gulden voor alle gemeenten te zamen. In 1983 is daarvan in twee fasen een bedrag van 83
miljoen gecompenseerd, hetgeen neerkomt op ruim 15% van het gemeentelijk aandeel. De heer
Lubbers noemde die compensatie "aanmerkelijk". De heer Berg beschouwt die als een fooi:
helaas zijn wij te arm om die te weigeren. Woordvoerders van alle fracties in de Tweede Ka
mer hebben kritiek op het regeringsbeleid ten aanzien van de gemeenten over dit onderwerp.
Zij zouden er met elkaar voor kunnen zorgen dat de eigen bijdrage van de gemeenten terug
gebracht wordt van 10% naar 5% van de bijstandskosten; dat is een betere regeling dan zo
nu en dan een "fors" Lubbers-douceurtje. Zij zouden er ook voor kunnen zorgen dat de ge
meenten niet de post "onvoorzien" gaan vormen waar tegenvallers kunnen worden gestald.
Over deze problematiek dienen wij de volgende motie in:
"De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 19 december
1983, overwegende dat:
a. het voor de gemeente van levensbelang is dat er een andere regeling
komt met betrekking tot de gemeentelijke bijdragen inzake de uit
keringen krachtens de Algemene Bijstands Wet;
b. het voornemen van de regering 2/3 deel van de groei van het
gemeentelijk aandeel over 1984 voor haar rekening te nemen geheel
onvoldoende is,
van mening zijnde dat de regering haar financiële problemen in oneven
redige mate op de gemeenten afwentelt
dringt er bij het college op aan samen met de VNG stelling te nemen
tegen het huidige en het voorgenomen regeringsbeleid en aan te dringen
op een structurele oplossing van de door de groei van het aantal
bijstandstrekkers reeds ontstane en de nog toenemende financiële
problemen van de gemeenten,
verzoekt het college deze motie ook te zenden aan regering en
Tweede Kamer."
De motie is mede-ondertekend door de heer Meijerhof. (De Voorzitter: De motie is voldoende
ondersteund en maakt deel uit van de beraadslagingen. Het is mijn gewoonte bij de behande
ling van de begroting de moties van een nummer te voorzien. Deze motie krijgt volgnummer 1).
Bij de vorige algemene beschouwingen in april j.l. hebben wij een motie van PAL onder
steund, waarin de bezwaren tegen het sociaal-economisch beleid van de regering in het alge
meen en het politiek-financieel beleid ten aanzien van de gemeenten in het bijzonder werden
verwoord. Ik meld dit even om te verklaren waarom wij ten aanzien van die materie nu niet
met een motie komen. Een volgend, wat anders dan men zou mogen verwachten werkend uit
gangspunt van deze regering is de deregulering.
Deregulering, geboren in de bezuinigingshoekkan inderdaad - indien zorgvulrH~ Ge
hanteerd - uitwassen van de regelgevingsdrift wegnemen. Immers, te ver doorgevoerde maar
op zich goed bedoelde regelgeving (ook wel eens genoemd: het millimeteren van de recht
vaardigheid) brengt meer negatieve effecten met zich mee dan dat het in positieve zin oplevert.
Waar de regelgeving meestal bedoeld is om een gelijkwaardiger en rechtvaardiger verdeling
van rechten en plichten tot stand te brengenblijkt dat het vooral de maatschappelijk ster
keren zijn die met de complexe regelgeving uit de voeten kunnen. Wanneer deregulering
wordt opgevat als het tegengaan van een overmatige bureaucratie stemmen wij daar graag
mee in. Wat opvalt in de tot nu toe verschenen dereguleringsrapporten is dat men zich vooral
toelegt op het schrappen van bevoegdheden van de lagere overheden, terwijl het woud van
aan wij zings- en goedkeuringsbevoegdheden van de rijksoverheid buiten schot blijft. Deregu
lering lijkt aldus vooral tot centralisatie van besluitvorming te leiden. In feite komt ook de
overheveling van de verantwoordelijkheid van het openbaar vervoer daarop neer.
Welk specifiek beleid voor Leeuwarden is van het rijk te verwachten? Door het rijk is
ontwikkeld de Structuurschets Stedelijke Gebieden, waarin beleidslijnen zijn getrokken voor
de periode 1985-2000. Het is een verdere uitwerking en een vervolg op de Verstedelijkings-
nota 1978. Tot nu toe had Leeuwarden de status van groeipool. In de nieuwe opzet wordt
Leeuwarden, althans als het rijk zijn zin krijgt, een zogeheten concentratiekern, samen met
enkele andere steden in het Noorden. Wat is het verschil in de praktijk? Ooit, in een ver ver
leden, is gedacht dat de ontwikkeling van Centraal Groningen en het Eemsmondgebied
een grote uitstraling kon hebben voor met name de werkgelegenheid in het hele Noorden. Zo
als bekend is dat niet gelukt. Of die verwachting terecht was of niet laten wij maar in het
midden. Op de werkelijkheid van toen is gereageerd door Leeuwarden en Emmen de status
"groeipool van het Noorden" te geven, zij het slechts na aandrang uit de Tweede Kamer.
