40 daling van de reële inkomens, stijgende woonlasten, hogere eigen bijdrage voor vele voorzieningen. Om duidelijk te maken hoe de gemeente Leeuwarden bij dit alles in financiële zin is betrokken, zal ik de belangrijkste vraagstukken die bij dit beleidsplan aan de orde zijn de revue laten passeren. Daarbij behandel ik dan tegelijkertijd de hoofdpunten die door de verschillende fracties naar voren zijn gebracht. Het eerste vraagstuk betreft de verhouding tussen gemeenten en de rijksoverheid. In deze raadzaal is daarover de afgelopen jaren reeds veel gezegd. Wij kunnen constateren dat de rijksoverheid volstrekt eenzijdig bezuinigingen afwentelt op de gemeenten. Aan de omvang rijke bezuinigingsoperatie gaat geen op politieke afwegingen berustende taakanalyse vooraf. Zo kan het gebeuren dat, ondanks het streven naar decentralisatie, de gemeenten in meer dan evenredige mate het slachtoffer zijn; ook de voorzitter is hierop ingegaan. Gister heeft mevrouw Brandenburg in dit verband een treffend voorbeeld genoemd, waarbij zij heeft ge wezen op een rapport van de TH Twente. Ook andere cijfers uit dat rapport geven een soort gelijk resultaat. In dit verband het volgende. Bij de gemeenten nam in de periode 1982/1983 de werkgelegenheid met 0,3% af, terwijl bij het rijk nog steeds een toename van 2J% bestond. Kortom, op papier inderdaad decentralisatie, in de praktijk centralisme. Ook de gehele pro blematiek ten aanzien van de bijstandsuitkeringen past binnen het vraagstuk van de verhou ding tussen rijk en gemeenten. Tijdens het dit voorjaar gehouden congres van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten in Rotterdam is een motie aangenomen waarbij er met klem bij de regering en het parlement op werd aangedrongen dat de voor rekening van de gemeenten komende stijging van de bijstandskosten, in het bijzonder de RWW, volledig aan de gemeenten zou moeten worden gecompenseerd. In de maanden daarna heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten op een uiterst actieve wijze deze motie verder ondersteund. De gehele problematiek is permanent onder de aandacht van dit kabinet en van de Tweede Kamerfracties gebracht. De VNC heeft zich tijdens de behandeling in de Tweede Kamer zeer actief opgesteldBinnen enkele uren nadat de staatssecretaris had gesproken, lag er bij de verschillende fracties commentaar op tafel waarin de VNG aangaf met welke onderdelen van het betoog van de staatssecretaris men het niet eens was. De discussie spitste zich toe op een tweetal vraagstukken. Ten eerste: hoe wordt de stijging van de bijstandskosten bepaald? Ten tweede: hoe hoog moet de compen satie zijn? Ten aanzien van het eerste punt bestond er verschil van mening tussen de VNG en het kabinet. De VNG hanteerde de ramingen in de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken, het kabinet ging uit van de declaratiegegevens van de gemeenten. Het is een erg in gewikkelde discussie geweest. Wat ik ervan heb begrepen is dat de opvattingen van de VNG het niet hebben gehaald. Ten aanzien van het tweede punt hebben wij wel enige resultaten bereikt, maar niet voldoende. In plaats van een compensatie van 100%, krijgen wij twee-derde. Iets is beter dan niets, maar ik ben van mening dat wij hiermee toch niet tevreden moeten zijn. Bijstandsuitkeringen hangen als een molensteen om de hals van zeer veel gemeenten. Het aandeel van onze gemeente is bijvoorbeeld in de afgelopen drie jaar met bijna drie miljoen gestegen. Een gemeente als Nijmegen heeft het nog veel moeilijker met 35% werklozen en een eigen bijdrage van maar liefst 32 miljoen. Het college is dan ook van mening dat de VNG het punt van de 100% vergoeding nog niet dient op te geven, maar dat het een actiepunt moet blijven, ook in de toekomst. Ik wil in dit verband dan ook namens het college de motie van de PvdA-fractie ondersteunen. Wat wij ook kunnen constateren is het feit dat door het introduceren van de profijtkor tingen - die beslissing is in het kader van het regeerakkoord genomen - de rijksoverheid de