10
Sprekende over de centrumpositie van Leeuwarden mag de bij die positie behorende in
frastructuur niet onvermeld blijven. De discussies over het rijkswegenplan zijn hier voldoende
bekend. Is het college in staat melding te maken van nieuwe, positieve ontwikkelingen, of
blijven wij de komende jaren op weg naar de Randstad nog immer steken bij ivlidlum? En als
het dan aan de westkant van de gemeente niet lukt, bestaat dan inmiddels een redelijk uitzicht
op realisatie van de Oostergoweg inclusief de rijksfinanciering? Het ware te wensen dat dat
plan in het belang van de infrastructuur zo spoedig mogelijk tot uitvoering zou kunnen
komen
Een duidelijke verslechtering van de centrumpositie van Leeuwarden beschouwt mijn
fractie de wel zeer teleurstellende ontwikkeling van het hoger onderwijs binnen onze gemeente
grenzen. Reeds bij de vorige algemene beschouwingen heeft mijn fractie het standpunt inge
nomen dat het uit tactisch oogpunt niet verstandig zou zijn de gemeentelijke oren al te zeer
te laten hangen naar allerlei alternatieve plannen als vestiging van de rechtenfaculteit in
Leeuwarden. Alternatieve plannen zijn prima, maar het realiteitsgehalte moet dan wel dusda
nig groot zijn dat van een werkelijk alternatief kan worden gesproken. Vooralsnog is wat
Leeuwarden betreft, uit het college van bestuur van de RUG en van het provinciaal bestuur
van Friesland weinig meer gekomen dan beleefde lippendienst. En hoe goed die ook bedoeld
mag zijn, beleidsmatig valt daar voor ons geen chocolade van te maken. Volharding en nuch
ter onderhandelen blijft voor Leeuwarden de boodschap. Daarbij is van zeer groot belang
dat de provincie nadrukkelijk op de lijn van de Leeuwarder belangen blijft zittendan wel
daarnaar wordt teruggetrokken als een afwijking dreigt. In dat verband merken wij op dat
het streven naar versteviging van de Friese cultuur op breed provinciaal niveau uiteraard
natuurlijk volstrekt legitiem is, maar niet ertoe mag leiden dat de belangen van Leeuwarden daar
aan ondergeschikt worden gemaakt op het moment dat het hoger onderwijs aan de orde is. Duide
lijk is in ieder geval dat het nadrukkelijk onze taak is te waken tegen een mogelijke verslech
tering van de centrumpositie van Leeuwarden. Laat de rest van de provincie zich ervan be
wust zijn dat bij een dood hart de ledematen niet meer naar behoren kunnen functioneren.
Een teruggang voor Leeuwarden betekent een teruggang voor het gewest en via multiplier
effecten een teruggang voor Friesland in zijn geheel.
De nog immer verslechterende werkgelegenheid baart nog steeds grote zorg. In onze
vorige algemene beschouwingen hebben wij ruime aandacht besteed aan de werkloosheid in
onze gemeente en de gevolgen daarvan. Wat wij als raad dienaangaande daarna hebben ge
merkt is de aanstelling van een projectcoördinator ten behoeve van het vrijwilligerswerk in
de gezondheidszorg en het onderwijs, de invoering van een 35- of 36-urige werkweek voor
nieuw personeel, en de instelling van een werkgelegenheidsfonds. Wij wachten met grote
belangstelling de resultaten daarvan af.
De nu al twee jaar lang verbeide nota Werkgelegenheid, die wij aanvankelijk de eerste
helft van dit jaar tegemoet konden zien en die er nu volgens een latere toezegging zou moeten
zijn, kunnen wij na een recent gedane toezegging begin volgend jaar verwachten. Het in
april van dit jaar door velen geuite ongeduld werd wat verzacht toen wethouder Kessler aan
gaf waarom de raad nog enig geduld zou moeten oefenen. Ik heb toen gezegd dat ik de wet
houder niet de pin op de neus zou zetten. Nu wij intussen 8 maanden verder zijn heb ik de
sterke neiging dat wèl te doen. Hoe denkt het college dat voornemen overbodig te maken?
