42 bond gepubliceerde cijfers bekijken, dan blijkt dat Leeuwarden het ten aanzien van de be lastingen en tarieven nog niet zo slecht doet. Een gemiddeld gezin is hier voor de woonlasten f. 1.919,per jaar kwijt. Lelystad scoort daarbij het laagst met f. 1.750,per jaar, Zaan stad het hoogst met f. 2.400,per jaar. Leeuwarden zit dus in de staart. Ook als wij naar de grote gemeentelijke belastingen kijken, behoeven wij niet geheel en al ontevreden te zijn. In de onroerend goedbelasting zit nog een vrije ruimte van twee miljoen gulden, terwijl het dekkingspercentage van de afvalstoffenheffing momenteel op 68 ligt en de nieuwe artikel 12- norm in de richting van 100% gaat. In dat kader heeft het college ten aanzien van het ontwerp- dekkingsplan 1984-1988 het volgende beleid gevoerd. Aan de ene kant het vermijden van forse verhogingen van de belastingen en tarieven, aan de andere kant acceptatie van de geleidelijke en trendmatige verhoging van 2% tot 3% van de meeste tarieven en belastingen. In de afgelo pen maanden heeft de raad voor 1984 een groot aantal van deze tariefsverhogingen goedge keurd. Ik vind het in dit verband verheugend dat ook de PAL-fractie op bladzijde 5 van haar tegenbegroting akkoord gaat met de trendmatige verhoging van gemeentelijke heffingen, tarieven en belastingen. Of wij het vermijden van meer dan trendmatige belastingdrukverzwa ring en tariefsverhogingen, ook bij het ontwerp-dekkingsplan 1985-1989, kunnen volhouden, valt nu nog niet te zeggenElk jaar zal het invullen van herwaarderingsoperaties moeilijker worden, elk jaar zal weer de afweging moeten worden gemaakt tussen lastendrukverzwaring enerzijds en verdergaande uitgavenverlaging anderzijds. Omdat wij vinden dat wij elk jaar weer voor die afweging staan, zijn wij niet bereid het collegeprogramma te amenderen en de nullijn optie te introduceren. Ons uitgangspunt blijft het uitgangspunt uit het collegeprogramma. Hiermee kom ik op een tweede punt in het kader van het vraagstuk van de tarieven en belastingen, namelijk de problematiek ten aanzien van de minima. De PvdA en PAL zijn hierop uitgebreid ingegaan. Beide partijen hebben de Opsterland problematiek, ofte wel het kwijt schelden van belastingen, genoemd als een goede mogelijkheid om op gemeentelijk niveau wat voor de minima te doen. Ter vermijding van misverstanden het volgende. Het kwijtschelden van belastingen is een bestaande wettelijke mogelijkheid, waarmee ook de rijksinspecteur van belastingen werkt bij de inning van de onroerend goedbelasting. Het is een mogelijkheid waar van iedere burger gebruik kan maken. Ook in het verleden kon men dat al, de regeling was alleen slechts bij zeer weinigen bekend. De keuzes waarom het gaat zijn de volgende. Welke normen hanteren wij? En de hamvraag: Zijn wij bereid de inwoners van onze stad op actieve wijze op deze mogelijkheid te attenderen? Dat is in feite de essentie van de keuze. Nemen wij het op ons om deze bestaande wettelijke mogelijkheid door middel van voorlichting en derge lijke een ruimere bekendheid te geven of houden wij ons zo stil mogelijk in de hoop dat zo weinig mogelijk burgers op deze regeling een beroep doen, opdat onze belastingopbrengst zo hoog mogelijk blijft? Het college zal binnen niet al te lange tijd met een voorstel komen. Vorige week heb ik al gezegd dat ik hoop dat dat binnen een periode van drie maanden lukt. Wij hebben in dit verband kennis genomen van de opvattingen die op dit gebied leven bij de PvdA en de PAL-fractie. Overigens heb ik de indruk dat ook het CDA, gelet op een aantal vragen die de heren Jansma en Boelens tijdens de raad van 14/15 november en 12 december 1983 hebben gesteld, hier welwillend tegenover staat. Een tweede mogelijkheid die de PAL- fractie heeft genoemd is het optrekken van het vrijstellingsbedrag voor het gebruikersaandeel van de onroerend goedbelasting. Deze problematiek komt aan de orde bij de hertaxatie van de onroerend goedbelasting, dus bij het vaststellen van de tarieven