134 voor het wel zeer gedegen stuk rekenwerk dat men hier op tafel heeft gelegd. Gedegen in technische zin, niet in politieke zin. De moties op zich zijn wat ons betreft te zeer geschre ven vanuit een politiek oogpunt wenselijk geachte gedachtengang. Dat is natuurlijk volstrekt begrijpelijk als je als politieke club daaraan bezig gaat. Maar juist omdat de visie van PAL over begrotingstechniek en begrotingsfinanciering niet de onze is, is naar ons oordeel met betrekking tot het geheel van de moties geen sprake van een beeld dat voldoende realiteits gehalte oplevert om een serieus tegenwicht te kunnen vormen voor de voorstellen, zoals het college die heeft gedaan in het ontwerp-dekkingsplanWij zullen om deze reden tegen de mo ties van PAL stemmen. Ik wil niet verhelen dat bij verschillende leden van mijn fractie grote sympathie bestaat voor PAL-motie V, onderdeel a. Extra budget ten behoeve van depot klein chemisch afval. De door de heer Meijerhof ingediende "ordetechnische" motie zullen wij ook niet steunen. De Voorzitter schorst, om 18.05 uur, de vergadering voor de tweede pauze. De Voorzitter heropent, om 18.20 uur, de vergadering. De Voorzitter: Ik heropen de vergadering en ik geef het woord aan de heer Bijkersma. De heer Bijkersma: Ik wil graag reageren op datgene wat het college en sommige fracties naar voren hebben gebracht Mijnheer de voorzitter, u bent ingegaan op mijn opmerking over informatie aan fracties die niet aan het college deelnemen. Ik begrijp wel wat u daarmee bedoeld hebt en dat is voor iedereen ook wel duidelijk. Maar u zult zich niet verbazen dat ik dit punt naar voren breng, omdat in het collegeprogram 1982-1986, op bladzijde 1, wordt gesteld dat het college zal streven naar een brede informatieDaarom heb ik het rechten dat neem ik dan ookhet college steeds aan het eigen programma te toetsen. Wat doet het college aan genoemd stre ven? Als er gezegd wordt dat dat helaas niet kan en dat de verhoudingen nu eenmaal zo lig gen, dan begrijp ik dat wel. Zo liggen de verhoudingen in Nederland. Volgens mij zouden de verhoudingen in Leeuwarden wat beter moeten liggen. Wij hebben namelijk een college dat in zijn programma als actiepunt heeft gezet dat gestreefd wordt naar een brede informatie. Vandaar mijn aandacht daarvoor. (De Voorzitter: U hebt van mij niet gehoord dat ik het slecht vind zoals het hier gaat. Integendeel.) Nee, wij kennen elkaar nog niet zo lang, maar frappezfrappez toujours en wij zullen op een gegeven ogenblik wel meer informatie krijgen. Wethouder Kessler heeft gezegd dat ook de portefeuillehouders nog lang niet alle informatie krijgen. Dat begrijp ik wel, maar bepaalde informaties zullen de portefeuillehouders wel be reiken. Het is wellicht zinnig dat wij van die informatie eens wat meer horen. Er wordt ge zegd dat wij deze problematiek kunnen ondervangen door eigen werk en gedachten daarom trent te formuleren. Het is mij niet vreemd gedachten te formuleren, maar ik weet uit erva ring dat hoe vroeger je begint met zaken naar voren te brengen, hoe meer kans je hebt op succes. Iedereen zal het met mij eens zijn dat in een raadsvergadering besluitvorming plaatsvindt. Van tevoren is natuurlijk al veel meer gebeurd. Hoe vroeger je erbij bent met gedachten, hoe beter je jouw ideeën misschien kunt overdragen op anderen. Ik zeg cïit niet alleen om kritiek te hebben op anderen, maar ook vanuit de gedachte dat wij mee besturen, maar daarop kom ik straks nog terug. Wethouder Kessler heeft gezegd in zijn beantwoording dat efficiency een voortgaand proces is. Wat dat betreft geef ik hem gelijk. Maar nu het college efficiency in de herwaar- deringsvoorstellen wil vertalen in een som geld, want daar gaat het