i, 72 emancipatiebeleid vergelijkt met dat van andere steden, dan is de bewering van de wethouder bepaald niet waar te maken. Maar goed, ik ben benieuwd naar de argumenten van de wethou der ter zake. Wethouder Kessler heeft ook gezegd dat oprichting van een door mij voorgestel de ambtelijke werkgroep niet nodig is. Mevrouw Brandenburg heeft aangedrongen op een duidelijker structuur voor het emancipatiebeleid, maar daarop is de wethouder niet verder in gegaan. Een ambtelijke werkgroep is volgens de wethouder niet nodig, omdat het niet zo zin vol is om iemand van de afdeling ROV te laten meepraten over roldoorbrekend onderwijs. Dat is ook niet de bedoeling van zo'n ambtelijke werkgroep. Er zijn echter duidelijk problemen aan te geven die voor alle functionele afdelingen hetzelfde zijn, bijvoorbeeld de vraag - een soort invoeringsstrategie hoe krijg ik mijn afdeling zo ver om op het betreffende terrein positief te gaan denken over een emancipatiebeleid? Er kunnen ook afspraken worden gemaakt over de wijze van controle binnen de afdelingen wat betreft het uitvoeren van het emancipatie beleid. Er zijn wat dat betreft nog wel meer punten te noemen. De inhoudelijke discussies zullen wij volgens mij nog wel eens voeren in de Commissie voor Emancipatie-aangelegenheden. Wethouder Geerts heeft een reactie gegeven op mijn opmerking over de woningtoewijzing. De wethouder vindt het door mij in dit kader gebruikte woord "machtstrijd" te zwaar uitge drukt Vervolgens heeft de wethouder - dat is dan weer het verhullende taalgebruik - het over een evenwicht dat gevonden moest worden tussen de taakverdeling en dat dat nogal wat praten heeft gekost. Volgens mij heeft de wethouder datgene wat ik heb gezegd niet bestre den Met de opmerking in eerste instantie over het onderzoek bij de DSO, bedoelde ik tevens te zeggen dat dat onderzoek zich ook uitstrekt tot de Dienst Bouw- en Milieutoezicht. Ik had het een en ander wat correcter kunnen formuleren. Wat dat betreft heeft de wethouder gelijk. Wethouder Geerts vraagt zich af hoe ik durf te zeggen dat het college steeds minder waardering heeft voor het meedenken van de bevolking. Wij hebben ons wat dat betreft ge baseerd op de kort geleden in deze raad gehouden discussie over de Handleiding functioneren project- en contactgroepen. Wij hebben toen geconstateerd dat de kritiek die vanuit het Oude Stadswijken Overleg (OSO) is geformuleerd op met name het punt inspraak - is de inspraak goed geregeld en wat gaat er allemaal fout -, in feite verdwenen is en niet aan de orde kon komen omdat het alleen nog maar ging om de uitvoering van besluiten, die wij hier ongeveer 2\ jaar geleden genomen hebben. Dat laatste hebben wij duidelijk opgevat als een niet erg serieus nemen van deze hele zaak. Wij hebben in navolging van het OSO gesignaleerd dat de contactgroepen dreigen leeg te lopen en dat daar oplossingen voor gevonden zouden moeten worden. In ieder geval zouden wij er met elkaar over moeten praten hoe het komt dat derge lijke elementen niet aan bod zijn gekomen. Wij hebben ook geconstateerd dat de afdeling Wel zijn, voor wat betreft haar inbreng in de projectgroepen, steeds meer uren heeft moeten in leveren. Overigens hebben wij in eerste instantie een vraag gesteld hoe het college dat op termijn ziet. Wij hebben op die vraag nog geen antwoord gekregen, maar misschien kan dat in tweede termijn. Wethouder Geerts zegt dat de dagelijkse praktijk is: niet slopen. Ik heb concrete voor beelden genoemd: het voormalig gebouw van de Dienst Reiniging en Brandweer, het gapende gat aan de Snekerkade en het schoolgebouw in de Schoolstraat. (De heer Geerts (weth.): Is dat dan al gesloopt?) Nee, maar ik heb gedoeld op het standpunt dat het college daarover heeft ingenomen. Ik meen toch zeker te weten dat dat standpunt ging in de richting van sloop. Maar het kan zijn dat het