ervoor nodig, hoe moet
de zaak worden gerund en hoeveel geld levert het op, democratische verworvenheden, als
inspraak en medezeggenschap, naar de achtergrond verdwijnen. Efficiency - in zijn uiterste
vorm het no-nonsense van Lubbers - mag niet in de plaats komen van democratisering.
Onderwijs.
De situatie in het onderwijs verdient extra aandacht. Wij worden in het bijzonder gecon
fronteerd met een algemeen door te voeren schaalvergrotingsbeleidDit betekent onmisken
baar een aanslag op de bereikbaarheid van het onderwijs. De gevolgen van de taakverdeling
en concentratie in het wo voor Leeuwarden liggen ons nog vers in het geheugen. De toezeg
gingen bij het onderuithalen van de SHF zijn te mager geweest; de propaedeuses bieden een
te smalle basis en de toezeggingen voor twee fase opleidingen in het wo, dreigen nu via con
centratie in het hbo alsnog verdiend te moeten worden. Voorts dient te worden gesteld dat
de normen voor schaalvergroting van hbo en vo in dunner bevolke gebieden als de onze on
aanvaardbaar hoog zijn.
Verder is ook het basisonderwijs in de dorpen in het geding. Wij zullen moeten bereiken
dat in elk dorp de school ook basisschool wordt. Overigens staat ook de financiering van het
basisonderwijs nu in de aandacht. Het is verheugend te kunnen constateren dat de VNG zich
nu extra sterk maakt voor dekkende doeluitkeringen en tegen verslechtering van het voor
zieningen niveau. Dat betekent overigens nog steeds dat een nieuw type onderwijs budgettair
neutraal van de grond zal moeten komen. Een regelrecht ontmoedigingsbeleid. De ver
nieuwing zal puur afhangen van de inzet van de betrokkenen bij de scholen. In dit verband
is het zorgelijk te moeten constateren dat uit evaluaties van medezeggenschapsraden in het
onderwijs blijkt dat zij niet aan de doelstellingen beantwoorden. PAL vindt het daarom van
levensbelang dat er de komende tijd meer aandacht wordt besteed aan de interne democrati
sering van het onderwijsmet name bij het openbaar onderwijs waarvan wij het bestuur vor
men. Dit kan door het bestuur van de scholen zoveel mogelijk over te dragen aan de direct
23
betrokkenen. Hierbij denken wij aan het instellen van commissies ex artikel 61 van de gemeen
tewet. Wij zijn benieuwd of b. en w. ook van plan zijn initiatief te nemen in deze.
Emancipatie.
In januari zal de Commissie voor Emancipatie-aangelegenheden één jaar bestaan. Dat lijkt
een geschikt moment om eens stil te staan bij het emancipatiebeleid zoals dat tot nu toe gevoerd
wordt. Op het eerste gezicht is er weinig reden tot juichen. Emancipatie-facetbeleid blijkt
moeilijk van de grond te tillen. Alleen op personeelsgebied is er enige aanleiding tot optimisme.
Wat de verdere adviezen betreft, deze lijken niet of zeer moeizaam tot concreet beleid te
kunnen voeren. Om een paar voorbeelden te noemen:
- Herhaaldelijk is aangedrongen op een goede regeling voor hen die het leiderschap van
scholen wensen te delen. Het college heeft op dit advies slechts tegenstrijdig en cryptisch
gereageerd;
- Ondanks herhaald aandringen vanuit de raad, heeft het college geen initiatieven genomen
om te komen tot een verantwoorde tussenschoolse opvang. De "voorwerkster" is bij motie
afgedwongen
- De adviezen met betrekking tot zwangerschaps-ouderverlof en borstvoedingsfaciliteiten
hebben weliswaar geresulteerd in een nota, maar deze is vervolgens op de afdeling
Personeelszaken "blijven liggen";
- Het resultaat van een lange-termijnadvies, namelijk het voor de helft oproepen van vrouwe
lijke kandidaten bij een vacature en de motivering van de uiteindelijke selectie, zal nog
in de praktijk moeten blijken. Het advies om het zogenaamde geschiktheidscriterium bij
benoemingen te hanteren is niet opgevolgd.
