8
In dit kader willen wij ook onze zorg uitspreken over twee ontwikkelingen op landelijk
niveau, namelijk de aangekondigde intrekking van de Kaderwet Specifiek Welzijn en de invoe
ring van de Wet op de volwasseneneducatie, die beide een verslechtering betekenen voor de
financiële mogelijkheden van het emancipatiewerk. Wij gaan ervan uit dat in onze gemeente
niet automatisch het geval zal zijn.
Ik ben hiermee aan het eind van deze algemene beschouwing gekomen. Ik heb niet over
alle beleidsterreinen iets gezegd, maar mij beperkt tot die terreinen die wij op dit moment
het belangrijkst vinden of waar de veranderingen het meest opvallend zijn.
Namens de fractie spreek ik dank uit aan alle ambtenaren voor het vele werk dat is ver
zet en voor de prettige manier waarop zij ons steeds behulpzaam zijn geweest, als wij daar
om vroegen.
De heer Siemonsma is inmiddels ter vergadering gekomen.
De heer Pruiksma: Mijnheer de voorzitter. Bij de afsluiting van mijn betoog ter gelegen
heid van de algemene beschouwingen op 11 april 1983, refereerden wij aan het feit dat nog
slechts korte tijd ons rest van het moment waarop de profetie van George Orwell in zijn boek
"1984" op haar werkelijke waarde en inhoud kan worden beproefd. Ik heb daar toen aan toe
gevoegd dat Orwell's voorspelling de aandacht heeft kunnen trekken door de benauwende
strekking ervan, maar dat zijn gedachtengoed ons als christen-democraten volstrekt vreemd
is. Ons wereldbeeld is een totaal andere, niet gebaseerd op een pessimistische mens- en
maatschappijvisie, maar gegrond op een levensbeschouwelijke opvatting over de mens en
zijn plaats in de samenleving en het wijder strekkende verband van de schepping. Het is
tevens de gecomprimeerde verklaring van onze gehechtheid aan gerechtigheid, solidariteit,
verantwoordelijkheid en rentmeesterschap. Ook daarover heb ik toen uitvoerig gesproken,
ik zal dat alles hier niet herhalen. Niemand van mijn fractie heeft op dat moment door het
onderschrijven van wat daarover toen is gezegd, de rol van waarzegger geambieerd. Niette
min is het frappant te zien hoe bij de nadering van 1984 de horizon in politiek en maatschap
pelijk opzicht lijkt te vergrijzen tot tinten die weinig vrolijks meer te raden overlaten.
Immers, heviger dan wij tot voor kort konden vermoeden wordt op dit moment in de samen
leving gereageerd op ontwikkelingen waarvan wij hoopten dat wij die ver van ons bed en
dus ver van onze portemonnee zouden kunnen houden. De omstandigheid dat wij daarin niet
zijn geslaagd stelt ons in de politiek voor de taak te antwoorden op de vragen die met wat je
zou kunnen noemen, toenemende stemverheffing op ons bord worden gedeponeerd. Dat ant
woord zijn wij ook in het verleden nooit schuldig geblevenmaar de luxe van het kunnen
kiezen uit de luxe is ons nu wel helemaal komen te ontbreken. De vraag of dat onder alle
omstandigheden moet worden betreurd, komt aan het slot van mijn betoog aan de orde.
Echter, ook de toenemende beroering in de maatschappij in al zijn geledingen zal door
mijn fractie worden beoordeeld aan de hand van de hiervoor geschetste criteria. Het is daar
om dat wij bij de vorige gelegenheid daarop zozeer de nadruk hebben gelegd, niet in de
laatste plaats omdat begrippen als gerechtigheid, solidariteit, verantwoordelijkheid en rent
meesterschap geen aan tijd en opportunisme gebonden wegingsfactoren zijnmaar omkadering
van uitgangspunten van meer dan tijdelijke strekking en pretentie. Het consequent en con
sistent in acht nemen van die uitgangspunten voorkomt bovendien het ten prooi vallen aan de
politieke waan van de dag die, hoezeer ook "gezegend" met electorale winst, de samenleving
als geheel geen stap verder brengt, omdat de wensen van vandaag nu eenmaal automatisch
de belastingaanslag van morgen vormen, nog daargelaten het feit dat een politiek van "hit
and run" noodwendig ten koste gaat van die groepen in de samenleving die niet "de bek yn
beide hannen" tot credo hebben verheven. En het zijn ook en met name die groepen waaraan
de politiek oor en stem behoort te verlenen. Het ontbreken van die mensen in de rubriek
Ingezonden stukken in de plaatselijke pers, waar Bouwvakker, Machinist en Opmerker per
sistent figureren, levert van die noodzaak een treffend voorbeeld.
