104
Uit het Fonds voor Overige Bijzondere Activiteiten worden allerlei losstaande eenmalige
activiteiten bekostigd, zoals straatfestivals en dergelijke. Wij menen dat dit soort krenten in
de pap moeten blijven, zeker in deze tijd. Hetzelfde geldt voor het Fonds voor Culturele
Doeleinden waaruit experimenten worden betaald. Wij dienen nu voor de B-lijst geen moties
in, maar als dat nodig is dan hoor ik dat graag.
Het zal het college opgevallen zijn dat ik niet gesproken heb over de Stichting Echo. In
het kader van spreiding van arbeid zal de heer Timmermans over dit punt spreken.
De heer Meijerhof is inmiddels ter vergadering gekomen.
De heer Timmermans: Bij de vaststelling van het beleidsplan 1983-1987 in april van dit
jaar, heeft mijn fractie de door de Stichting Echo geformuleerde doelstelling onderschreven.
Wij komen daarop nu niet terug. Gelet op het fqit dat er nieuwe herwaarderingsrondes zou
den komen, hebben leden van onze fractie hun twijfel uitgesproken over de wenselijkheid
van het tot stand brengen van een nieuwe grote gehoorzaal. Daarbij is tegelijkertijd aange
geven dat wij, gezien de koepelfunctie die wij onderkennen in datgene wat de Stichting Echo
heeft voorgesteld, de andere voorgestelde zaken in één accommodatie ondergebracht willen
zien worden. Het zal duidelijk zijn dat onze fractie op zijn minst teleurgesteld is over het
voorstel van het college, zoals dat nu is aangegeven in het ontwerp-dekkingsplan 1984-1988.
De activiteiten worden namelijk verspreid over de verschillende instellingen. Hetzelfde geldt,
hoewel daar niet zo duidelijk over gesproken wordt, voor de oefenruimten - ik heb de indruk
dat dat punt gemakshalve maar vergeten is - en voor de podiumgerichte activiteiten. Kortom,
de koepelfunctie waarover ik het zonet had is om zeep geholpen en daarmee in feite de doel
stelling. Conclusie: het voorstel van het college getuigt niet van een grondige analyse van
de door ons onderschreven doelstelling, maar is veeleer en uitsluitend een bezuinigingsvoor
stel.
Dat er geen analyse onderzoek heeft plaatsgevonden blijkt onder meer uit het feit dat er
nauwelijks overleg heeft plaatsgevonden met de Stichting Echo. Wel heeft er in het begin en
in het allerlaatste stadium overleg plaatsgevonden, maar dat is niet het geval geweest in het
afgelopen driekwart jaar. Dat er nauwelijks overleg heeft plaatsgevonden blijkt ook uit de
opmerking van wethouder Heere in de afgelopen afdelingsvergadering. De wethouder consta
teerde toen dat hij, gelet op de wetenschap die hij had dat er een nieuwe herwaarderings
ronde aan kwam, in mei/juni het besluit had genomen geen overleg of onderzoek meer te ple
gen. Dat besluit is dus gevallen ongeveer één maand na het eerder genoemde raadsbesluit in
april. Problematisch in dit verband is het feit dat niemand van het besluit van wethouder
Heere op de hoogte is gesteld, maar dat ondertussen wel commissies zijn gehoord. Wethouder
Heere voegde aan zijn uitspraak in de raadsvergadering van april 1983 toe dat wij de kip
voorlopig maar niet verder moeten storen en dat wij maar eens moeten kijken wat voor ei er
uit komt. Iedereen ging er dus vanuit dat er sinds de raadsuitspraak van april 1983 reëel
onderzoek naar realisatiemogelijkheden zou worden gepleegd. Wat er is uitgebroed heeft veel
weg van een slag in de lucht of van een windei.