Het gemeentelijk werkgelegenheidsbeleid moet worden geschraagd door twee pijlers,
enerzijds de bevordering van de werkgelegenheid, anderzijds de zorg voor de langdurig
werklozen. Anders gezegd: stimulering van de marktsector, toepassing van arbeidsmarkt
maatregelen, initiëren van scholingsprojecten, van vervangend werkprojecten en de opvang
en begeleiding van langdurig werklozen. Niet gezegd kan worden dat Leeuwarden niets doet
op dit terrein. Integendeel, ook vanuit de burgerij komen er nieuwe initiatieven zoals de
recentelijk opgerichte vereniging Anders Actieven die bij ons om huisvesting aanklopt. Zo
lang de gemeente zelf echter niet over een totaalbeeld en een totaalbeleid beschiktis er
sprake van ad hoc-beleid en gevaar van verkokering. Daar willen wij tegen waarschuwen en
vandaar de noodzaak van die almaar wegblijvende nota. In dit verband rijst de vraag of in
die nota ook een jeugdwerkplan wordt meegenomen. Nederland bleek onlangs van de hele
Europese gemeenschap de grootste werkloosheid onder jongeren te hebben. 35% van de
Nederlandse jongeren onder de 25 jaar zoekt een plaats op de arbeidsmarkt. Ter vergelijking:
in Engeland 28%, in West Duitsland 15%. Het percentage in Leeuwarden bedraagt 37% voor
mannen en 59,7% voor vrouwen (jonger dan 25 jaar). Deze jongelui missen bij een nog altijd
krimpende arbeidsmarkt ieder perspectief op een betaalde baan. Zolang structurele oplossin
gen uitblijven zal er gezocht moeten worden naar alternatieve mogelijkheden. Die alternatie
ven zijn talrijk. Ik denk bijvoorbeeld aan het plan-Rijnmond waardoor aan maar liefst 7.600
jongeren tijdelijk werk kan worden geboden. De raad voor het jeugdbeleid pleit ervoor om
40% van de banen die door arbeidstijdverkorting vrijkomen ten goede te laten komen aan
jongeren. Vinden wij dat ook? Of moet hier aan vrouwen prioriteit worden gegeven? Die
vraag stellen betekent zeker niet haar tegelijkertijd bevestigend beantwoorden, maar zij moet
in de nota wel aan de orde komen, evenals de benodigde speciale aandacht voor gehandicap
ten en buitenlandse werknemers, voor welke categorieën, naast de jeugdigen, kardinaal
11
Willebrands pleitte in zijn brief over werkloosheid. De kardinaal stelde in die brief de gevol
gen van grote werkloosheid voor de samenleving ernstiger te vinden dan een natuurramp,
gelet op gevolgen als persoonlijk leed, verbittering en uitzichtloosheid.
Lichtpuntje in deze materie is dat het Friese initiatief Bouwen Werkt eindelijk genade in
Haagse ogen heeft kunnen vinden. Het bevestigt eens te meer dat het Westen van het Noor
den nog heel wat kan leren. Is de werkgelegenheidsdiscussie binnen het college inmiddels,
ondanks het uitblijven van de nota, wel zo ver gevorderd dat kan worden medegedeeld hoe
veel Leeuwarder werklozen aan dit project kunnen meedoen en wanneer dat zou kunnen
starten? Onze opvatting herhaal ik nog maar eens: hoe sneller hoe beter.
