96 na 1979 verder gegaan. Mede onder invloed van het CE-scenario, dat gepresenteerd is in het kader van de Brede Maatschappelijke Discussie, is naar voren gekomen dat op basis van ener giebeleid een bredere ontwikkeling op gang is te brengen en dat energiebeleid en werkgelegen heid een aantal relaties met elkaar hebben. Om duidelijk te maken dat hierover ook op gemeentelijk niveau is gedacht heb ik een brief van de gemeente Tilburg bijgevoegd. In die gemeente heeft een en ander ertoe geleid dat een gerichte opdracht aan het centrum voor energiebesparing is gegeven om met een nota te komen waarin de relatie tussen energie- en werkgelegenheidsbeleid inzichtelijk werd gemaakt en cijfermatig werd onderbouwd. Dat heeft geresulteerd in een vrij uitgebreide studie, die ik heb doorgelezen. Op dit moment heb ik niet de pretentie om te kunnen overzien in hoeverre deze zaak voor onze gemeente hanteerbaar is, maar ik denk dat dit ons toch voldoende moet intrigeren om na te gaan hoe wij hiermee als gemeente verder moeten gaan. Om te laten zien dat ook direct het beleid hiermee te maken heeft, heb ik een stukje in formatie toegevoegd van de gemeente Zutphen, waar onder invloed van deze zelfde gedachten- gang een werkgroep van start is gegaan die uiteindelijk heeft geleid tot de opzet van een stichting. Die stichting kreeg een startsubsidie mee, maar groeide later uit tot een bedrijfje dat in deze energiesector aan het werk ging en volledig kostendekkend en zelfstandig ging werken. Zij richtten zich in eerste instantie niet zozeer op het gebied waarop traditionele isolatiebedrijven werkzaam zijn, zoals het aanbrengen van dubbel glas en spouwmuurvullingen. In de informatie staat vermeld dat zij onder andere gebruik hebben gemaakt van glas dat vrij kwam als thermopane werd geplaatst en dat zij gebruikten als voorzetglas voor andere isolatie projecten. Op die basis is een bedrijfje ontstaan dat zich allengs breder ontwikkelde. Er was daarvoor wat toelevering nodig, hetgeen leidde tot nevenbedrijfjes, zoals bijvoorbeeld een timmerbedrijf je. Deze opzet heeft geresulteerd in een klein bedrijvencentrum dat zich allengs heeft verbreed. Wat ik met dit alles wil zeggen is dat werkgelegenheid toch blijkbaar niet alleen via dikke rapporten wordt gerealiseerd, maar ook met een aantal goede gedachten in beperkte mate kan worden gerealiseerd. De stichting die in Zutphen werkzaam is heeft overigens gezegd dat zij graag de door haar opgedane kennis op dit gebied, zowel qua techniek als qua financiering en verdere stimulering, beschikbaar wil stellen. Een en ander bracht mij tot de gedachte dat wij als raad toch goed moeten weten wat wij met die drie ton willen doen. Ik meen dat ik daar voor een aantal waardevolle suggesties heb gedaan. Zo kan bijvoorbeeld ook het woonlasten- beleid worden ingebracht. Wij vinden dat de raad, op basis van het verder uitdiepen van enkele zaken die wij naar voren hebben gebrachtgerapporteerd moet wordenzodat wij kun nen kiezen voor een verdere zinvolle bestemming van dit fonds. Als die toezegging door het college kan worden gedaanheb ik er geen behoefte aan een en ander met een motie te onder steunen. Ik wacht dus graag in eerste instantie de reactie van de wethouder af. De heer Miedema (weth.): De heer Niemeijer is er volledig in geslaagd om een overzicht te geven van wat er na 1979 is gebeurd. Dat is allemaal terecht. Hij vraagt zich nu af wat wij met de drie ton gaan doen. Dat is gemeentelijk nooit een probleem. Het zou een probleem kun nen worden als het bedrag per se binnen deze sector zou moeten worden besteed. Wij hebben inderdaad, zoals de heer Niemeijer heeft meegedeeld, in 1982 de beslissing genomen dat wij energie zullen besparen waar