36
De vergadering acht dit wetsontwerp niet acceptabel en eist een volwaardige
Postbank, waardoor een reële levensvatbaarheid mogelijk is en de werk
gelegenheid blijft gewaarborgd!
De vergadering besluit voorts deze motie aan te bieden aan de Raad van
State, de Tweede Kamer der Staten Generaal, het college van b. en w.
van de gemeente Leeuwarden en het college van gedeputeerde staten van
Friesland.
Zij vraagt hun alles in het werk te stellen om de huidige werkgelegenheid
voor de stad Leeuwarden en de provincie Friesland te behouden."
Ik herhaal dat wij in het overleg dat in januari met de directie van de gelddiensten PTT
en waar mogelijk de hoofddirectie van de PTT zal plaatsvinden ook deze motie zullen betrek
ken. Tevens zullen wij in het gesprek betrekken de in de meer genoemde ISP-mededelingen
gedane mededeling onder het hoofdstuk Postbank, waar staat te lezen: "Het ligt niet in de
bedoeling om, ook als tot concentratie wordt besloten, de PTT-vestiging in Leeuwarden te
reduceren. Indien besloten wordt tot uitbreiding buiten de hoofdvestigingsplaats Amsterdam
komt de Friese vestiging hier het eerst voor in aanmerking." Wij hebben er goede nota van
genomen dat hier twee dingen staan. In de eerste plaats staat er dat, ook als tot ncentratie
wordt besloten, de PTT-vestiging in Leeuwarden niet zal worden gereduceerd. In de tweede
plaats staat er dat, indien besloten wordt tot uitbreiding buiten de hoofdvestigingsplaats
Amsterdam, de Friese vestiging hier het eerst voor in aanmerking komt, hetgeen ik mag ver
talen als de lokatie Leeuwarden. Ook dit punt zullen wij in het gesprek met de PTT nadrukke
lijk aan de orde stellen.
Ik kom bij het laatste punt uit het verslag van het ISP-beraad, waarin het onder andere
gaat over de universitaire vestiging van Leeuwarden. Tijdens dit beraad - enkelen uwer heb
ben er ook over gesproken - heeft minister Deetman een alternatief voorstel gedaan voor de
huidige Algemene Faculteit van de Rijksuniversiteit Groningen. In de eerste plaats is de mi
nister bereid toestemming te geven voor de realisering van een propaedeuse rechten en econo
mie door een samenwerking van het cluster van instellingen voor hoger beroepsonderwijs en
de Rijksuniversiteit Groningen. In de tweede plaats is de minister van oordeel dat in Fries
land korte opleidingen op wetenschappelijk niveau kunnen worden gerealiseerd, zoals bedoeld
in de Wet twee-fasenstructuur wetenschappelijk onderwijs. In de derde plaats heeft de minister
van Onderwijs en Wetenschappen besloten de cluster van hbo-opleidingen verder uit te bouwen
en zal met ingang van 1 augustus 1984 in Leeuwarden een opleiding Verpleegkunde op hbo-
niveau worden gerealiseerd. In de vierde plaats zal het op basis van deze plannen mogelijk
zijn in de toekomst een post hoger onderwijs in Friesland aan te bieden. In een overleg tus
sen het cluster van hbo-instellingen in Friesland, de Rijksuniversiteit Groningen, de provin
cie Friesland en de betrokken departementen zou in het najaar 1983 de balans worden opge
maakt omtrent de mogelijkheden tot uitvoering van deze plannen. De provincie Friesland heeft
over het alternatief nog geen definitief standpunt ingenomen. Ik kan u zeggen dat wij er in
grote lijnen vanuit gaan dat wij, wanneer er een alternatief wordt geboden, komen te spreken
over iets dat tenminste als een gelijkwaardigheid voor het aanvankelijk in het vooruitzicht
gestelde mag worden beschouwd. Globaal de vier punten wegende die hier aangereikt worden,
ligt de conclusie voor de hand om te zeggen dat hier van een werkelijk alternatief geen sprake
is. De afhankelijkheid van de bereidheid van de bestuurlijke kaders van de Rijksuniversiteit
Groningen, het te veel facultatief noemen van mogelijkheden die toch al in wettelijke kaders
opgesloten lagen en het in het vooruitzicht stellen van een hbo-opleiding waarvan reeds be
kend was dat die zou komen vormen tezamen een "pakket" dat nauwelijks voor de naam "pakket"
in aanmerking komt en als volstrekt onvoldoende moet worden beschouwd om als alternatief
voor de Algemene Faculteit te dienen. Het zal u zijn opgevallen dat bij het overleg, dat in het
najaar van 1983 werd tegemoet gezien maar dat inmiddels is uitgesteld tot het begin van 1984,
wel de cluster hbo-instellingen in Friesland, de Rijksuniversiteit Groningen, de provincie Fries
land en de betrokken departementen zijn genoemd, maar dat daarbij geen melding is gemaakt
van het gemeentebestuur van Leeuwarden. Wij hebben een en ander enige malen met de pro
vincie besproken en er op aangedrongen er voor te zorgen dat ook de gemeente Leeuwarden
in het overleg zal worden betrokken. Tijdens deze gesprekken met het provinciaal bestuur
hebben wij die toezegging ook gekregen. Het is nadrukkelijk de bedoeling dat de provincie
samen met het gemeentebestuur van Leeuwarden het gesprek met de minister zal aangaan. De
teneur van de conversatie kunt u afleiden uit de formulering van de opmerkingen die ik over
de voorstellen, zoals die in het verslag van het ISP-beraad zijn vermeld, heb gemaakt.
