106
gekomen, omdat bij navraag bij de Da Costaschool en de Prof. Grewelschool is gebleken dat
de aan relatief grote aantallen leden van deze categorie gegeven cursussen uiterst succesvol
bleken te zijn. Wij hadden een motie in gedachten en ook al op papier staan, die aan het col
lege beoogde op te dragen deze besparing niet tot uitvoering te brengen. Mevrouw Branden
burg heeft in dit kader" ook een motie ingediend. Wij zullen daarom onze motie niet indienen,
maar wij steunen van harte de motie die door mevrouw Brandenburg is ingediend.
In het kader van de beleidssector Onderwijs nog het volgende. Als ik alles op een rijtje
zet dan staat op pagina 17 van het ontwerp-dekkingsplan 1984-1988, onder nummer 14, het
voorstel om een onderzoek in te stellen naar verhoging van de tarieven voor het gebruik van
gymnastieklokalen door particulieren. Dit voorstel kan onze bekoring nauwelijks verwerven.
Waarom niet? Het gaat met name om die groepen van gevallen waarin particulieren in staat
worden gesteld gebruik te maken van een voorziening, die onder omstandigheden tot algeme
ne voorziening kan worden verklaard. Als je nu deze tarieven gaat verhogen, dan ben je
weer bezig de lastenverzwaring voor particulieren in het geding te brengen. Wij geven de
voorkeur aan een andere oplossing en daarom dienen wij de volgende motie in, die volgnum
mer I krijgt
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 21
december 1983,
besluit geen onderzoek te doen instellen naar mogelijke verhoging
van tarieven avondgebruik gymnastieklokalen (ontwerp-dekkings
plan, pagina 17, nummer 14, f. 36.800, gelet op het lastenver-
zwarende aspect van een zodanige verhoging voor particulieren."
De motie is mede-ondertekend door de heer Visser. (De Voorzitter: De motie is voldoende
ondersteund en maakt deel uit van de beraadslagingen
Beleidssector Sport, Recreatie en Toerisme. Op 12 april 1983 heeft mijn fractiegenoot, de
heer Boelens, over het door hem aangezwengelde punt van integratie van activiteiten van de
Dienst voor Sport en Recreatie (DSR) en de afdeling Plantsoenen van de Dienst Stadsontwik
keling (DSO) onder anderen het volgende gezegd: "Een belangrijk punt in 1964 voor het tot
stand brengen van de nu bestaande scheiding van de betreffende groenafdelingen van de
DSO en de DSR, die er in veel gemeenten helemaal niet is, was dat het terreinpersoneeldat
met het onderhoudswerk was belast, ook ingeschakeld werd bij andere werkzaamheden, zoals
het houden van toezicht bij het gebruik. Nu wij als raad in het kader van de herwaardering
deze toezichthoudende taken teruggeschroefd hebben, ontbreekt ook de grond voor het ge
scheiden houden van de diensten." Vertaald naar het personeelsbeleid, betekent dat naar
ons oordeel dat van meer sprake moet zijn dan van enkel efficiencyverbetering, gelet op het
gevaar dat daardoor alleen de arbeidsplaatsen van lager ingeschaald personeel aan een ui
terst kritisch onderzoek zouden worden onderworpen. De efficiency zal mede op een hoger
niveau tot stand moeten worden gebrachtdoor te onderzoeken of daar wellicht een flexibe
ler inzet van die hoger betaalde ambtenaren mogelijk is. Naast een uitstekend bemande en
geleide plantsoenendienst DSO, hoeft niet noodzakelijkerwijs management van de groep on
derhoud bij de DSR te berusten.
Beleidssector Samenlevingsopbouw en Jeugdwerk. De financiële situatie van dit moment
dwingt ons ertoe om oplossingen voor knelpunten op dit terrein te zoeken, die de totale vas
te lasten weinig of niet doen stijgen, bijvoorbeeld door het gebruik van bestaande accommo
daties te intensiveren. Die oplossing is voor ons althans verre te verkiezen boven het in de
B-lijst genoemde alternatief inzake het opheffen van de Stichting JOL, hoewel ik voor de ge-
dachtengang, die mevrouw Brandenburg naar voren heeft gebracht, begrip kan opbrengen.