En of de afdeling Personeelszaken inderdaad actief aandacht zal besteden aan het loopbaan
beleid van vrouwen, blijft afwachten.
Overigens maakt de afdeling Onderwijs het veel bonter. Ik heb als lid van de emancipatie
commissie sterk de indruk dat deze afdeling adviezen van deze commissie naast zich neerlegt,
dan wel met grote tegenzin uitwerkt.
Welke conclusies vallen er uit deze opsomming te trekken? Allereerst denken wij dat het
moeizaam tot stand komen van dit facetbeleid niet alleen een zaak van ambtelijke goede wil
behoort te zijn. Een en ander zou door een krachtig collegebeleid ondersteund moeten worden.
Alleen zo zal het college zijn eigen programma, waarin prioriteit voor het emancipatiebeleid
wordt uitgesproken, kunnen waarmaken. Verder denken wij dat, om de geïsoleerde positie
van de emancipatiecommissie en van de secretaris van deze commissie op te heffenhet goed
zou zijn als er zou worden besloten tot het oprichten van een brede ambtelijke werkgroep
onder voorzitterschap van de wethouder. Doordat binnen zo'n ambtelijke werkgroep de ver
antwoordelijkheid voor het emancipatiebeleid gedeeld wordt door de vertegenwoordigers van
uit de verschillende functionele afdelingen, zal er misschien een begin gemaakt kunnen wor
den met een wezenlijk beleid. Ik ben benieuwd naar de reactie van het college hierop.
Volkshuisvesting.
In het voorgaande hebben wij al aangegeven dat de stijgende woonlasten ons groeiend
bezorgd maken. De marge voor het gemeentelijk beleid om die kosten zo laag mogelijk te
houden is niet groot, maar dient volgens ons wel ten volle benut te worden.
In de loop van 1984 verschijnt de gemeentelijke volkshuisvestingsnota, waarin daar aandacht
aan zal worden besteed. Een aspect vinden wij belangrijk genoeg om speciaal hier en nu naar
voren te halen. Dat is de manier waarop woonruimte, en daarmee ook de goedkope dus schaar
se woonruimte, in Leeuwarden verdeeld wordt. Een evaluatie van de hierover in het verleden
met de corporaties gemaakte afspraak, is reeds lang aan de raad toegezegd. Het lijkt er in
de loop van 1984 dan toch eindelijk van te komen. Een van de redenen van het "steeds maar
later" is gelegen in het feit dat achter de schermen een heftige strijd woedt tussen gemeente
en corporaties over wie nu uiteindelijk de vinger in de pap heeft bij de verdeling van woon
ruimte. Het standpunt van PAL in deze kwestie zal genoegzaam bekend zijn. Wonen is een
eerste levensbehoefte. Betaalbare woningen zijn schaars. Woningen worden betaald met ge
meenschapsgelden en verdeling van die schaarse woningen hoort ons inziens onder de directe
controle en verantwoordelijkheid van die gemeenschap plaats te vinden.
Milieu.
Enige tijd geleden hechtte de raad zijn goedkeuring aan de nota Aanzet tot een milieu
beleid. Het bezwaar van onze fractie was dat de nota teveel bleef steken in inventariseren en
te weinig beleidsprioriteiten formuleerde. Onverwachte steun kregen wij onlangs van Twijn
stra Gudde die bij het doorlichten van DSO ook een gebrek aan prioriteiten signaleerde.
Overigens moeten wij met tegenzin constateren dat de ruimte voor beleid door de alles over
heersende bezuinigingen wel terugloopt. De noodzakelijke bodemsanering gaat de gemeente
kapitalen kosten. Miljoenen zullen hiervoor op tafel moeten komen. De door de rijksoverheid
vastgelegde procedures frustreren een vlotte aanpak. Diezelfde rijksoverheid komt met veel
te weinig geld over de brug. Correcte naleving van de Wet geluidhinder dreigt bestuurlijk
en planologisch steeds onhaalbaarder te worden.