66 heeft. Ook wij moeten onze eigen taak goed verstaan. Vandaar dat wij de motie mede hebben willen ondertekenen, met de kanttekening erbij dat wij zelf ook zaken zullen moeten doen. De voorzitter heeft gesteld dat het college begin januari met het provinciaal bestuur naar de hoofddirectie van de PTT gaat om te praten omtrent de structuur van datgene wat de PTT in Leeuwarden misschien zal laten of niet zal laten. Mijn vraag aan u, mijnheer de voorzitter, gaat u naar dat gesprek als ondersteuning van het provinciaal bestuur of bent u een volledige gesprekspartner? Uit uw woorden heb ik namelijk begrepen dat u bent uitgenodigd door het bestuur van de provincie. Ik zou graag een beetje meer zekerheid willen hebben over de vraag of u een volwaardige gesprekspartner bent of dat u alleen meegaat als ondersteuning van het provinciaal bestuur. De voorzitter heeft vraagtekens gezet bij mijn voorbeeld over het bezoek van de Ameri kaanse ambassadeur aan Leeuwarden. Ik heb daarmee willen aanhalen dat men te allen tijde, iedere dag, zijn kansen moet grijpen en uitbouwen. Als ik dan de volgende dag in de krant lees dat het provinciaal bestuur met mensen uit de zuivel een reis naar Amerika gaat maken om daar de zuivelindustrie te pousseren, dan zeg ik, kijk, op dat bezoek is ingesprongen. Dat bedoelde ik met mijn voorbeeld. De voorzitter zal ongetwijfeld nog meer voorbeelden kun nen noemen. Het gaat om initiatieven die van tevoren niet zijn in te schatten, maar die zich plotseling bij een gebeurtenis voordoen. Dan moet men de kans grijpen, mijnheer de voorzitter, iedere dag. Wethouder Kessler is ingegaan op een aantal gedachten van ons in de algemene beschou wingen. Hij is ook even zijdelings ingegaan op andere zaken die daarmee verband hielden. De wethouder heeft gezegd dat wij straks de keuze moeten maken tussen het geven van een vergoeding van 100% in de sociale sector en maar afwachten wat er gaat gebeuren of het accep teren van de 2/3 uitkeringsregeling. Ik meen uit de woorden van wethouder Kessler te moeten opmaken dat zijn gedachten in de richting van de eerste keuze gaan. Ik denk dat dat een zaak is van het bouwen van een toekomst op bijstand. Persoonlijk vind ik dat wij beter de 2/3 uitkeringsregeling kunnen accepteren - want dan weten wij wat wij in de hand hebben -, dan het invoeren van een bepaalde systematiek waardoor wij later alsnog met de tekorten worden geconfronteerd. Als er een keuze moet worden gemaakt, dan geven wij de voorkeur aan de tweede keuze. Wethouder Kessler is ook ingegaan op de nullijn-benadering die wij gisteren in onze be schouwingen hebben aangehaald. De wethouder zegt vervolgens dat de nullijn-benadering in de gedachte van de VVD niet helemaal juist is, want het profijtbeginsel gaat immers toe naar een dekking van 100%. Ik heb de nullijn-benadering bedoeld. Dat heeft de wethouder natuur lijk ook wel begrepen, maar hij is er niet zo erg op ingegaan. Een trendmatige verhoging van 2% of 3%, die men vanwege de inflatie en andere verhogingen toestaat, is heel wat anders dan het profijtbeginsel naar een dekking van 100% toetrekken. Dat is een ander facet waarover ik nog wel eens met de wethouder wil praten. Ik had gedacht dat het college de door mij bedoelde nullijn-benadering zou hebben overwogen, want in het collegeprogramma staat dat het college zich voor wat betreft de financiële problematiek van de gemeente zal bezinnen op een aantal zaken, namelijk op de gemeentelijke inkomsten, de efficiency en de herwaardering van be staand beleid. Ten aanzien van de gemeentelijke inkomsten had het college genoemd facet best eens mee kunnen nemen. Het college had argumenten kunnen geven waarom dat niet kan. Er was dan in ieder geval over nagedacht. Uit de woorden destijds van wethouder Kessler in de Commissie voor de Financiën heb ik begrepen dat deze gedachte nimmer naar voren is gekomen en dat vind ik een tekortkoming. Vandaar dat ik