Om aan al deze vragen, onduidelijkheden en de verloren tijd tegemoet te komen, legt
mijn fractie het volgende aan het college voor. In de eerste plaats, constateer dat de doel
stelling van de Stichting Echo een culturele is. In de tweede plaats, neem deze posten in de
herwaardering derhalve op onder de beleidssector Cultuur in plaats van onder de beleidssector
Samenlevingsopbouw en Jeugdwerk. In de derde plaats, ga uit van een herwaarderingstaak
in de sector Cultuur van f.214.000,dat doet het college ook, die na onderzoek - ik kom
daar nog op terug - nader wordt toegedeeld aan de Stichting Echo, het museum Princessehof
en de Stichting Culturele Centra. Onderzoek tussen nu en april welke minimale condities met
de koepelfuncties zoals genoemd gemoeid zijn. Bezie, met inachtneming van deze minimale
ruimtelijke, organisatorische en financiële condities, of bijvoorbeeld de navolgende accommo
daties daarvoor bruikbaar zijn: het Kreativiteitscentrumhet Theater aan het Water, het
huidige SBK-gebouw, het complex Prinsentuin met inbegrip van het Pier Pandermuseum, de
voormalige manege aan de Arendstuin, het stadsverzorgingshuis aan de Haniasteeg en wel
licht ook het deels afgebrande complex aan de Druifstreek. Onze fractie stelt het college dus
in feite een soort dubbel tweesporenbeleid voor, dat wil zeggen tweesporenbeleid op het ter
rein van de financiën alsook op het terrein van de accommodaties. Wij wachten de reactie van
het college af.
De heer Pruiksma: Mijnheer de voorzitter, ik hoop dat ik aan het eind van deze drie da
gen nog uit mijn papieren wijs kan worden. Ik zal in ieder geval mijn uiterste best doen.
Over het ontwerp-dekkingsplan het volgende. Vooraf een enkele opmerking over de door
het college gevolgde systematiek, die geleid heeft tot de formulering van de herwaarderings-
voorstellen die wij nu bespreken. Met het college zijn wij van mening dat herwaardering een
proces van politieke afweging behoort te zijn en niet mag blijven steken in een operatie van
evenredige koppensnellerijDat betekent echter niet dat bepaalde beleidssectoren per defi
nitie moeten worden ontzien ten koste van andere. Als bijvoorbeeld de portefeuille van de
105
ene wethouder stelselmatig zou worden ontzien, dan wel stelselmatig lagere taakstellingen
zou krijgen opgelegd dan overeenkomt met de in redelijkheid aan die sector toe te delen be
zuinigingen, dan komen wij in de situatie terecht dat besparingen elders gevonden moeten
worden, willen wij althans niet door het financiële plafond gaan. Het gevaar is dan echter
aanwezig dat wij, als wij althans bestaande en belangrijk geachte voorzieningen in stand
wensen te houden, gedwongen zullen zijn de gebruikersprijzen van die voorzieningen te ver
hogen. Dat zal dan uitgerekend gaan ten koste van de laagstbetaalden in onze gemeente. Die
ontwikkeling willen wij niet, vandaar nu deze waarschuwing.
In dit kader past een tweede opmerking die zijdelings verband houdt met wat zojuist is
gezegd. De welzijnssector komt in opvolgende herwaarderingsrondes aan de beurt als het op
inleveren aankomt. Op zich is daartegen geen zakelijk of politiek bezwaar aan te voeren.
Maar soms dreigt uit het oog te worden verloren dat de welzijnssector even stelselmatig dub
bel wordt gepakt. Aan de ene kant door de rijkskortingen en aan de andere kant door de
herwaarderingen die wij zelf moeten aanbrengen. Het komt ons juist voor om daar hier op te
wijzen en het college uit te nodigen in de toekomst aan dat aspect nadrukkelijk aandacht te
besteden
Een derde opmerking betreft het personeelsbeleid, maar heeft eigenlijk al evenzeer met
het voorgaande te maken. Het nalaten van in bepaalde sectoren in redelijkheid mogelijke her
waarderingen is plezierig voor die sectoren, maar versluiert het gevaar dat daardoor in de
toekomst wellicht niet meer onverkort kan worden vastgehouden aan een van de belangrijkste
uitgangspunten van het collegeprogram dat geen gedwongen ontslagen zullen mogen vallen.
Dat is naar het oordeel van mijn fractie wel de laatst verdedigbare optie in de discussie bin
nen het college bij de sectorgewijze verdeling van de armoede. Het signaleren van het ge
vaar biedt de mogelijkheid om dat gevaar zo vroeg en bekwaam mogelijk te bezweren.