ten slotte om, moet het een en ander natuurlijk wel concreet worden aangegeven en moet er concreet aan worden vastgehouden. Anders is het alleen maar taal die iedereen wel begrijpt, maar waarvan men geen resultaat ziet. Wij willen graag de resultaten concreet hebben vastgelegd en willen die ook zien. Wij zijn reeds een aantal jaren bezig efficiënter te werken. Gelukkig heeft mevrouw Brandenburg gevraagd dat wij eens een overzicht zouden moeten krijgen van de resultaten van onze herwaarderingszaken, want dan komt het een en ander wat meer te voorschijn. Nu het woord "efficiënter" zo vaak voorkomt, vraag ik mij af of men het wat betreft het efficiën ter werken wel goed heeft gedaan. Vandaar dat ik de resultaten wat concreter.wil hebben vastgelegd Wethouder Kessler is even op het begrip "zwakkeren en sterkeren" ingegaan. Hij heeft wat dit punt betreft een passage voorgelezen uit het collegeprogramma. Op zich is het ge stelde misschien wel juist, maar het geeft niet gestalte aan de vraag wat vandaag de dag nu de zwakken en de sterken zijn. Ik wil één voorbeeld noemen en verder wil ik hierop niet meer ingaan. In het collegeprogram worden groeperingen aangeduid. Wat denkt de wethou der van mensen die, hoewel men dacht dat de prijzen van de huizen zouden blijven stijgen, in bijzonder moeilijke omstandigheden zijn geraakt? Die mensen behoren vandaag de dag toch ook tot de zwakkeren? Deze groepering vindt men niet terug in het collegeprogramma. Ik zeg daarom ook dat het college het bedoelde begrip eens moet omschrijven. Het college moet hier eens op ingaan. Er moet eens worden bekeken wie in Leeuwarden - uiteraard zonder het noemen 135 van namen - tot de zwakkeren behoren. Misschien hoor ik daar ook wel bij, maar dat is een andere zaak. Ik heb met het voorbeeld van de huizenkwestie dit probleem even willen ver duidelijken. Het college moet het begrip wat ruimer zien en daarom is een omschrijving daar van noodzakelijk. Wat betreft de opbouw van de reserve het volgende. De heer Van der Wal heeft hierover ook gesproken en heeft gezegd dat ik in dit kader met voorstellen moet komen. Ik heb mijn eerder gemaakte opmerking niet zo bedoeld. In de inleiding van het ontwerp-dekkingsplan 1984-1988 zegt het college dat het de reserves niet verder wil aantasten. Wij gaan daarmee akkoord. Ik heb daarbij gezegd dat het, gelet op datgene wat ons nog te wachten staat in een andere situatie - zoals stadsverwarming, tekorten afschrijven en dergelijke -, misschien wel zinnig is om te gaan denken aan het opbouwen van reserves. Deze gedachte hoeft niet direct uit te monden in een concreet voorstel, maar ik vind wel dat het college het komende jaar hierover zal moeten denken, los van de herwaardering. Opbouw van reserves zal nood zakelijk zijn als de stadsverwarming, zoals velen vrezen, wordt afgebouwd. Over voor-informatie heb ik al gesproken in mijn reactie op datgene wat de voorzitter heeft gezegd. Ik kom dan nu bij wethouder De Vries. Het college heeft de motie overgenomen van het CDA over de tarieven voor het gebruik door particulieren van gymnastieklokalenWat staat hier tegenover? Het betreffende voorstel dat op de A-lijst wordt teruggetrokken. Heeft het college één van de voorstellen die op de B-lijst staat in gedachten? Gaat het college dat nog uitzoeken, want dat kwam niet erg naar voren uit de beantwoording van de wethouder. Het college is snel meegegaan met de motie van de heer Pruiksma, misschien om moeilijkheden te voorkomen. Het is mij niet duidelijk wat het college hier tegenover wil stellen. Wethouder Miedema is ingegaan op de gladheidsbestrijding en hij heeft wat dat betreft een aantal zaken naar voren gebracht. De wethouder heeft gezegd dat er