Ik meen dat ik met het vorenstaande al op een groot aantal opmerkingen, dat door ver
schillende fractievoorzitters is gemaakt, ben ingegaan.
Mevrouw Brandenburg heeft te kennen gegeven dat zij er aan twijfelt of de betrokken
heid van Leeuwarden, met name bij de kwestie van het wetenschappelijk onderwijs, wel in vol
doende mate aanwezig is. Ik neem aan dat zij uit het voorgaande heeft opgemaakt dat wij wat
dat betreft regelmatig contact met het provinciaal bestuur hebben. Wij zullen dat contact blij
ven onderhouden en wij zullen blijven waken voor de belangen van Leeuwarden.
37
Met uw goedvinden ga ik nu wat kris-kras door de materie heen om per fractievoorzitter
de nog openstaande vragen te beantwoorden. Mevrouw Brandenburg heeft in verband met
het emancipatiebeleid een vraag gesteld met betrekking tot het personeelsbeleid bij de politie.
Ik kan u zeggen dat er dezerzijds naar wordt gestreefd zoveel mogelijk vrouwen aan te trek
ken in het korps van de gemeentepolitie van Leeuwarden. Naar mijn overtuiging moet daar
voor de nodige ruimte zijn. Het aantal vrouwen is uitermate beperkt binnen ons korps, het
geen iets heeft te maken met het aanbod. Wij zullen echter het streven om meer vrouwen aan
te trekken blijven voortzetten. Aanvullend hierop kan ik u meedelen dat de minister van
Binnenlandse Zaken werkt aan het wegnemen van rechtspositionele belemmeringen voor deel
tijdarbeid. Mogelijk is daarin ook nog een stimulans te vinden voor vrouwen om bij het politie
korps en speciaal bij ons politiekorps werkzaam te zijn.
De heer Pruiksma heeft in zijn algemene beschouwing met name de begrippen gerechtig
heid, solidariteit, verantwoordelijkheid en rentmeesterschap genoemd. Ik kan mij nauwelijks
voorstellen dat hij dan niet met enige instemming naar mijn beantwoording voor wat het eerste
gedeelte betreft heeft geluisterd. Hij heeft met betrekking tot de spreiding rijksdiensten,
met name waar het ging om de Centrale Militaire Apotheekdienstgezegd dat het nauwelijks
een compensatie mag heten voor het feit dat de Postbank definitief aan ons voorbij dreigt te
gaan. Ik heb aangegeven dat ik duidelijk twee punten zie van verantwoordelijkheid van de
rijksoverheid ten opzichte van het Noorden c.q. van Leeuwarden. Aan de ene kant de harde
toezegging van mei/juni van dit jaar dat de spreiding van de rijksdiensten zal worden gericht
op het Noorden. In de tweede plaats het feit dat voor wat de Postbank betreft de tweeledige toe
zegging is opgenomen in de publikatie die over het ISP-beraad is verschenen en waarover ik
het zojuist heb gehad. Ik meen aan de opmerkingen van de heer Pruiksma met betrekking tot
de centrumpositie van Leeuwarden nu verder voorbij te mogen gaan, evenzeer als aan zijn
opmerkingen over het hoger onderwijs. Mogelijk zullen mijn collega's voor wat hun porte
feuille betreft nog nadere aanvullingen geven.