voor 1985. Ik zou die discus sie nu dan ook niet willen voerenOp dit moment wil ik niet verder gaan dan de opmerking dat wij de vraag hoe hoog het vrijstellingsbedrag dient te worden vastgesteld als een expliciet keuzevraagstuk zullen behandelen en dat wij een overzicht zullen geven van de voor- en na delen van een hoog dan wel een laag vrijstellingsbedrag. De derde mogelijkheid die de PAL- fractie heeft genoemd is het compenseren van gemeentelijke tariefstijgingen. De echte minima krijgen in de opvattingen van PAL een extraatje bij een eenmalige uitkering ter grootte van de stijging van de gemeentelijke tarieven en belastingen. In de tegenbegroting van PAL is dat ongeveer f. 50,per huishouden. Het college wijst deze mogelijkheid van de hand en wel om een aantal redenen. Ten eerste omdat wij er geen geld voor hebben en omdat staatssecretaris De Graaf onlangs te kennen heeft gegeven dat dit gezien moet worden als extra inkomsten en dus van de bijstandsuitkering dient te worden afgetrokken. Bovendien is het een overbodige maatregel, omdat, ervan uitgaande dat het college met een positieve benadering komt ten aan zien van de kwijtscheldingsproblematiekop die manier de minima ook zullen worden ontzien. Tot slot kan de meer principiële vraag worden gesteld in hoeverre het op de weg van de ge meenten ligt een eigen inkomenspolitiek te voeren op het niveau zoals de gemeente Muiden en gistermiddag ook de PAL-fractie een en ander voorstellen. Volgens het college wordt dit een heilloze weg. Een gemeente als Muiden kan het gemakkelijk doen, maar de grotere steden met hogere werkloosheidspercentages komen daarmee op termijn erg in de problemen. Het inkomens beleid op dit niveau is een zaak van de rijksoverheid. Tot slot wil ik nog wat losse onderwerpen behandelen op het terrein van de gemeentefinan- ciën. In de eerste plaats de technische zijde van de begrotingsbehandeling en hetgeen daar over door de VVD aan de orde is gesteld. Wij hebben het daarover in de Commissie voor de Financiën ook al gehad. De algemene indruk was daar dat begroting en beleidsplan aan de 43 ene kant en herwaardering aan de andere kant meer geïntegreerd zouden moeten worden. Concreet: in plaats van twee grijze boekjes één grijs boek. Ik heb gezegd dat ik het met de Commissie voor de Financiën eens ben, omdat dat in alle opzichten een verbetering zou zijn. Wij zullen dan ook een poging doen om een en ander bij de beleidsplanperiode 1985-1989 te intro duceren. Ik wil daarbij overigens wel een slag om de arm houden, omdat ik niet zeker weet dat datgelet op de werkdruk binnen het gemeentelijk apparaattot de reële mogelijkheden be hoort. Overigens ben ik het niet met de heer Bijkersma eens dat daarmee het herwaarderen verleden tijd zou zijn. Herwaarderen is nodig op het moment dat er minder geld is dan in het jaar daarvoor werd verwacht. Dan zal er dus iets moeten worden gedaan, hetgeen niet op een achternamiddag kan. Dat is een uiterst ingewikkeld proces, dat veel geld, veel tijd en veel energie kost. Anders gesteld: Wij hebben nu al een aantal jaren te maken met wat de heer Bijkersma noemt "niet te voorziene gebeurtenissen". Daarom zijn wij ook al een aantal jaren met herwaarderingsrondes bezig. Ik zie niet in hoe dat veranderd kan worden, tenzij de toe komst exact zou kunnen worden voorspeld, maar dat is tot nu toe nog niemand gelukt. Een onderzoek naar de kosten van de herwaardering lijkt ons dan ook niet relevant. Een tweede opmerking wil ik maken aan het adres van de heer Buurman. Hij heeft nog maals het idee van een rente-egalisatiefonds naar voren gebracht. Ik wil hem toezeggen om dat in een van de volgende vergaderingen van de Commissie voor de Financiën te bespreken aan de hand van een korte notitie. Een derde punt betreft de vraag van de heer Pruiksma of het college reeds nu in staat is te schetsen voor welke krachttoer een aantal ontwikkelingen ons mogelijk zal plaatsen. Hij wijst in dit verband op de evenementenhal, de ijshal, de