122
van de A-lijst naar de B-lijst niets aan te merken. PAL presenteert het als een integrale
ruil, waarmee echter wel een tekort van f1.250.000,— wordt gecreëerd. Daarvoor zal dek
king moeten worden gevonden, zeker ook omdat PAL ook nog f.1.320.000,aan nieuw beleid
wil financieren. Hoe staat het college tegenover deze nieuwe dekkingsmiddelen?
Op de f.1.650.000, geraamd als gevolg van de invoering van de uniforme stroomin-
koopprijs, zal wethouder Miedema kort ingaan. Hij zal hiermee overigens niet akkoord gaan.
Óver de invoering van een ander systeem betaald parkeren wil het college op dit moment
geen uitspraak doen. Wij willen eerst afwachten in hoeverre de Kroon akkoord gaat met de
verordening die de gemeente Dordrecht heeft ingevoerd. Mocht blijken dat de Kroon daarmee
akkoord gaat - op dit moment is dat nog niet zeker -, dan zullen wij een en ander bij een
volgende herwaardering aan de orde stellen. Een soortgelijke reactie heb ik overigens ook al
gegeven in de betreffende afdelingsvergadering.
Voor de doorberekening van de dienstverlening aan het rijk - de legesverordening die is
overgenomen van de gemeente Zaanstad - geldt eigenlijk een soortgelijk verhaal. Aan het
eind van de legesverordening staat dat deze in werking treedt met ingang van de eerste dag
van de maand volgende op die waarin de koninklijke goedkeuring is verleend. Wij verwachten
dat die koninklijke goedkeuring niet zal worden verleend. Mocht dat echter wel het geval
zijn, dan zijn wij uiteraard bereid ons te beraden over de vraag of wij ook in Leeuwarden
een soortgelijke legesverordening moeten invoeren.
Op punt IV, het tekort doeluitkering onderwijs in rekening brengen bij het rijk, ben ik
gisteren al ingegaan. Met het op deze manier zeg maar dekkend maken van een ontwerp-dek-
kingsplan wordt in feite de deur wijd open gezet voor veronderstellingen die op drijfzand
zijn gebaseerd en daarom wijzen wij dat af.
Samenvattend komen wij tot de conclusie dat naar onze opvatting het bedrag van
f. 2. 570. 000, dat PAL nodig heeft om het overbrengen van B-lijst naar A-lijst mogelijk te
maken en de nieuwe beleidsvoorstellen te betalen, niet reëel is. In onze opvatting is daarmee
ook de begroting van PAL niet sluitend en moeten wij deze begroting ontraden, alsmede de
moties I tot en met V.
Dan de kwestie kwijtschelding gemeentelijke heffingen, de zogenaamde Opsterland-con-
structie. In feite moet het college nog twee beslissingen nemen. Ten eerste gaat het om de
vraag of wij gaan kwijtschelden en ten tweede hoe voor een en ander dan dekking wordt ge
vonden. Beide beslissingen moeten nog worden genomen en het is mijns inziens dan ook niet
voor de hand liggend om voor een en ander nu al ruimte te creëren.
Ik kom nu bij de opmerkingen van de heer Siemonsma. Zijn indruk is dat de uitvoerende
taken zwaarder worden getroffen dan de voorbereidende taken en dat zou in strijd zijn met
een van de uitgangspunten die wij hebben opgenomen in het ontwerp-dekkingsplanOver
deze materie hebben wij ook al gesproken in de Commissie voor de Werkgelegenheid. Ik heb
daar gesteld dat ik de indruk heb dat de uitvoerende taken niet zwaarder worden getroffen.