Het voorgaande betekent dat consistente politiek in feite is een permanent proces van
herwaardering van taken en bevoegdheden, het vermijden van schoksgewijze ontwikkelingen
en het nastreven van een zo groot mogelijke socialiteit. Aan dat laatste schort het nog al eens
de laatste tijd. Het is te eenvoudig dat probleem schouderophalend af te doen met een ver
wijzing naar de beroerde financiële en economische situatie waarin rijk en gemeente zijn ko
men te verkeren, omdat de werkelijke oorzaak veel dieper zit; het heeft niet alleen met centen
en schatkist te maken maar ook met verhoudingen in de maatschappij die zich wijzigen in een
tempo en op eeh manier die niet steeds even makkelijk te volgen zijnEen voorbeeld van dat
laatste hebben wij in de afgelopen maanden kunnen waarnemen in het protest van de ambte
narenbonden tegen de voorgestelde salariskorting en de reactie daarop van de rest van de
bevolking. Tussen gelijkheid voor alle werknemers en het recht van staking voor ambtenaren
blijkt in de visie van sommigen verschil mogelijk, zodanig dat het lijkt ertoe te leiden dat Van
de Scheur het er zelf naar gemaakt heeft dat in zijn tuin een nepbom wordt geplaatst, ten
gevolge waarvan zijn vrouw en kinderen moesten onderduiken. Als het uit maatschappelijk
oogpunt niet zo diep triest was dat dergelijke emotionele erupties zich voordoenzou je er nog
9
om lachen ook. Maar om verziekte opvattingen lach je niet. Socialiteit is dan ver te zoeken.
Het zoeken en aanwijzen van schuldigen biedt echter .geen enkele oplossing. Wij zelf, de
politiek, de samenleving, zijn mede verantwoordelijk, en wij zelf zullen een uitweg uit de
problemen moeten zoeken. Daartoe is politieke en bestuurlijke creativiteit nodig om te komen
tot het nemen van wellicht ingrijpende beslissingen. Op gemeentelijk niveau valt dan vooral
te denken aan een kritische doorlichting van het totale gemeentelijke takenpakket op doel
matigheid, maar ook op omvang. Ik kom daar straks op terug. Laten wij daarbij vooral samen
optrekken, samen de verantwoordelijkheid nemen en samen een breed draagvlak vormen om
samen solidair te zijn met de burgers van onze goede gemeente. Het belang van de gemeente
is onze eerste verantwoordelijkheid. Alleen daarvoor zijn wij, om het zo maar eens uit te
drukken, ingehuurd. Holle frasen en loze fratsen horen in dat verhaal niet thuis.