parkeergarage en de grondkosten. In zijn algemeenheid daarover het volgende. Een precies inzicht daarin hebben wij op dit mo ment nog niet. Dat komt aan de orde bij het beleidsplan 1985-1989. Op dat moment maken wij de balans op van alle mee- en tegenvallers die wij het afgelopen jaar hebben gekregen. Dat er tegenvallers, met name op het gebied van de grondkosten, zullen zijn staat op dit moment echter al vast. Ik neem aan dat wethouder Geerts en wellicht ook wethouder Miedema nader op de genoemde voorbeelden zullen ingaan. Ik heb hiermee het thema gemeentefinanciën mijns inziens voldoende op hoofdlijnen behan deld en ik wil nu nog op een aantal andere thema's ingaan. Dat betreft achtereenvolgens de werkgelegenheid en het emancipatiebeleid. Ten aanzien van de werkgelegenheidsproblematiek wil ik het kort houden. Binnenkort wordt de Nota Werkgelegenheid in de raad behandeld en dan bestaat de mogelijkheid hierop uitgebreid in te gaan. Bovendien heeft ook de voorzitter hierover het nodige gezegd, met name wat betreft het regionaal economisch beleid. Hoe staat het met die nota? Die vraag moet mijns inziens vanmiddag wel worden beantwoord. De concept-nota zal in januari besproken worden in de Commissie voor de Werkgelegenheid. Daarna wordt de nota door b. en w. vast gesteld en aan de raad aangeboden. Ik had de hoop dat het mogelijk was de nota nog voor de Kerst aan de leden van de Commissie voor de Werkgelegenheid aan te bieden. Dan had de heer Pruiksma mij waarschijnlijk ook geen pin op de neus gezet. Helaas is een en ander niet ge lukt. Overigens zijn de overschrijdingstermijnen minder dramatisch als de heer Pruiksma suggereert. Wat betreft de inhoud van de nota het volgende. Zoals het concept er nu ligt komt in de nota geen expliciet jeugdwerkplan voor. Hierover werd door de heer Pruiksma een vraag gesteld. De discussie in hoeverre en op welke schaal moet worden gezocht naar alternatieve mogelijkheden om de jeugdwerkloosheid op te lossen - de heer Pruiksma noemt in dat verband het plan-Rijnmond - kan in het kader van de nota echter wel worden gevoerd. Mevrouw Brandenburg en ook de heer Pruiksma hebben in dit verband een andere alternatieve mogelijkheid genoemd, namelijk het terugploegen van de uitkeringen en dan met name het plan Bouwen werkt. De PvdA dringt er bij het college op aan zich te beraden op de mogelijk heid van toepassing van deze regeling, ook op andere terreinen dan de bouw. Het college is daartoe bereid en wellicht kunnen wij de concept-nota voor de werkgelegenheid op dat punt wat aanscherpen. Overigens is de doorbraak in het regeringsstandpunt ten aanzien van het terugploegen van uitkeringen nog niet zo ver dat ook op andere terreinen initiatieven in deze richting van kracht zijn. De vraag van de heer Pruiksma of wij ook kunnen meedelen hoeveel Leeuwarder werklozen aan het project Bouwen werkt meedoen is op dit moment nog niet te beantwoorden. De projecten moeten nog van start gaan en de werving van werklozen moet nog plaatsvinden. Tot slot een opmerking aan het adres van de VVD. De VVD toont zich uitermate kritisch en lichtelijk ontevreden ten aanzien van het gevoerde werkgelegenheidsbeleid. Men stelt onder meer dat het college geen actief werkgelegenheidsbeleid voert, dat de prioriteit uit het college programma onvoldoende wordt waar gemaakt en dat het college zich niet bedrijfsvriendelijk opstelt. Het zal duidelijk zijn dat het college het daarmee niet eens is. Wij hebben ons in het verleden altijd bedrijfsvriendelijk opgesteld en dat zullen wij blijven doen. Wij hebben onder meer aantrekkelijke industrieterreinen en wij hebben bovendien een niet onbelangrijk deel van de ruimte voor nieuw beleid bestemd voor allerlei werkgelegenheidsinitiatieven. Kortom, wij doen wat wij kunnen en waar mogelijk zullen wij een en ander nog verder intensiveren. Daarbij is het echter goed op te merken dat de gemeenten op zich niet zo heel veel kunnen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 22