46 Grondbedrijf en de raad ervoor hebben gezorgd dat er niet meer gronden aangekocht zullen worden in Wiardaburen. De heer Pruiksma heeft gevraagd of het college dat een wijs besluit vindt. Het college vindt dat natuurlijk een juist advies eri een wijs besluit, want anders had het college ook niet in die richting meegestemd. Het college is het ermee eens dat de ontwikkeling van nieuwe bestemmingsplannen uit financieel oogpunt vertraagd moet worden. Men moet geen bestemmingsplan ontwikkelen, wan neer men verwacht dat het bestemmingsplan niet binnen afzienbare tijd gerealiseerd kan wor den. Daarom hebben wij ook gezegd dat wij voor de industriegebieden die er na het industrie gebied Hemrik moeten komen nog niet gaan werken aan het ontwikkelen van bestemmingsplan nen. Als de heer Pruiksma er op doelt dat in dit kader Wiardaburen te vroeg is aangepakt, dan wil ik hem wel zeggen dat dat vooral gebeurd is op aandrang vanuit de CDA-fractie. Als de heer Pruiksma daar dus op zou doelen, dan wil ik van een bijzonder slecht voorbeeld spreken. Het college wordt in overweging gegeven om bestemmingsplannen, die niet binnen 20 jaar worden gerealiseerd, maar in te trekken. Als het om 20 jaar gaat, dan ben ook ik van mening dat men het bestemmingsplan moet intrekken. Maar als deze opmerking van de heer Pruiksma ook op Wiardaburen zou slaan, dan zou ik tegen hem willen zeggen: realisatie duurt lang geen 20 jaar. Bovendien wil ik er op wijzen dat men de gemaakte ontwikkelingskosten van 2,3 mil joen niet zo maar weg kan smijten. De heer Pruiksma heeft ook gevraagd hoe het zit met de kostenverrekening met het Gemeen telijk Woningbedrijf. Volgens mij doelt de heer Pruiksma op een discussie die in de Commissie voor het Grondbedrijf heeft plaatsgevonden. In deze discussie werd gesproken over een nota met betrekking tot door het Gemeentelijk Woningbedrijf beheerde woningen die geboekt staan op het Grondbedrijf. Er zijn wat coördinatieproblemen: wie beheert de woningen, hoe worden de woningen beheerd, wie pleegt het onderhoud, wat is de huurstelling? Tijdens de afdelings vergadering heb ik toegezegd dat wij ervoor zullen zorgen dat de nota daarover zo spoedig mogelijk verschijnt en behandeld wordt in de desbetreffende commissies. De heer Pruiksma heeft geconstateerd dat de kosten van het verleggen van leidingen in het kader van uitvoering van stadsvernieuwingswerken niet voor subsidiëring door het rijk in aanmerking komen. Deze constatering is niet juist, want de kosten zijn wel subsidiabel. Subsidiëring van het verleggen van leidingen geldt voor stadsvernieuwingsgebieden. Wij heb ben bij de nutsbedrijven te maken met concessievoorwaarden. Men kan zich afvragen, nu er in de stadsvernieuwingsgebieden leidingen worden verlegd, of dat ook in andere gebieden moet. Bij die vraag speelt een aantal financiële haken en ogen. De raad kan hierover binnen kort een nota verwachten, waarbij alle aspecten van deze zaak naar voren gebracht worden. Ik wil nu niet meteen al zeggen dat wij de subsidie in de richting van de nutsbedrijven door rekenen, want daar zitten nogal wat consequenties aan vast. De heer Pruiksma wil ik voor stellen om de discussie over deze problematiek nog eens een keer ten principale te voeren op basis van de aangekondigde nota. De heer Pruiksma heeft ook nog een pleidooi gehouden voor het wervend karakter van Camminghaburen. Ik kan de heer Pruiksma verzekeren dat ook het college vindt dat Cammin ghaburen een wervend karakter moet houden. Wij zijn er van overtuigd dat Camminghaburen dat in de huidige vorm ook heeft. Wat betreft de volkshuisvesting heeft de heer Pruiksma de vraag gesteld of het ook zin vol is om een onderzoek te plegen naar de vraag in hoeverre het door de woningzoekende ge wenste huurniveau reëel is. Volgens mij bedoelt de heer Pruiksma dat in de praktijk blijkt dat nieuwbouw te duur is en dat er kennelijk behoefte