dit aspect naar voren breng en dat ik heb gezegd dat de wethouder in een artikel in de krant heeft gezegd dat het rijk de zwarte Piet doorspeelt naar de gemeente. Ik heb geen rectificatie gezien van wethouder Kessler wat dit artikel betreft, dus neem ik aan dat het zijn woorden zijn. Anders had ik wel een ingezonden stuk van wethouder Kessler gezien. Ik heb dat echter niet gezien, dus ga ik er vanuit dat datgene wat in dat artikel stond zo is. Dit is onze benadering over deze materie. Naar ons gevoelen heeft de wethouder de zwarte Piet doorgespeeld in de richting van de burgerij en het bedrijfsleven. Wethouder Kessler heeft gezegd dat herwaarderen steeds zal moeten gebeuren. Wij hebben in ons betoog naar voren gebracht dat er een 5-jarig beleidsplan is waarin de grote lijnen worden uitgezet. De jaarlijkse begroting zou volgens ons eigenlijk moeten fungeren als her waardering van het beleid en van datgene wat men heeft voorgesteld, behalve als er, zoals de laatste tijd ook is gebeurd, incidentele tegenvallers zijn. Het is terecht dat het college bij incidentele tegenvallers overgaat tot herwaardering. Zo langzamerhand is echter wel voorspel baar hoe hoog de uitkeringen en vergoedingen, die wij van het rijk moeten krijgen, zullen zijn. Het college zou daar best een begroting op kunnen baseren. Wij zijn van gedachten dat het college eens met de samensteller van de begroting moet proberen de herwaardering daarin te verwerken. Dat zal wel veel inspanning kosten, maar misschien is het college dan een aan tal jaren af van de herwaardering. Er kunnen zich natuurlijk plotseling gevallen voordoen die het noodzakelijk maken om extra te korten. Daarvoor hadden wij een extra reserve willen invoeren, maar daar wil het college niet toe overgaan. Wethouder Kessler is ook ingegaan op onze kritiek op het stimuleren van de werkgelegen 67 heid. Ik heb onze opmerkingen geplaatst in het licht van datgene wat ik gelezen heb in het beleidsplan onder de beleidssector Economische Aangelegenheden. Ik heb gezegd dat ik wat betreft deze beleidssector in het beleidsplan een aantal gegevens heb gevonden dat ik gemak kelijk elders had kunnen verzamelenBovendien heb ik helemaal geen visie gevonden omtrent de werkgelegenheid. Ik had eigenlijk verwacht dat een ander lid van het college de vragen en stellingen hieromtrent zou hebben beantwoord. U, mijnheer Kessler, als wethouder van Finan ciën en als voorzitter van de Commissie voor de Werkgelegenheid hebt een en ander beantwoord. Ik kan echter de kritiek die ik heb over de tekorten in de economische sector niet in uw rich ting spelen. Maar ondanks dat blijft de kritiek wel recht overeind staan. De wethouder heeft gezegd dat wij als gemeente zo weinig kunnen doen. Ik ben het daar mee eens, maar ik vind wel dat men datgene wat men kan doen natuurlijk voor 100% en wat mij betreft misschien voor 200% moet doen. Er moet in ieder geval meer gebeuren dan alleen maar praten. Toen de Com missie voor de Werkgelegenheid is opgericht heb ik naar voren gebracht dat wij voor één ding waakzaam moeten zijn, namelijk dat deze commissie geen commissie moet zijn die er op uit is om te kijken hoe hier en daar subsidie kan worden verkregen. Dat is een bijkomstigheid, die natuurlijk ook noodzakelijk is. Het gaat er echter om dat getracht wordt werkgelegenheid te scheppen. Wat dat betreft had ik graag meer initiatieven gezien, te meer er in het college programma staat dat aan de werkgelegenheidsuitbreiding een enorme prioriteit wordt gegeven. Het college moet iets voor ogen hebben gestaan als het zo iets zegt, want anders kan men zo'n belangrijk punt niet in het collegeprogramma onderbrengen. Als het college niets voor ogen heeft gestaan, dan is deze opmerking in het collegeprogramma een schot in de lucht geweest. Ik kan er op het ogenblik geen wijs uit worden. Ik constateer dat het college op het gebied van activiteiten met betrekking tot de