het economisch kanDe raad heeft dus toen de economische basis aanvaard voor het energiebesparingsplan. Dat heeft beperkingen gegeven. Op dit moment zijn er inderdaad enkele zaken in voorbereiding, zoals de warmte-krachtde warmtepomp en de zonnecollectoren. Een en ander echter op basis van economisch rendement en dat geeft zijn beperkingen. De heer Niemeijer vraagt zich af wat wij verder doen aan energiebesparing. Ik kan u meedelen dat in het kader van het provinciale energieplan een aantal zaken op een rij is gezet en dat ook de provincie een stuk voorlichting geeft op dit moment, onder andere aan woningcorporaties. Het belangrijkste punt is wel dat de Frigas, die tot nu toe al deze zaken voor de gemeente heeft begeleideen erg goed team heeft dat op alle vragen van burgers - van klanten, mag ik wel zeggen - een antwoord heeft en een energienota heeft geschreven die geschikt is voor de gemeenten binnen het Frigas-gebied. Deze nota, die nog maar een korte tijd in ons bezit is, is aangeboden aan de verschillende gemeenten. Men is er op de afdeling mee bezig en er komen vrij exact de zaken in voor die de heer Niemeijer heeft genoemd. De beste oplossing is mijns inziens dat het college die energienota gaat bekijken, er zijn mening naast zet en het totale plan dat Frigas presenteert tot zich neemt. Met onze opmerkingen er naast kan een en ander dan worden voorgelegd aan de raad, die dan kan discussiëren over hetgeen het college meent op het terrein van de energiebesparing te moeten doen. Of daarbij die drie ton inzet is merken wij dan wel. Mijns inziens is die oplossing aanvaardbaar. Een en ander wordt dan binnen onze eigen geledingen, ons eigen bedrijf waarmee wij nauwe bindingen hebben, gehouden. Laten wij eerst eens bekijken wat de Frigas kan doen, waarna een discus sie in de raad over dit onderwerp in het komende jaar kan worden gevoerd. De heer Niemeijer: In hoofdlijnen kan ik met het voorstel van de wethouder akkoord gaan. Het gaat mij er niet om dat deze drie ton volledig ten behoeve van deze sector wordt besteed. Waar het mij wel om gaat is dat dit een van de weinige punten is waar wij op basis van oud geld niet nieuw beleid kunnen ontwikkelen. De heer Bijkersma heeft al eens aan het college ge 97 vraagd met voorstellen te komen wat betreft de werkgelegenheid. Ik meen dat ik hier duidelijk een invalshoek heb kunnen aantonen, waarmee naar mijn idee de gemeenten kunnen proberen nieuw beleid te ontwikkelen. Op deze manier is er ruimte en kan een stukje werkgelegenheids beleid door het gemeentebestuur worden ingevuld. Als wij er op dit moment vanuit kunnen gaan dat deze financiële middelen voor dit doel gereserveerd blijven totdat wij voldoende weten wat er kan worden gedaan - ik hoop dat de wethouder in zijn beschouwingen ook de organi satie-informatie wil benutten die ik heb aangestipt -, dan wacht ik graag de discussie over het door wethouder Miedema aangekondigde gemeentelijke stuk af. De Voorzitter: Ik constateer dat de heer Niemeijer akkoord gaat met de gedane toezegging. Paragraaf 11. Beleidssector Maatschappelijke Aangelegenheden. De Voorzitter: De heer Siemonsma zal spreken over de wens om, vooruitlopende op de totstandkoming van de integrale beleidsnotitie over de GSD, bij afzonderlijke nota's in te gaan op: a. het voldoen aan de sollicitatieplicht, alsmede de positie van de weigeraars; b. de uitkeringen ingevolge de Algemene Bijstandswet in relatie met de begrippen economische eenheid en andere samenlevingsvormen; c. het toepassen van strafkortingen. De heer Siemonsma: Blijkens het collegeprogramma mogen wij een notitie met betrekking tot het GSD-beleid verwachten. In de Memorie van antwoord en in de betreffende afdelings vergadering ben