is aan wat goedkopere woningen. De heer Pruiksma zal zich herinneren dat de raad ongeveer anderhalfjaar geleden bij de behande ling van de Knelpuntennota volkshuisvesting een beslissing heeft genomen waarbij met name het accent is gelegd op het bouwen van kleine, goedkope woningen. Dat wil ook het college pogen te doen. Men kan echter ook de conclusie trekken dat men zuinig zal moeten zijn op de bestaande goedkope woningen en dat men er alles aan moet doen - voor zover de praktische mogelijkheden aanwezig zijn - dat bestand te handhaven. Met betrekking tot het Roekenest heeft de heer Pruiksma ook nog een vraag gesteld. Er zijn hier twee kwesties aan de orde. Voordat ik daarop inga, wil ik eerst nog opmerken dat het college heeft toegezegd dat het door middel van een raadsbrief op deze materie terug zal komen. De heer Pruiksma heeft, toen die toezegging werd gedaan, waarschijnlijk gedacht dat dat op vrij korte termijn zou kunnen gebeuren. Door de CDA-fractie is destijds een motie in gediend, die uiteindelijk niet in stemming is gebracht omdat het college genoemde toezegging gedaan heeft. Zoals ik al heb gezegd zijn er met betrekking tot deze kwestie twee zaken aan de orde. In de eerste plaats hebben wij te maken met het aspect van de ruimtelijke ordening: wil men de voorziening op die plaats. Daaruit volgt de vraag of je het betreffende voorberei- dingsbesluit wel of niet wilt nemen. In de tweede plaats gaat het om het geld. Als wij deze voorziening daar willen hebben en wij willen de bejaarden er gebruik van laten maken, dan zal dat geld kosten. De vraag is of er voldoende geld is om de voorziening te realiseren. Het is gebleken dat de extra lasten ongeveer f. 45.000,zullen zijn. Binnen de beleidssector Maatschappelijke Dienstverlening is daar geen ruimte voor. Bovendien kan deze ruimte niet 47 worden gemaakt door herschikking van gelden binnen de Stichting Bejaardenwerk Leeuwarden. Het college heeft daarom besloten om deze zaak aan de orde te stellen bij de behandeling van het beleidsplan 1985-1989, wanneer over het nieuw beleid gesproken kan worden. Het een en ander zou ingevuld moeten worden in het kader van nieuw beleid. De raad zal dan ook de be slissing moeten nemen of hij in dit opzicht het nieuw beleid op deze manier zal willen invullen. Synchroon daaraan zal gediscussieerd moeten worden over het al dan niet nemen van een voorbereidingsbesluitIk zeg dat nu alvast, omdat de verwachting is dat de discussie nog wel enige tijd op zich zal laten wachten. Ook de heer Bijkersma heeft zijn zorgen uitgesproken over Camminghaburen. Hij heeft gezegd dat de tekorten op het bestemmingsplan niet mogen worden afgewenteld op de kavels in de vrije sector. Het is ook zeker niet de bedoeling, mijnheer Bijkersma, dat de tekorten worden afgewenteld op de kavels in de vrije sector. Alleen al uit praktische overwegingen zouden wij dat niet doen, omdat anders de kavels onverkoopbaar zouden zijn. Wij willen ook graag in de vrije sector kavels verkopen, want dat hoort ook bij het wervend karakter van het bestemmingsplan. Het college is niet van zins om de kavels in de vrije sector zo duur te maken dat ze onverkoopbaar zullen blijken te zijn en dus ook niet van zins de tekorten op het bestemmingsplan af te wentelen op de kavels in de vrije sector. De heer Bijkersma heeft ook melding gemaakt van de problematiek met betrekking tot de contingenten. Ik meen te hebben begrepen dat hij het eens is met de door de gemeente ge pleegde prioriteitsstelling, namelijk in de eerste plaats prioriteit voor stadsvernieuwingsge bieden en in verband met renteverliezen in de tweede plaats prioriteit voor Camminghaburen. Wij moeten echter ook aan onze dorpen denken. Het praktische beleid van het college in dezen verlooptivolstrekt volgens onze prioriteitsstelling. Wat betreft het aanleggen van fietspaden moeten wij volgens de heer Bijkersma zorgvuldi