Met de opzet van de huidige herwaarderingsronde kan mijn fractie zich in grote lijnen
verenigen. Slechts op één punt heeft mijn fractie onoverkomelijke bezwaren en op andere
punten is sprake van een wat andere voorkeur. Het onoverkomelijke bezwaar betreft punt 5
van de beleidssector Onderwijs. Het college stelt voor een besparing van f. 78.000,te rea
liseren op de op basis van evenredigheid aan het bijzonder onderwijs te betalen vergoeding.
In het voorstel van het college heet het dat de kosten van beheer en bestuur, wij spreken
dan over de kosten van de secretarie-afdeling en de onderhoudstarieven van de DSOten
onrechte aan het bijzonder onderwijs worden vergoed. De ferme toon waarop die mededeling
wordt gedaan, blijkt echter niet terug te vinden in de, wat ik zou willen zeggen, verfomfaai
de staat waarin de motivering van het voorstel zich bevindt. Het college komt namelijk niet
verder dan de volzin dat de wettelijke voorschriften en de jurisprudentie voor de opvatting
van het college voldoende steun bieden. Het jargon is mij voldoende bekend om die kreet op
voldoende waarde te kunnen schatten. Elke nadere cijfermatige adstructie ontbreekt. Ik heb
geen enkele behoefte, ook andere leden van mijn fractie hebben die behoefte niet, in welke
vorm dan ook de schoolstrijd in Leeuwarden te laten herleven. "Schoolstrijd" is een veel te
groot woord voor zo'n klein voorstel, maar ik verheel niet van mening te zijn dat het college
voorstel niet bepaald het instrument is, om de bestaande zuiverheid in de verhoudingen op
onderwijsgebied te eerbiedigen. Het komt ons in hoge mate onverstandig voor op een terrein,
waarop zich in het verleden het nodige in maatschappelijk opzicht heeft afgespeelddit soort
voorstellen zonder behoorlijke adstructie te doennog daargelaten de aanpak waarover wij
bij de algemene beschouwingen hebben gesproken. Het voorstel zal wat ons betreft daarom
terug moeten naar de "spullenbak".
Dekking van het gat dat dan ontstaat kan naar ons oordeel plaatsvinden uit een wezen
lijke verlaging van de perceptiekosten onroerend goedbelasting, ten aanzien waarvan het
college heeft toegezegd dat nader onderzoek zal worden gepleegd. Op de behulpzaamheid van
mijn fractie bij het verrichten van het onderzoek kan het college stellig rekenen. Het zal
duidelijk zijn dat mijn fractie in ieder geval wenst dat dit voorstel in april uit de herwaarde
ring zal zijn verdwenen. Mocht het college daartoe niet bereid zijn dan zullen wij daar in
april 1984 met een motie tegen proberen op te treden. Ik zal nu op het punt van de percep
tiekosten onroerend goedbelasting geen motie indienen, als althans het college bereid is toe
te zeggen dat deze materie op zo kort mogelijke termijn in de Commissie voor de Financiën in
discussie zal worden gebrachtomdat naar een voorzichtige schatting binnen de duur van
een beleidsplan wellicht vier of vijf ton door de gemeente is te bezuinigen en dat is toch niet
niks.
Met betrekking tot de overige voorstellen in de beleidssector Onderwijs nog het volgen
de. Onder punt 8 stelt het college voor een besparing te realiseren in de post kleine inves
teringen. Wij hebben daar geen problemen mee, zij het dat wij er vanuit gaan dat deze
zaak in het besturenoverleg aan de orde komtOnder punt 9 wordt voorgesteld cursussen
aan oud-leerlingen van het buitengewoon onderwijs niet langer voor vergoeding in aanmer
king te laten komen ingaande 1985. Hoewel wij op zich, gezien de financiële nood van het colle
ge, begrip voor het voorstel kunnen opbrengen, vinden wij het toch een spijtige zaak. Het
gaat hier met name om de zwaksten in onze samenleving. Mevrouw Brandenburg heeft daar
over ook gesproken en wij onderschrijven haar woorden zonder meer. Wij zijn tot dit oordeel