Nadere concrete voorstellen van het college wachten wij met belangstelling af.
Wat de affaire Stichting Echo betreft, waarover de heer Timmermans heeft gesproken,
het volgende. Gelet op de huidige stand van zaken binnen de wergroep Accommodaties, zou
den wij er geen enkel bezwaar tegen hebben gehad als de zaak was blijven doorgaan zoals
die nu inmiddels door het college op de rails is gezet. Tegen het onderzoek zoals de heer
Timmermans gevraagd heeft, zullen wij ons uiteraard niet verzetten.
Dan wil ik nog ingaan op de door mevrouw Brandenburg ingediende moties die ik nog
niet heb besproken. Wij kunnen instemmen met de motie met betrekking tot het dienstencen
trum Huizum, zij het dat wij waarschijnlijk op termijn deze zaak nog eens een keer moeten
bekijken. Het uitgangspunt van de motie spreekt ons in ieder geval aan. Binnen onze fractie
lag een concept-voorstel met een vergelijkbare motie. Wij zullen dus voor de motie met be
trekking tot het dienstencentrum Huizum stemmen.
Ik heb het reeds gehad over de kwestie rond de cursussen aan oud-leerlingen buitenge
woon onderwijs
Over de motie inzake de storting in het Fonds Friese Kunst het volgende. Wij hebben
geen bezwaar tegen verder onderzoek door b. en w. De motie is voor ons een beetje een
twijfelgeval. Een principieel bezwaar dat je tegen de motie kunt aanvoeren - het is de vraag
of dit bezwaar voldoende hard is om dan ook maar tegen de hele motie te stemmen - is dat
hiermee in feite een rijkskorting ten dele door ons wordt goedgemaakt. Een ander bezwaar is
107
dat dit fonds van huis uit slechts zeer ten dele voor BKR-uitgaven bestemd is geweest en
dat moet ook, bij eventuele aanvaarding van de motie, zo blijven.
Een punt dat ook onze sterke aandacht heeft getrokken betreft punt B. Brandweer, op
bladzijde 19, sub 2, van het ontwerp-dekkingsplan 1984-1988. Het gaat hierbij om het niet
aanstellen van een brandpreventie-officier. Gelet op de discussies die wij in het verleden in
de raad hebben gevoerd en op het belang dat mijn fractie hecht aan het toch aanstellen van
deze functionaris, is mijn fractie van oordeel dat dit voorstel moet worden afgevoerd. Wij
dienen daartoe de volgende motie in, die volgnummer II krijgt.
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 21
december 1983,
besluit de voorgestelde bezuiniging middels het niet aanstellen van
een brandpreventie-officier, pagina 19, punt B, onder 2, af te voe
ren van de A-lijst."
De motie is mede-ondertekend door de heer Visser.
Concrete alternatieve dekkingsvoorstellen heb ik nu niet gedaan. Wellicht zal ik daartoe
in tweede instantie door het college worden uitgenodigd. Vooralsnog ga ik er vanuit dat een
te verwachten toezegging inzake perceptiekosten onroerend goedbelasting meer dan voldoen
de dekking zal zijn om tien van deze mensen aan te stellen.
Met zaken die wij hier niet aan de orde hebben gesteld gaan wij akkoord, zij het dat wij
toch met enige nadruk de aandacht van het college willen vragen voor de algemene opmerkin
gen aan het begin van mijn betoog.
De heer De Beer is inmiddels ter vergadering gekomen.