ger alle belangen afwegen. De heer Bijkersma noemt in dit kader de beslissing om in de Schrans fietspaden aan te leggen. Ik ontken dat er ten aanzien van de aanleg van die fiets paden geen goed afgewogen beslissing is geweest. Het is heel bewust een beslissing geweest om de fietsers - in onze stad is deze groep van verkeersdeelnemers zeer groot - in dit geval veilig te laten fietsen. Ongevallenstatistieken hebben uitgewezen dat de resultaten die wij wilden bereiken met de aanleg van de fietspaden ook zijn bereikt. Aanleg van de fietspaden is een zeer goede en een wel overwogen keuze geweest. Wij moeten in de toekomst onze keuzen bepa len op dezelfde wijze zoals dat ten aanzien van de fietspaden in de Schrans is gebeurd. Vervolgens vraagt de heer Bijkersma hoe het staat met het organisatie-onderzoek bij de DSO. Hij heeft melding gemaakt van aanvankelijke problemen bij dat onderzoek. Ik heb even na moeten denken wat de problemen waren. Wij hebben steeds in goed overleg met de dienst dit onderzoek verricht. Er zijn wel eens wat kleine dingen geweest waar je met elkaar over moest praten, maar in het groter geheel is er sprake van een erg goed overleg. Inmiddels zijn drie fases van het onderzoek afgerond. Fase vier van het onderzoek is in ver gaande staat van voorbereiding. Over niet al te lange tijd zal de raad de resultaten daarvan kunnen verwachten Dan kom ik nu bij de gemeentegaranties. B. en w. hebben een nota aanvaard met betrek king tot de gemeentegaranties, waarbij is gezegd dat het huidige niveau gehandhaafd moet blijven. Ik denk dat de VVD het ook met het college eens zal zijn dat het instrument van de gemeentegarantie een belangrijk instrument is met betrekking tot het realiseren van particu liere bouw. Volgens mij zou de particuliere bouw zelfs in elkaar storten, wanneer het instru ment van gemeentegarantie niet meer zou bestaan. Het probleem is het invorderen van de gelden wanneer mensen hun schulden niet meer kunnen betalen. In genoemde nota is een pro cedure afgesproken voor de invordering van deze gelden. Wat dat betreft zitten wij op een heel duidelijke lijn. De heer Bijkersma heeft aan dit probleem het probleem van de achterstand van de huurafdracht gekoppeld. Hij heeft gevraagd of ik ook getallen heb over de huurachterstand. Ik heb hier een staatje van 15 maart 1983 - misschien zijn er wel nieuwe getallen, maar die ken ik nog niet - waarin het om 16.176 woningen gaat. Als men de huurachterstand in woningen uitdrukt, dan hebben van deze 16.000 woningen ongeveer 2.000 woningen een huurachter stand. De hoogte van de totale huurachterstand in percentages is 1,61% van de totale huur op jaarbasis. De gemiddelde achterstand over het totale woningbezit is f. 72, Als de heer Bijkersma nog meer gedetailleerde getallen wil weten, dan mag hij het staatje wel inzien. Ik kom dan nu bij PAL. Mevrouw Van der Werf heeft melding gemaakt van de evaluatie van het toewijzingsbeleid. Zij vindt het toewijzingsbeleid binnen het volkshuisvestingsbeleid erg belangrijk. Het college is het wat dat betreft met haar eens. Mevrouw Van der Werf heeft er ook melding van gemaakt dat de evaluatie nogal lang heeft geduurd. Haar analyse is dat er een soort machtstrijd heeft plaatsgevondenwaarbij de corporaties en de gemeente ieder om hun plaatsje zaten te vechten. Ik vind dit allemaal wat te zwaar uitgedrukt. Het Besluit op de toegelaten instellingen volkshuisvesting heeft aan de corporaties nogal een grote autonomie gegeven. Anderzijds is het zo dat de democratisch gekozen overheid, zoals de gemeente, ook zeker een taak heeft op dit terrein en dat er evenwicht gevonden zal moeten worden tussen de taken van de overheid en die van de corporaties. Het zoeken van dat evenwicht kost noga! wat tijd, maar ik heb toch de indruk dat wij gaandeweg verder komen. Ook de evaluatie van

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 24