Het blijft natuurlijk altijd een kwestie van afwegen. Bij het uiteindelijke resultaat zal daar
over definitief een oordeel kunnen worden gegeven. Het is in ieder geval heel nadrukkelijk
niet de bedoeling van het college bepaalde groepen binnen het ambtelijk apparaat zwaarder
te treffen dan andere
Ik ben het eens met de heer Siemonsma als hij stelt dat het herplaatsingsbeleid een be
hoorlijke operatie zal worden. Hij vraagt zich af of er extra middelen voor moeten worden in
gezet en of er nieuw beleid voor moet worden gecreëerd. Het college is daarvan op voorhand
niet overtuigd. Toen wij over de invulling van nieuw beleid spraken, wisten wij bovendien
nog niet precies de omvang van de hele herplaatsingsoperatie, hetgeen wij op dit moment ei
genlijk nog niet precies weten. Mijns inziens moeten wij bij het opstellen van het beleidsplan
1985-1989 goed nagaan of het ook verstandig is daarvoor nieuw beleid te ramen. Wellicht is
het echter mogelijk het met de bestaande middelen te doen
De heer Siemonsma vraagt op welke wijze het personeel, de Medezeggenschapscommissie
en het Georganiseerd Overleg worden betrokken bij de herwaarderingsoperatie. Wij proberen
dat zo goed mogelijk te doen, gegeven de beperkte tijd die wij hebben om dit soort boekwer
ken te presenteren. De MZC krijgt in ieder geval elk voorstel voordat het naar het college
gaat. Bij hetgeen ter inzage is gelegd voor de raad hebt u al de reacties van de MZC kunnen
lezen op de stukken die ten grondslag hebben gelegen aan het huidige ontwerp-dekkings
plan. Ook de reacties van de MZC over de definitieve rapportage zullen voor u ter inzage
worden gelegd.
Tot slot de vraag van de heer Buurman of de 3% een meevaller is of niet. In zijn alge
meenheid kan worden gesteld dat het een meevaller is, maar dan wel een meevaller tussen
aanhalingstekens, want niet iedereen zal het als zodanig beschouwen. Bij de bedrijven is in
ieder geval sprake van een meevaller, die hoeven een deel van het bedrag niet terug te ge
ven aan het rijk, maar ook bij de algemene dienst is deels sprake van een meevaller. Grof
weg kan worden gesteld dat de algemene dienst wordt gefinancierd door zo'n 20 miljoen aan
opbrengst van belastingen en 80 miljoen aan algemene uitkering. Van die 80 miljoen algemene
uitkering zullen wij een geringer bedrag krijgen, omdat die 3% daar voor een deel van wordt
afgetrokken. Wat betreft de 20 miljoen aan activiteiten die wij financieren door middel van de
I
123
onroerend goedbelasting is er straks inderdaad sprake van een meevaller. Over de precieze
omvang van die meevaller kan ik op dit moment nog niets zeggen, daarop zullen wij terugko
men bij het beleidsplan 1985-1989 en ook bij de bijstelling van de begroting 1984.
Ik denk dat ik hiermee de belangrijkste vragen heb beantwoord.
De heer Geerts (weth.): Mevrouw Brandenburg heeft in het kader van de bezuiniging
op het onderhoud van plantsoenen de suggestie gedaan contact op te nemen met de woning
corporaties, met het doel te komen tot overdracht van het groen aan die corporaties. Ik weet
niet of die methode inderdaad zou kunnen werken. Als wij het onderhoud van de plantsoenen
overdragen aan de corporaties, dan kost dat de corporaties ook geld. Dat geld zou op twee
manieren kunnen worden opgebrachtnamelijk uit fondsen die daarvoor zijn - die zijn er
echter niet - of door een huurverhoging. Beide manieren zijn mijns inziens niet goed moge
lijk. Tevens wil ik hierbij opmerken dat de groenstroken, zoals die in het plan staan, een
functie hebbenniet alleen voor de gebruikers van de woningen van de corporatiesmaar
voor de gehele burgerij. Mijns inziens is dat ook een beperkende voorwaarde. Veel elementen
zijn niet toevallig opgenomen in een bestemmingsplan, maar omdat ze een functie hebben. Ik
ben desalniettemin wel bereid te onderzoeken of de suggestie van mevrouw Brandenburg uit
gevoerd kan worden. Ik heb mijn bedenkingen echter van te voren willen uiten, opdat men
niet al te grote verwachtingen van een en ander heeft. Een ander punt is het verkopen van
onrendabele stroken. In dit geval wordt met onrendabel bedoeld dat die stroken, zoals ze
gepland zijn in het bestemmingsplan, kunnen worden gemist en niet een zodanig structureel
element in een bestemmingsplan vormen dat ze inderdaad moeten blijven bestaan. Wij zijn met
dat verkopen van onrendabele stroken al een tijd bezig en het komt ook zeer regelmatig voor
dat er wordt verkocht aan naastliggers.