De bedoeling is niet alleen uitbouw van de werkgelegenheid, maar ook verbetering van het
niveau van de werkgelegenheid. Het rijk heeft destijds de bijzondere positie van Leeuwarden
erkend. Dat hield tevens in: delen in de spreiding van rijksdiensten. De groeistadfunctie heb
ben wij, ondanks alle inspanningen, nooit tot stand kunnen brengen. Toch heeft de "groei
pool" Leeuwarden geen windeieren gelegd. Het beleid, de suburbanisatie rondom Leeuwarden
terug te dringen, werd ondersteund met het toekennen van lokatiesubsidieDe zuid-tangent
werd gefinancierd, de oosttangent is aangelegd en, wat misschien het belangrijkste is, Leeu
warden werd ISR-gemeente. De resultaten daarvan zijn voor ieder duidelijk zichtbaar en
worden ook nog verder zichtbaar in de binnenstad en de omliggende schil. Die groeipoolsta-
tus heeft ons heel wat opgeleverd en de noodzaak van opkrikking is ook door Den Haag des
tijds onderkend. Op dit moment is de regering van mening dat, gezien het feit dat het groei-
element waarop de Verstedelijkingsnota was gebaseerd is verdwenen, het beleid moet worden
gericht op consolidatie van wat is bereikt en dat het accent moet worden gelegd op de stads
gewesten en de Randstad. Het gevecht voor Leeuwarden begint dus opnieuw. Aangezien Leeu
warden niet in de Randstad ligt en wij weten dat de status "concentratiekern" niet veel zal bij
dragen aan de verdere ontwikkeling van ons gebied, zullen wij samen met het provinciaal bestuur
alle zeilen moeten bijzetten om erkend te worden als stadsgewest. Hier hoeft in de ogen van het
rijk blijkbaar niet te worden behouden en uitgebouwd wat in de afgelopen jaren is gestart en wat
men toen wel belangrijk vond. Wij vinden het voorgenomen beleid onbegrijpelijk en rampzalig.
Aan de provincie wordt nu opgedragen inhoud te geven aan de beleidsterreinen volkshuis
vesting, regionaal economisch beleid, recreatie en verkeers- en vervoersbeleid. Financiële
instrumenten worden daar niet bij geleverd, wel moet veel onderzoek worden verricht. Aan
de provincie wordt gevraagd de provinciale bevolkingsgroei, alsmede de groei van arbeids
plaatsen, op Leeuwarden te concentreren. Maar de mogelijkheid om meer dan één gemeente
aan te wijzen tot concentratiekern wordt ook opengelaten. Kortom, wij maken ons hoogst on
gerust, ook over het verdere verloop van de spreiding van de rijksdiensten, die weer van
invloed is op de bevolkingsgroei.
Zoals zo vaak in het politiek-bestuurlijk vlak wordt weer aan iets nieuws begonnenin
plaats van alleen die onderdelen van het oude beleid die niet goed voldoen, te veranderen.
Geen enkel beleid krijgt de kans uit te groeien tot waartoe het is opgezet. Een sprekend
voorbeeld, dat ook met onze gemeente te maken heeft, is het besluit van minister Smit-Kroes
de verdere uitbouw van voorzieningen voor het fietsverkeer maar te schrappen, omdat er
reeds genoeg is gedaan. Tegen de voorlopige beslissing van het rijk kan in de inspraak een
groot aantal zaken worden aangedragen om de regering te overtuigen dat het anders moet,
onder anderen de resultaten van de stadsvernieuwing, de opzet van Camminghaburen die
de suburbanisatie begint af te remmende aanleg van recreatieve voorzieningen zoals het
Groene Stergebied, de werkgelegenheid (een pendelstroom van 18.500 werkers naar Leeuwar
den toe), een hoogwaardig winkel- en uitgaanscentrum en een centrum van onderwijsvoor
zieningen. Wij vinden het noodzakelijk een motie in te dienen waarin die bezorgdheid voor
deze gemeente en het feit dat wij de status van concentratiekern (waaraan geen instrumen
ten zijn gekoppeld) onaanvaardbaar vinden worden uitgesproken en die voor het college
een ondersteuning kan betekenen bij de in januari a.s. te voeren gesprekken met het rijk
en ter beïnvloeding van de provincie die binnenkort haar visie met betrekking tot de
Structuurschets Stedelijke gebieden aan het rijk kenbaar moet maken. De motie luidt:
"De raad der gemeente Leeuwardenin vergadering bijeen op
19 december 1983, overwegende:
- dat naar aanleiding van de Verstedelijkingsnota 1978, door de rijks
overheid aan Leeuwarden de bijzondere status van groeipool binnen
het verstedelijkingspatroon is gegeven teneinde langs die weg de
sociaal-economische situatie in haar invloedsgebied te versterken;
- dat op basis hiervan stimulerende maatregelen binnen het voorwaarden
scheppend beleid van de rijksoverheid aan Leeuwarden ten goede zijn
gekomen en ook anderszins de bijzondere positie van Leeuwarden is
onderkend door de rijksoverheid, onder meer in haar beleid ten aan
zien van de spreiding rijksdiensten, de toepassing van de Beschikking
Geldelijke Steun Stadsvernieuwing 1977 (ISR), de toekenning van
lokatiesubsidie voor Camminghaburen, de uitvoering van het Integraal
Structuurplan Noorden des Lands;
- dat dit beleid ook met kracht is ondersteund door het provinciaal
bestuur en onder meer tot uitdrukking is gebracht in het Streekplan
Friesland en het Provinciaal Sociaal Economisch Beleidsplan;
- dat onlangs is verschenen de Structuurschets Stedelijke Gebieden 1983
die beleidsvoornemens bevat ter uitwerking van de Verstedelijkings
nota 1978;
- dat die uitwerking gericht is op consolidatie van hetgeen sedert 1978
op gang is gezet;
- dat in voornoemde structuurschets met betrekking tot het Noorden des
lands onderscheid wordt gemaakt tussen concentratiekern en stadsgewest;
- dat aan de status concentratiekern, welke aan Leeuwarden wordt toegekend,
in tegenstelling tot die van stadsgewest geen instrumentale consequen
ties voor de rijksoverheid zijn verbonden;