Als provinciale hoofdstad is Leeuwarden zich steeds van zijn bijzondere positie bewust
geweest. Onze inspanningen zijn er sinds jaar en dag op gericht de centrumpositie van Leeu
warden te handhaven en zo mogelijk uit te bouwen. Het is de vraag of rijk en provincie zich
dat steeds voldoende bewust zijn geweest, maar belangrijker nog is de vraag of en zo ja, in
hoeverre het beleid van rijk en provincie er in de toekomst op gericht zal zijn - om het maar
positief te formuleren - ons tot handhaving van die positie in staat te stellen. De ontwikke
lingen op verschillende terreinen vervullen ons met enige zorg. Een sprekend voorbeeld is
de Verstedelijkingsnota, waarin de positie van Leeuwarden wordt teruggeschroefd van groei
pool naar concentratiepunt. Gelet op de manier waarop in het Haagse circuit alom wordt ge
dacht over alles wat boven Zwolle ligt, valt te vrezen dat zeker in de toekomst op dit terrein
niet elke verandering een verbetering zal betekenen. Ik denk dan met name aan de gedach
ten die in Den Haag leven omtrent de status die Leeuwarden zou moeten krijgen als het gaat
om de mate waarin bepaalde gebieden in aanmerking zouden behoren te komen voor aanwijzing
als stimuleringsgebied, voor zover het landelijk-economische steunmaatregelen betreft, en,
zij het in een wat verder verwijderd verband, aan fiscale investeringsfaciliteiten, waarvan
in ieder geval de praktijk heeft aangetoond dat Bouwen echt werkt. Alle Haagse plannen op
een grote hoop geveegd leveren echter niet meer op dan het beeld van de groenteboer die
noodgedwongen van vers op diepvries overschakelt en door zijn leverancier wordt wijsge
maakt dat het dan nog steeds even lekker smaakt. Wij kunnen in die situatie niet volstaan
met de mededeling dat wij de huidige stand van zaken betreuren. Anderzijds heeft het ook
geen enkele zin medestrijders te zoeken, immers het Friese hemd is nader dan de Drentse
rok. Waar het om gaat is dat Leeuwarden volstrekt gelegitimeerd is aandacht voor de eigen
omstandigheden te vragen op een toon die past bij onze situatie. Alleen al de extreem hoge
werkloosheid in dit gewest en de specifieke taak die Leeuwarden op het gebied van de werk
gelegenheid heeft, plus de centrumpositie van onze gemeente maken een benadering nood
zakelijk die inhoudelijk meer oplevert dan de dankbaarheid van de kleuter, die glimmend
toekijkt hoe opa met enige moeite een rijksdaalder in zijn spaarpot frunnikt. Spaarpotten
hebben wij niet en kleuters zijn wij niet meer. Het wordt tijd dat ook de Randstad beseft dat
een benadering van een stad als Leeuwarden op het niveau van de Zilvervloot meer zegt
over de Randstad dan over Leeuwarden. Met een terugdraaien van de status van Leeuwarden
naar concentratiepunt, kan dan ook onder geen voorwaarde genoegen worden genomen.
Samen met het provinciaal bestuur zal moeten worden gestreefd naar een positie van meest
begunstigde in macro-economisch verband. De naam waaronder die status wordt verleend is
van ondergeschikt belang; alleen de knikkers zijn van belang, niet het spel. De aangekondig
de en ingediende motie heeft dan ook onze hartelijke instemming.
Ook binnen de provinciegrenzen zullen wij echter waakzaam moeten zijn als het gaat om
de instandhouding van belangrijke voorzieningen. Een duidelijk voorbeeld is het Frysk Orkest,
ook na de voorstellen van de Commissie-Sutherland. Het is immers maar zeer de vraag of
Leeuwarden alleen in staat zal zijn de in de nieuwe opzet aan ons toegedachte taken te ver
vullen. En het is best aardig te zien dat in de raad van bijvoorbeeld Hindeloopen een motie
wordt aangenomen ter ondersteuning van het Frysk Orkestmaar als vervolgens de finan
ciële vertaling van het goede voornemen blijft steken in een "sinterske negoasje", schiet
Leeuwarden daar niet veel mee op. Hetzelfde geldt voor de financiering van Tryater en, in
mindere mate, de muziekschool. Naar onze mening verdient het aanbeveling reeds nu een zo
volledig mogelijke inventarisatie te maken van dreigende knelpuntenzodat op zo kort moge
lijke termijn deze materie in de Vereniging van Friese Gemeenten aan de orde kan worden
gesteld.
In dit kader past het ook te blijven pleiten voor een verdergaande spreiding van rijks
diensten. Mijn fractie heeft met instemming kennis genomen van de door het college gestelde
kandidatuur van Leeuwarden voor de vestiging van de centrale apotheek van de Militair
Geneeskundige Dienst. De realiteit gebiedt echter te zeggen dat vestiging van die dienst in
Leeuwarden uit een oogpunt van werkgelegenheid nauwelijks compensatie mag heten voor het
feit dat de Postbank definitief aan ons voorbij dreigt te gaan. Het is niet teveel om te zeggen
dat andermaal Den Haag in het Noorden een dikke onvoldoende scoort, door de pleidooien
voor vestiging van de Postbank in Leeuwarden niet te honoreren.