De heer Bijkersma heeft gezegd dat met betrekking tot de openbare verlichting goed in
het oog moet worden gehouden dat de veiligheid niet in gevaar wordt gebracht. Dat is inder
daad een van de randvoorwaarden bij het onderzoek naar die bezuinigingsmogelijkheid.
Dan de heer Van der Wal. De bezuiniging van f.406.000,— op het Fonds Stadsvernieu
wing is inderdaad gebaseerd op het feit dat wij nu te maken hebben met een teruglopende
rente. Het college verwacht dat een en ander een structureel karakter zal hebben en als dat
zo is, dan wordt het totale niveau van de stadsvernieuwing door deze operaties niet terug
gebracht. Als die veronderstelling niet juist zou zijn, dan ligt er wat het college betreft een
nieuw feit en zullen wij ons nader moeten beraden op de vraag wat wij moeten doen. Overi
gens wil ik er daarbij wel op wijzen dat wij op het ogenblik bezig zijn de hele zaak met be
trekking tot de stadsvernieuwing op een rij te zetten. Er komt een nieuwe nota. Bovendien
weten wij niet precies wat de consequenties zijn van de nieuwe Wet op de stadsvernieuwing.
Het lijkt mij dan ook belangrijk een en ander in de totale context te bekijken.
Volgens de heer Van der Wal is op het onderhoud van straten en pleinen al genoeg
bezuinigd. Ten opzichte van een aantal vergelijkbare plaatsen zitten wij in Leeuwarden wat
dit betreft inderdaad op een bijzonder laag niveau. Het is ook niet plezierig deze bezuinigin
gen door te voeren, terwijl bovendien niet is te voorzien waar een en ander toe zal leiden.
Bekend is dat men, als wordt opgehouden met het onderhouden van straten en pleinen of als
straten en pleinen niet goed worden onderhouden, op een gegeven ogenblik op een "knik-
punt" komt, met als gevolg dat daarna vrij grote investeringen moeten worden gepleegd. Ik
denk dat wij dicht bij dat "knikpunt" zijn aangeland. Ook wat dat betreft is echter moeilijk
iets te bewijzen. Wij zullen in de komende jaren wel merken wat wij hebben aangericht met
deze bezuiniging.
De heer Van der Wal wil minder bezuinigen op het onderhoud van plantsoenen. Het colle
ge heeft er echter wel vertrouwen in dat, door efficiënter te werken, bezuinigingen in deze
taakstelling mogelijk zijn.
De heer Buurman heeft nog gewezen op het multiplier-effect dat de uitvoering van grote
civieltechnische werken heeft. Het is inderdaad niet plezierig dat dit soort Dezuinigings-
operaties moet worden voorgesteld. Het college heeft die voorstellen echter "door de nood ge
dwongen" moeten doen.
Met deze beantwoording heb ik ook de vragen van de overige sprekers beantwoord.
De heer De Vries (weth.): Mevrouw Brandenburg heeft een opmerking gemaakt over het
spraakonderwijs, een zaak die gevoelige kanten heeft. Wij zijn op het ogenblik in overleg met
het ziekenfonds over de vraag of spraakonderwijs als een stuk medische zorg moet worden
gezien. Als een kind vanwege een oogafwijking psychisch lijdt onder het gedrag van andere
kinderen, naar een oogarts gaat en er een operatie volgt, dan zijn dat ook geen kosten van
onderwijs. Zo zouden wij het gebrekkig spreken ook kunnen zien als een stuk medische
zorg. In dat kader willen wij dus proberen een opening te vinden. In het ontwerp-dekkings
plan gaat het om een personeelsuitbreiding, waarvan wij hebben voorgesteld die achterwege
te laten. In de praktijk blijkt tevens dat het bijzonder moeilijk is deskundigen te vinden die
dit werk kunnen doen, vandaar dat dit bedrag niet eerder in de exploitatielasten is meege
nomen