De heer Bijkersma: Mijnheer de voorzitter, met de raadsbrievenbijlagen nrs. 423 en
473, presenteert u de bezuinigingsvoorstellen. Voorstellen tot een onderzoek naar bezuini
gingen voor de periode 1984-1988. Reeds eerder heb ik opgemerkt dat, hoe jammerlijk het
bezuinigen ook moge zijn, het niet valt te verhelen dat een en ander toch gezien moet wor
den als de rekening, die de maatschappij gepresenteerd krijgt voor overmatige uitgaven die
in het verleden zijn gedaan, waar de oorzaak dan ook maar moge liggen. Om de zaak weer in
evenwicht te brengen zijn daarom bezuinigingen onafwendbaar en als zij daarbij helpen de
overheidsuitgaven terug te dringen valt dat ons inziens alleszins toe te juichen. Ik wil nog
opmerken dat ik er geen behoefte aan heb om al datgene wat ik gisteren naar voren heb ge
bracht over deze wijze van herwaarderen ten opzichte van de begroting nu nog eens te her
halen. Ik constateer wel dat ook mevrouw Brandenburg zegt dat de overzichtelijkheid nu
toch wel een beetje verloren gaat door deze werkwijze. De wethouder heeft gisteren reeds
toegezegd dat hij zal proberen om de herwaardering als een onderdeel, misschien vlak voor
uitlopende op de begroting, te beschouwen. Volgens mij is dat overzichtelijker en beter voor
de raad.
Wat de voorstellen van het college betreft het volgende. De voorstellen behelzen slechts
een onderzoek in te stellen, daar waar het college ziet dat bezuinigingen mogelijk zijn. Ik zie
de voorstellen dan ook niet meer dan het instellen van een onderzoek. Ik vind ook dat de
moties die thans zijn ingediend - wel wil ik nog met de fractie over de moties praten - eigen
lijk een beetje voorbarig zijn, want de werkelijke voorstellen komen natuurlijk in april. Al
leen wat er nu gaat gebeuren is het onderzoeken. Onderzoeken waar of je kunt bezuinigen,
is natuurlijk niet uit den boze. Ik denk dat zelfs bij dat onderzoek ook de kwalijke gevolgen,
die zullen optreden ten gevolge van de bezuinigingen, bekeken moeten worden: de baten en
de lasten, het voor en het tegen. Men moet niet te snel aarzelen een onderzoek naar een be
zuinigingsvoorstel te laten doenhoewel men het een en ander natuurlijk ook niet in de
breedte uit moet meten, want dat kost ook ontzettend veel geld. Ik neem echter aan dat de
voorstellen die er nu liggen zijn bekeken in de zogenaamde herwaarderingscommissie.
Een bezwaar van mijn fractie is dat het ons ontbreekt aan een goed overzicht van de on
derzoeken in het kader van de herwaarderingsvoorstellenHet ontbreekt de fracties die niet
in het college zitten nog steeds aan gegevens over voorstellen die wel in een herwaarde
ringscommissie zijn behandeld, maar die niet interessant zijn of, om welke redenen ook, ter
zijde zijn geschoven. Wij kunnen niet beoordelen of het voorstellen zouden zijn die wij liever
gehonoreerd hadden willen zien of dat het betere voorstellen zouden zijn, want wij hebben
geen gegevens. Over deze kwestie is het college al eens vaker gevraagd en ik ken ook de
bezwaren van het college wel. Toch wil ik zeggen, leden van het college, deze methode be
perkt ons, niet-deelnemers aan het college, in het verkrijgen van een bepaald inzicht. Ik
zou het college willen vragen nog eens na te gaan of er een methode te vinden is waarbij alle
voorstellen, die van ambtelijke zijde worden gemaakt, op de een of andere manier, misschien
in verkorte vormgepresenteerd kunnen worden aan die fracties die niet in het college zit
ten, want dat zou ons werken zinniger en zinvoller maken. (De heer Pruiksma: Het wordt
nog steeds zo voorgesteld door de heer Bijkersma, sinds jaar en dag, alsof deze twee frac
ties bevoordeeld zouden zijn. Maar zover mijn kennis strekt wordt sinds jaar en dag ook alle