autonomie van de gemeenten aantast. Bij de behandeling van het beleidsplan 1983-1987 in april is hierop al door de raad ingegaan en stelling tegen genomen. Omdat in het onderhavige beleidsplan deze profijtkortingen ter grootte van drie miljoen zijn verwerkt, wil ik er toch ook nu even op ingaanIn dit verband een klein citaat uit een in september verstuurde brief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten aan de Tweede Kamer: "Bij regering en parle ment blijkt volstrekt onvoldoende besef te bestaan wat de toepassing van een abstract prin cipe als het profijtbeginsel in de dagelijkse praktijk betekent. In geld gemeten zullen in de meerderheid van de gevallen voor de burgers geen mogelijkheden bestaan om deze lasten stijging te ontwijken door geen gebruik te maken van de voorzieningen. Het zal de komende jaren voor de gemeenten politiek dan ook onmogelijk blijken om deze lastenverzwaring door te voeren, zodat deze maatregel in feite neerkomt op een verdere korting op de algemene uit keringen uit het gemeentefonds. Dat deze maatregel wordt gepresenteerd als verbetering van de afwegingsmogelijkheden door het gemeentebestuur (kortingen in cadeauverpakking) ge tuigt van een bestuurlijk cynisme dat in gemeentelijke kring bijzonder slecht is gevallen." Een opvatting die, gezien deze meningsverschillen met het rijk ten aanzien van bijstandsuit keringen en de profijtkortingen, door met name de grote steden Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag naar voren wordt gebracht en wordt toegepast, is dat daar waar rijks kortingen onterecht zijn ze ook niet in de begroting verwerkt behoeven te worden. Papier is geduldig en begrotingstechnisch is dat inderdaad op te lossen, volgens de suggestie van de heer Berg, namelijk door het opvoeren van een fictieve extra inkomstenpostGeen prestatie begroting, maar een demonstratiebegroting, zoals men dat wel noemt. Een opvatting die gisteren ook door de PAL-fractie naar voren is gebracht, onder andere ten aanzien van de 41 doeluitkering onderwijs. Interessant is overigens - dit even terzijde - dat deze benadering door bestuurders van verschillende politieke kleur wordt gedragen. Zo is de VVD vertegen woordigd in het college van Utrecht en Den Haag, het CDA in het college van Amsterdam en Den Haag en de PvdA in alle drie colleges plus Rotterdam. In Leeuwarden hebben wij deze benadering, althans voor wat betreft de profijtkortingen en de doeluitkering onderwijs, niet gekozen en ik zal u zeggen waarom. In de eerste plaats omdat er allerlei problemen kunnen ontstaan bij de goedkeuring van de begroting door gedeputeerde staten. In de tweede plaats omdat het in wezen een vooruitschuiven van de problemen is. Geld dat er niet is kan niet worden uitgegeven, wordt dat toch gedaan, dan komt dat tot uiting in grote rekeningstekorten, waar dan weer een oplossing voor moet worden bedachtKortomin de begroting kan de gemeente de schone schijn nog ophoudenmaar als de provincie niet ingrijptdan komt de rauwe werke lijkheid onverbiddelijk bij het opmaken van de rekening aan het licht. Betekent dat nu dat deze oplossing voor dit college volstrekt onbespreekbaar is? Zo ver zou ik op dit moment niet willen gaan. Met name op terreinen waar de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zich nog actief opstelt en nog serieuze mogelijkheden ziet voor een verandering in voor gemeenten gunstige zin, denk ik dat deze benadering niet geheel en al uitgesloten moet worden. Heel concreet gesteld: In het beleidsplan zit op dit moment een 100%-vergoeding ten aanzien van de stijging van de bijstandsuitkeringen. Wij krijgen echter slechts twee-derde vergoed, zo heeft het kabinet onlangs meegedeeld. Bij het beleidsplan 1985-1989 kunnen wij nu twee din gen doen. Wij kunnen de twee-derde vergoeding accepteren, hetgeen een forse tegenvaller betekent. Wij leggen ons dan bij de gang van zaken neer. De tweede mogelijkheid is: blijven uitgaan van de 100%-veronderstelling. Wij geven de moed dan nog niet op en blijven ons ge lijk