ik hierover niet tevreden gesteld. Er is door de wethouder gezegd dat de bedoelde notitie over ongeveer drie-kwart jaar kan worden verwacht. Inmiddels heeft er blij kens het antwoord op vraag 282 reeds een gemeentelijke standpuntbepaling plaatsgevonden met betrekking tot specifieke punten, waaronder het sanctiebeleid. In de tweede plaats blijkt uit de beantwoording op bovengenoemde vraag dat er momenteel een verdere beleidsontwikke ling plaatsvindt met betrekking tot de sollicitatieplicht en werken met behoud van uitkering. Ten derde wordt gemeld dat er voor de overige punten zo goed als geen beleidsvrijheid voor de gemeente bestaat. Zo te zien moet het dan mogelijk zijn binnen enkele maanden een inte grale notitie in de raad te brengen. Als dat niet kan, dan moet een aantal deelonderwerpen hier toch wel binnen enkele maanden kunnen worden besproken. Ik wil er nog op wijzen dat het sanctiebeleid niet zo lang geleden is vastgelegd. Met betrekking tot werken met behoud van uitkering is wethouder Kessler vandaag ook duidelijk geweest. In het onderwijs zijn de plannen al zo concreet dat ze in de praktijk al bijna worden uitgevoerd, terwijl ook in het kader van de Nota Werkgelegenheid over een en ander zal worden gediscussieerd. Ik neem dus aan dat de gedachtenvorming inmiddels voldoende is ontwikkeld om daarover binnen drie a vier maanden te kunnen discussiëren. Tevens wordt in de Commissie voor de GSD al ge discussieerd over de notitie sollicitatieplicht. De directeur van onze Sociale Dienst treedt op basis van discussies in de Commissie voor de GSD op als getuigedeskundige bij de Hoge Raad inzake deze kwestie, als ik mij niet vergis. Dan zijn visie en beleidsalternatieven toch wel voorhanden Wij vinden het nodig dat over deze onderwerpen op korte termijn wordt gesproken en wel om een aantal redenen. In de eerste plaats is een discussie nodig in verband met de positie van minima en uitkeringsgerechtigden, hetgeen ook in onze tegenbegroting is gemotiveerd, zowel in materieel opzicht als anderszins. In de tweede plaats wordt het GSD-beleid een steeds belangrijker onderdeel van het gemeentelijk beleid. Toch kan maar de helft van de fracties via de Commissie voor de GSD eraan deelnemen. Naar ons idee moet ook de andere helft er bijtijds bij worden betrokken. Bovendien speelt het GSD-beleid zich nogal af achter de scher men en in de presentatie ervan komt naar mijn idee te weinig begrip voor en solidariteit met de betrokkenen naar voren. Wij kunnen hen meer steunen, zelfs zonder wettelijke bepalingen te overtreden of te veronachtzamen. Wij kunnen een beleid voeren dat, in ieder geval in het naar buiten brengen van ideeën en opvattingen, hen minder in de kou laat staan. Samenvattend: het gaat om de mogelijkheid dat ook uitkeringsgerechtigden een volwaardig bestaan kunnen leideneen zorg die hier de afgelopen dagen al meermalen is geuit Er is ons reeds een flink aantal notities in het vooruitzicht gesteld. De kans dat de toe zegging van een integrale notitie over drie-kwart jaar niet wordt gehaald, ondanks goede bedoelingen van de zijde van het college, lijkt dan ook groot. Wij achten het dan wel wenselijk, ook gezien in het licht van hetgeen ik eerder heb gezegd over het GSD-beleid, dat aan de hand van afgeronde en vrijwel afgeronde deelnotities op korte termijn wordt gediscussieerd. Om een en ander kracht bij te zetten hebben wij een motie gemaaktdie als volgt luidt "De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 20 decem ber 1983, overwegende dat - het GSD-beleid door de omvang en aard van de problematiek als een steeds belangrijker onderdeel van gemeentelijk beleid beschouwd moet worden;

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 49