college daarover intussen een ander standpunt heeft ingenomen; dat hoor ik dan graag. Ik heb in ieder geval geconstateerd dat het college niet op mijn vraag is ingegaan. Ik heb overigens ook nog een vraag gesteld wanneer het gat aan de Snekerkade wordt opgevuld. Ook op deze vraag heb ik geen antwoord gekregen. Ik wil dan nu ingaan op de beantwoording van wethouder De Vries. De wethouder heeft vrij uitvoerig geantwoord op alle vragen. De beantwoording was duidelijk, bedankt daarvoor. Ik wil toch nog op een paar punten ingaan. Wat betreft de meerhoofdige leiding komt de redenering van de wethouder er op neer dat wij ons moeten concentreren op de onderwijskundige aspecten van de leiding bij de nieuwe basisschool. Daarmee suggereert de wethouder een beetje alsof er voor een meerhoofdige leiding geen onderwijskundige argumenten zouden zijn aan te dragen. Ik denk dat aan de meerhoofdige leiding wel degelijk onderwijskundige argumenten ten grondslag liggen. Wij hebben in deze raad al vaker onze zorgen uitgesproken over de waarborgen voor onderwijs kundige eigenheid van de kleuterschool inde nieuwe basisschool. De meerhoofdige leiding wordt wel degelijk gezien als een manier om daarvoor waarborgen te creëren. Ik zal nu niet verder ingaan op allerlei andere motieven die zijn aan te dragen voor de meerhoofdige leiding, want de discussie daarover voeren wij binnenkort. Dit is echter toch wel een element dat heel duidelijk naar voren komt De wethouder heeft gelijk dat de kritiek op de afdeling Onderwijs aan zijn adres gericht moet zijn. Vandaar dat ik dat gisteren hier ook op tafel heb gelegd en vervolgens heb gecon stateerd dat emancipatiebeleid niet afhankelijk mag zijn van ambtelijke goede wilmaar van een krachtig collegebeleidIk heb als lid van de emancipatiecommissie gesignaleerd dat de ambtelijke goede wil ontbreekt. Trouwens, ook andere mensen hebben dat gesignaleerd. 73 Kennelijk loopt men op dit terrein nogal aan tegen opvattingen die mensen daar zelf over hebben en die maken dat zij niet zo erg hard lopen wat betreft het uitvoeren van allerlei besluiten. Over de beantwoording van wethouder Miedema een enkele opmerking. De wethouder heeft geen reactie gegeven op onze constatering dat wij op dit moment alleen nog maar bezig zijn met het opruimen van rotzooi uit het verleden en dat wij in feite nog helemaal niet toekomen aan een meer op de toekomst gericht beleid. In dit verband wil ik wijzen op de door de FNV en de Friese Milieuraad uitgebrachte notitie Het betere werk, een afvalstoffenplan dat is om gezet in een arbeidsplaatsenplan en waarin tal van behartenswaardige voorstellen staan. Ik wil dan nu een paar opmerkingen maken over de betogen van de andere fractievoor zitters. Allereerst een aantal opmerkingen over het betoog in eerste instantie van mevrouw Brandenburg. Toen ik gisteren de verschillende bijdragen beluisterde, kon ik in feite niet anders constateren dan dat - gelukkig trouwens - de bijdragen van het linkerdeel van de raad onderling veel meer raakvlakken vertoonden dan die van bijvoorbeeld PvdA en CDA. Wat dat betreft zou je dus mogen constateren dat een college van PvdA-PAL er misschien over l\ jaar wel inzit. (De heer Pruiksma: Bof jij even!) Op veel punten heb ik trouwens met instemming geluisterd naar de inbreng van de PvdA. Ik wil een paar punten noemen. De analyse van het regeringsbeleid zoals mevrouw Branden burg die naar voren heeft gebracht, waarbij met name de opvatting dat de overheid zelf zou moeten investeren ons aansprak. Het pleidooi voor een actief beleid om de positie van de minima te versterken. Ik hoop overigens dat dat pleidooi resulteert in steun voor de moties die wij van plan zijn in te dienen bij de herwaardering. Tot slot het loslaten van het uitgangs punt dat rijkskortingen zonder meer in de betreffende sector moeten worden doorberekend voor wat