bepleiten. Die keuze zal het college volgend jaar in de zomer moeten maken en is mede afhankelijk van het standpunt van de VNG op dit gebied. Ik zou dit overigens niet zozeer be stuurlijke of gemeentelijke ongehoorzaamheid willen noemenmaar veel meer een optimistische ramingstechniek, misschien wel een te optimistische ramingstechniek. Ik kom hiermee op de motie van PAL. Met het besluit onder punt a. van de motie kunnen wij het eens zijn. In feite is dit echter overbodig, want de VNG doet niets anders dan vrijwel wekelijks brieven schrijven over dit onderwerp. Ten aanzien van punt b.l geldt hetzelfde. Ook hiervan durf ik te stellen dat er vrijwel wekelijks delegaties van de VNG op Haagse departementen aan het onderhandelen zijn. Ten aanzien van punt 2.a heb ik zonet gesteld dat met name wat betreft de gehanteerde veronderstellingen inzake de stijging van de bijstand voor het college wellicht nog een keuzemogelijkheid aanwezig is. Voor het overige zien wij hier echter geen mogelijkheden, zeker niet in de mate zoals de PAL-fractie dat wenst. Ten aan zien van de punten 2.b tot en met 2.f staat het college op het standpunt dat hier sprake is van wat dan wel heet bestuurlijke ongehoorzaamheid en die wijzen wij af. Hoe oneens wij het ook zijn met het rijksbeleid ten aanzien van de gemeenten, op het moment dat wij dit soort maat regelen overwegen en er toe overgaan is het hek van de dam. Samenvattend: wij vinden de motie deels overbodig en deels niet juist en wij ontraden de motie dan ook. Ik kom nu bij het tweede vraagstuk waarop ik wil ingaan, namelijk de belastingen- en tarievenpolitiek in relatie met het beleid ten aanzien van de minima. In dit verband wil ik op twee aan de orde gestelde punten ingaan. In de eerste plaats op de zogenaamde nullijn-bena dering. Met name de VVD stelt de vraag aan de orde: Was het niet mogelijk geweest de ge meentelijke tarieven en belastingen eens een jaar niet te verhogen? Het uitgangspunt met be trekking tot deze kwestie staat vermeld in het collegeprogramma en ik zal dat voor de duide lijkheid even citeren: "Verhoging van belasting en andere lasten van de burgers wordt tot het uiterste beperkt en afgewogen tegen handhaving van bestaand beleid en/of nieuwe beleids voornemens." Dat wij die uitspraak serieus nemen kan uit een aantal zaken worden afgeleid. Allereerst hebben wij de profijtkorting op het gemeentefonds - ik heb daarop zojuist ook al gewezen - verwerkt door middel van uit gaven verlagende maatregelen en niet op de manier waarop het kabinet dat het liefst zag, namelijk door hogere tarieven en belastingen. Als ik dan de heer Bijkersma de stelling hoor verkondigen dat het onwaarachtig is van het college, met name van de wethouder van Financiën, om belastingverhogingen door te voeren, dan heb ik er toch behoefte aan de bal terug te kaatsen. Wij hebben een kabinet waaraan de VVD mee doet. Dat kabinet heeft de profijtkorting uitgevonden: voor Leeuwarden drie miljoen, voor alle gemeenten tezamen in dit land maar liefst vierhonderd miljoen. De VNG heeft hiertegen krachtig geprotesteerd. Eigenlijk had die drie miljoen in de herwaardering moeten worden ge vonden door voor drie miljoen onze tarieven en heffingen meer kostendekkend te maken. Bij voorbeeld: geen 65% dekking bij de reinigingsheffing, maar 100%. Dus: hogere toegangsprij zen voor zwembaden, sportterreinen, enz. enz. Kortom, hogere woonlasten in alle opzichten. Zoals gezegd hebben wij die kabinetsvoorkeur niet uitgevoerd. De drie miljoen hebben wij be schouwd als een volstrekt onterechte korting op het gemeentefonds. Wij hebben dat bedrag gevonden door een verdergaande uitga ven verlaging, hoe moeilijk dat ook was. In plaats van zijn pijl op ons college af te vuren, kan de heer Bijkersma die maar beter richten op zijn eigen partijgenoten in het kabinet. De opvatting dat wij met belastingen en tarieven volstrekt op de nullijn moeten gaan zitten delen wij echter nietAls wij de onlangs door de Consumenten-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 21