ook rekening wordt gehouden met milieu-eisen. Dat begrijp ik wel. Ik heb echter gezegd dat de veiligheid van mensen die op straat lopen - oudere mensen komen misschien door de gladheid te vallen - in geen geval in gevaar mag komen. Wethouder Miedema heeft op deze opmerking niet geant woord en ik vraag mij af waarom hij dat niet heeft gedaan. Hij heeft mij de garantie niet wil len geven dat de veiligheid in ieder geval gegarandeerd wordt. Ik zou deze garantie toch graag van de heer Miedema willen hebben, want daar gaat het uiteindelijk om. Het milieu is prachtig, maar het gaat vandaag de dag om de mensen, de oudere mensen, op straat. (De heer Miedema (weth.): Ik kan u die toezegging niet doen, mijnheer Bijkersma.) Ik begrijp dat de wethouder al met zijn beantwoording bezig is. Ik constateer dat wethouder Miedema milieu-aspecten voorrang geeft boven veiligheid van de mensen, want hij heeft milieu-aspec ten naar voren gehaald. Wethouder Heere heeft in zijn beantwoording gezegd, en daar ben ik blij mee, dat de te korten van Echo niet zonder meer worden afgewenteld op de andere centra. Ik ben blij met die toezegging. Ik begrijp best dat men dit aspect natuurlijk in deze hele materie moet bekij ken, maar om de tekorten zo door te schuiven vind ik niet juist. Ik vind de gemaakte opmer king in dit kader van wethouder Heere een heel goede en men zal begrijpen dat mijn fractie het een en ander goed zal volgen. Mevrouw Brandenburg heeft gezegd dat ik in het Seniorenconvent akkoord ben gegaan met de procedure. Dat is ook zo, mevrouw Brandenburg, en dat zal ik ook niet ontkennen. Ik herinner mij ook nog de aarzeling van mevrouw Brandenburg omtrent moties. Zij had op dat punt misschien andere gedachten dan ik. Ik heb reeds gezegd dat wij de moties voorba rig vinden. Niet omdat wij ze inhoudelijk misschien niet juist vinden - want in veel van wat naar voren is gebracht zouden wij best mee kunnen gaan -, maar omdat wij, als er onderzoe ken plaatsvinden, graag eerst kennis willen nemen van de voor-informatie. Als je die zaken laat verdwijnen, dan vindt het onderzoek niet plaats. Daarom zeggen wij dat die onderzoeken moeten plaatsvinden en dat de werkelijke standpunten in april naar voren zullen komen. Als men straks mijn fractie niet mee ziet stemmen met de moties dan is dat niet, dat wil ik na drukkelijk zeggen, omdat wij het misschien met een groot deel van de motie niet eens zijn, maar omdat wij graag de informatie op tafel willen hebben om in een breder kader een juiste afweging te kunnen doen. Dit voor wat betreft de moties van de PvdA en het CDA. Op de moties van PAL zal ik straks nog even ingaan. De heer Van der Wal heeft mij gevraagd waarom ik, als ik praat over reserves, niet met voorstellen kom waarin staat hoe wij het een en ander dan zien. Ik denk, mijnheer Van der Wal, dat dat zijn oorzaak vindt in een verschil in uitgangspunt van uw fractie en de mijne omtrent het besturen van de gemeente. Het is nog altijd zo dat mijn fractie vindt dat wij, op basis van de Gemeentewet, meebesturen. Mijn fractie laat zich niet door PAL of door wie dan ook in de oppositiehoek plaatsen. Wij besturen mee, al is onze fractie niet vertegenwoordigd in het college. De Gemeentewet, artikel 86, stelt duidelijk dat de wethouders door de raad uit zijn midden worden benoemd. Ondanks het feit dat er geen wethouder van mijn signatuur achter de collegetafel zitstel ik toch dat de wethouders die nu achter de collegetafel zitten ook de wethouders van mijn fractie zijn. Zo wil ik het zien en als ik dan opmerkingen plaats, dan doe ik dat gewoon in collegiaal verband van fractie tegenover mede-bestuurders om in

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 68