De heer Pruiksma heeft gesproken over de regionale samenwerking en heeft daarbij een
paar uitdagende en kritische opmerkingen gesteld, kennelijk in de verwachting dat ik thans
in mijn schulp zou kruipen. Dat is echter niet het geval. Ik meen wel te mogen zeggen - ik
heb dat ook al in het begin van mijn betoog gedaan - dat Leeuwarden altijd een duidelijk
regionale opstelling heeft gehad, daarvoor heeft gekozen en heeft getracht die waar te maken.
Leeuwarden heeft een regionale functie. De stad Leeuwarden heeft een uitstraling in een be
duidend groter gebied. Ik denk dat wij dat in het oog moeten blijven houden om van daaruit
onze eigen verantwoordelijkheid te onderkennen voor regionale samenwerking. Dat is mijn uit
gangspunt. Ik wil daar graag aan toevoegen dat naar mijn ervaring de intergemeentelijke
samenwerking in regioverband, zoals die hier gestalte heeft gekregen, zich kan meten met
tal van andere varianten die men in het land tegenkomt en waarin heel dikwijls de betrokken
heid van de gemeenteraden beduidend geringer is. Ik denk dat het een goede zaak is dat wij
blijven uitgaan van verlengd lokaal bestuur en het accent van de besluitvorming blijven leg
gen in de gemeenteraden, waar het naar mijn smaak ook thuishoort. Vanuit die uitgangspunten
is het een klare zaak dat in een tijd waarin lokaal de tering naar de nering moet worden gezet
het regiogebeuren daaraan niet voorbij kan gaan. In redelijkheid mag toch worden verwacht
dat ook in regionaal verband wordt gepoogd zoveel mogelijk daarin gelijke tred te houden met
de gemeentebesturen die voor dezelfde noodzaak staan. Hiermee heb ik niet gezegd dat het
dus zo moet zijn dat Leeuwarden, weliswaar een eigen verantwoordelijkheid hebbende, met een
zeker gemak allerlei kosten maar voor zijn rekening moet blijven nemen. Wij zullen heel kri
tisch moeten zijn mét betrekking tot de ontwikkeling van de kostenfactorendie zich in regio
naal verband voordoen. Wethouder Heere zal in ieder geval nog een enkele opmerking maken
over de bezuinigingsactiviteiten die ook in regioverband gestalte krijgen.
Ik kom bij de heer Bijkersma, die een aantal opmerkingen heeft gemaakt met betrekking tot
de structuur en het karakter van het afdelingsonderzoekHij vraagt om dit onderwerp zo spoedig
mogelijk in het nieuwe jaar in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden aan de orde te
stellen. Wat het element "zo spoedig mogelijk" betreft kan ik hem helaas niet tegemoet komen.
Wel is het zo dat het in ons voornemen ligt om in de tweede helft van volgend jaar - na de
zomervakantie - de gesprekken op te starten die ten doel hebben te komen tot een evaluatie
van het commissiegebeuren met inbegrip van het onderzoek naar de vraag hoe een en ander
in afdelingsverband plaatsvindt. Het is u bekend dat gekozen is voor het systeem: per zit
tingsperiode en aan het eind van de periode evalueren. Wij zijn van mening dat het evaluatie
proces, als de zittingsperiode twee jaar heeft geduurd, moet worden opgestart, zodat in alle
rust met elkaar kan worden overlegd hoe in de toekomst aan deze hulpstructuren om het werk
van de raad zo goed mogelijk te doen verlopen en zoveel mogelijk te vergemakkelijken gestal
te kan en moet worden gegeven. Ik wil nog opmerken dat daarbij een zekere bezuinigings
drift - wat dat betreft bevind ik mij in het goede maar af en toe wat kwalijke gezelschap van
de rijksoverheid - niet geheel vreemd is, hetgeen mijns inziens mee in de beschouwingen moet
worden betrokken.
De heer Bijkersma heeft ook gesproken over de public relations. Hij heeft zich daarover
in een mild kritische zin uitgelaten. Wij hebben van zijn woorden kennis genomen. Ik kan u