uitbreiding van de werkgelegenheid bijzonder weinig heeft gedaan. Misschien is het een en ander wachtende op de nota over de werkgelegenheid. Laten wij daar dan maar vanuit gaan. Ik had evenwel graag gezien dat er wat betreft de werk gelegenheid nu al wat was gedaan. Wethouder Geerts is op een aantal van onze gedachten ingegaan. Wij hebben de wethouder de concrete vraag gesteld hoe het staat met de huurachterstand in de sector waar de gemeente het beheer over voert. De wethouder heeft deze materie in het algemeen behandeld. Ik zou graag willen weten hoe het zit met de huurachterstand wat de gemeentelijke sector betreft, want daar gaat het ons natuurlijk om. Ik hoop wel dat wethouder Geerts straks komt met recente gegevens, want laten wij eerlijk zijn, een staatje van 15 maart is achterhaald. Misschien heeft de wethouder de recente gegevens niet meer - ik neem hem dat ook niet kwa lijk -, maar er is natuurlijk inmiddels wel heel wat gebeurd. Ik wil graag de exacte gegevens hebben die er nu zijn, want een staatje van 15 maart zegt mij niets. Wethouder De Vries heeft een speelse opmerking geplaatst over mijn algemene beschouwin gen van gisteren. De wethouder vroeg zich namelijk af of ik toen bezig was met de afdelings vergaderingen of met het houden van algemene beschouwingen. Toen ik het over het gymnas tieklokaal had, dacht ik: liberalen zitten altijd vol met twijfels. Die twijfel is er ook nu weer, want ik erken dat de wethouder met zijn opmerking volledig gelijk heeft. Het is natuurlijk wel zo dat de uitzondering de regel bevestigt. De wethouder heeft echter tegelijkertijd wel een kleine zwaai gemaakt, want hij heeft ook mijn andere opmerkingen willen terugplaatsen naar de afdelingsvergaderingen, maar daar ben ik het niet mee eens. De problematiek met betrek king tot de Coornhertschool wordt duidelijk aangehaald in het beleidsplan. Ik heb dan ook het recht om daarover hier te praten. Uit het beleidsplan proef ik dat het college het gymnastiek lokaal ten behoeve van de Coornhertschool wil laten bouwen. De kosten daarvan komen dan wel voor onze rekening. Laten wij toch zinnig zijn. Laten wij dat gymnastieklokaal niet bouwen, want er zijn mogelijkheden genoeg in de buurt. Realisering van het gymnastieklokaal gaat ons geld kosten. Dat geld hebben wij misschien veel meer nodig voor een andere sector. Volgens mij kan er nog best een paar jaar worden doorgegaan met de wijze waarop nu het gymnastiek onderwijs plaatsvindt. De wethouder zegt dat de overschrijding van de doeluitkeringen het gevolg is van het feit dat wij niet genoeg geld krijgen van het rijk. Dat is natuurlijk gemakkelijk gezegd. De over schrijdingen liggen in een heel andere sector. Ik heb daarop niet meer willen ingaan, want ik heb vorig jaar reeds met een staatje aangetoond dat er iets aan die doeluitkeringen moet ge beuren. De wethouder heeft erkend dat de overschrijdingen hier de pan uitrijzen. Er is echter weinig aan gebeurd. Wij hebben de suggestie gedaan dat iedere school haar eigen budget moet bewaken - er kan eventueel een korting op het budget worden toegepast -, want dan kan men misschien veel meer tot een besparing komen. Ik zoek de besparing in de sector energiever bruik: meer aandacht voor het tijdig uitdoen van de lichten, misschien wat minder gebruik van lampen, misschien de verwarming in de vakanties wat eerder uit. Ik weet niet of dit alle maal kan - het college is daar wel in bedreven -, maar ik denk toch dat wij het in die richting moeten zoeken. Wij blijven er op aandringen dat de doeluitkeringen beter bewaakt worden wat betreft de overschrijding. Wethouder Miedema heeft gezegd dat wij in de zaak van de milieuverontreiniging met de beide benen op de grond moeten blijven staan. Wat dat betreft zijn wij het helemaal met elkaar eens. Ik wil nog even uitleggen wat ik met mijn opmerking over deze kwestie bedoeld heb.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 34