betreft de sector sociaal-cultureel werk. Zo zijn er nog wel meer punten te noemen, maar ik zal die niet allemaal herhalen. Wij kunnen overigens ook het standpunt over deregu lering van harte ondersteunen. De PvdA is in tweede instantie ingegaan op onze tegenbegroting. De benaming "alternatief ontwerp-dekkingsplan" was correcter geweest. In feite is dat ook de strekking van onze tegenbegroting en dat betekent dat wij nu niet zullen ingaan op een aantal door de PvdA ge maakte opmerkingen. Wij zullen daarop pas ingaan bij de behandeling van de herwaardering, omdat dan de moties, die het resultaat zijn van onze tegenbegroting, zullen worden ingediend. Toch wil ik daarover een paar opmerkingen maken. Mevrouw Brandenburg zegt dat wij in feite kiezen voor de lijn van het op de lat schrijven. Ik begrijp niet goed waarop zij dat baseert, want eerlijk gezegd staat dat zo niet in ons verhaal. Wij hebben wel voor een aantal dekkingsmiddelen p.m. geraamd, maar dat is natuurlijk niet een op de lat schrijven. Voor de beleidssector Onderwijs hebben wij een hogere uitkering geraamd dan het college. In feite doet het college precies hetzelfde, alleen vanuit een lagere taakstelling. Wij hebben ten aan zien van deze nieuwe dekkingsmiddelen ook vermeld dat wij aannemen dat 2/3 deel van dit bedrag in de huidige beleidsperiode gehaald kan worden. Wij bouwen dus al een zekere reserve in vanuit het gegeven dat wij die middelen nog zullen moeten verkrijgen. Ik begrijp dus niet goed waarop de opmerking van mevrouw Brandenburg is gebaseerd. (Mevrouw Brandenburg- jjoerdsmaWij vinden uw stelling, dat de overheid de bedragen die p.m. geraamd zijn op den duur wel aan ons zal betalen, veel te optimistisch) Ja, maar de p.m.-posten zijn inkomsten- posten. In die zin is het dus geen optimistische stelling. Er staat p.m. en er staat niet een te hoog bedrag geraamd waarop wij vervolgens ons hele verhaal baseren. Nogmaals, ik be grijp die opmerking van mevrouw Brandenburg niet, maar misschien kan zij dat wat uitge breider toelichten wanneer wij moties indienen bij de herwaardering. Op de opmerkingen van mevrouw Brandenburg over de bestuurlijke ongehoorzaamheid heb ik al gereageerd naar aanleiding van het antwoord van wethouder Kessler. Mevrouw Brandenburg heeft ook nog gezegd dat zij onze motie niet zal steunen, omdat er wat dat be treft sprake zou zijn van bestuurlijke ongehoorzaamheid. Op dat laatste ben ik al ingegaan. Dan kom ik nu bij het betoog van het CDA. Mevrouw Brandenburg kent volgens mij steno, want zij haalt letterlijke citaten aan uit het betoog van de heer Pruiksma. Het kan natuurlijk ook zijn dat haar contacten met het college het een en ander opleveren. Ik heb eerlijk gezegd nogal moeite om de betogen van de heer Pruiksma te volgendat wil ik toch wel eens zeggen De betogen hangen met veel woordspelingen aan elkaar. Daardoor moet ik echt ontzettend ge concentreerd luisterenwant anders ben ik voortdurend de lijn van het verhaal kwijtDat maakt het wel eens moeilijk om de duidelijke lijn in de betogen van de heer Pruiksma op te pakken. Misschien moet ik ook steno leren, want dan kan ik zijn betogen thuis nog eens rustig bekijken. In ieder geval moet ik zeggen dat ik de opmerkingen van mevrouw Branden burg in tweede instantie over het betoog van de heer Pruiksma in grote lijnen kan onder schrijven Er is één opmerking van de heer Pruiksma waarover ik nog iets wil zeggen. Hij heeft namelijk opgemerkt dat er niet gemorreld mag worden aan het wervend karakter van Cam- minghaburen. "Wervend karakter" is een term waar wij al nooit zo mee uit de voeten hebben gekund. Bouwen voor de behoefte spreekt ons meer aan. Op dit moment is er heel duidelijk behoefte aan goedkope woningen. Bouw die woningen dan ook, want dat lijk mij heel wervend niWVi) Im'S.m' 1 I

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 37