Bij een teruglopende economie en verslechtering van de financiële positie van de gemeen
te, is een duidelijk zicht op de geldelijke situatie van evident belang. Dat geldt niet alleen
voor de raad, maar voor alle inwoners van de gemeente. Het betekent dat de gemeente duide
lijkheid moet verschaffen om te voorkomen dat wij ons zelf laten verleiden tot een "hit and
run"-politiek, die met de kreet "zegene de greep" meer verwantschap vertoont dan met con
sistent politiek handelen. Als voorbeeld noem ik de uitlating van de wethouder van onderwijs
in de Commissie voor het Onderwijs dat de aan de orde zijnde herwaarderingsvoorstellen met
betrekking tot zijn eigen portefeuille slechts een greep uit de prullebak vormden. Nog afge
zien van de omstandigheid dat die voorstellen van die aanpak duidelijk de sporen dragen - bij
de behandeling van de herwaarderingsvoorstellen komen wij daarop terug - moet mij van het
hart dat ik van een lid van een politiek orgaan als het college van b. en w. van Leeuwarden
een grondiger aanpak van de problemen verwacht dan de hiervoor geventileerdeHet opent
mij tevens de ogen voor het antwoord op de vraag waarom de wethouder nog nietalthans
niet kenbaar voor de raad, uitvoering heeft gegëven aan onze suggestie, zoals door hem toe
gezegd, een andere aanpak van bezuinigingen in het lager onderwijs in VNG-verband ter
sprake te brengen. Ik verwijs naar de handelingen van de raad van 11 april 1983.
De duidelijkheid waarover ik hiervoor sprak is nodig om zicht te kunnen houden op de
financiële positie van de gemeente op langere termijn. Voorkomen moet worden dat wij ons
rijker rekenen dan wij zijndoordat zich tussen de coulissen nu reeds ontwikkelingen aan
dienen die op termijn onze financiële positie in negatief opzicht aanmerkelijk kunnen beïn
vloeden. Naast de resten van wat eens stadsverwarming heette, valt in dit verband te denken
aan in de toekomst wellicht optredende exploitatietekorten op evenementenhalijshal en par
keergarage. Wellicht goed de manege hier niet onvermeld te laten en tevens te herinneren
aan wat mijn fractie heeft gezegd toen de gemeente werd gevraagd garant te staan voor le
ningen ten behoeve van de manege. Is het college reeds nu in staat te schetsen voor welke
krachttoer die ontwikkelingen ons mogelijk zullen plaatsen? Ook de positie van het Grond
bedrijf van de DSO dient daarbij te worden bekeken, zij het dat maatregelen, die echt zoden
aan de dijk zetten, eerst zullen kunnen worden getroffen nadat de raad zich over het orga
nisatie-onderzoek bij de DSO heeft uitgesproken.
Los daarvan staat naar ons oordeel echter vast - in het verleden heeft mijn fractie daar
meermalen op gewezen - dat wij ons zullen moeten bezinnen op het bestaande beleid inzake grond
aankoop en exploitatie. Naast renteverliezen wordt ons vandaag de dag ook door middel van ver
vuiling van grond op verschillende lokaties de voet dwars gezet. Is het college van oordeel dat
verdedigbaar zou zijn de opvatting dat, onder de druk van gigantische renteverliezen en de
dreiging van exorbitant hoge schoonmaakkosten van vervuilde terreinenin de toekomst door
ons een uiterst terughoudend aankoopbeleid moet worden gevoerd? Een wat sarcastische
vraag zou kunnen zijn: is dit college ook zo blij dat de Commissie voor het Grondbedrijf een
paar jaar geleden de raad heeft overgehaald tegen grondaankopen ten zuiden van de stad te
stemmen? Een relevante vraag is: acht het college wellicht verdedigbaar het in ontwikkeling
nemen van nieuwe bestemmingsplannen zo mogelijk uit financieel oogpunt te vertragen als
die plannen de eerste zeg 20 jaar toch niet in uitvoering kunnen komen? Willens zou ook kun
nen worden gesproken over het intrekken van plannenhet bijboeken van kosten op die
plannen kan dan achterwege blijven en een mogelijke blokkade van ontwikkelingen anderszins
wordt weggenomen. Het lost bovendien het probleem op dat de bestemming van grote gelds
bedragen voor jaren vastligt in bestemmingsplannenterwijl wij dat geld op andere plaatsen
hard nodig hebben. Ik denk bijvoorbeeld aan de schoonmaakkosten van vervuilde lokaties.
Op particuliere lokaties hebben wij weliswaar geen primaire taak, maar voor zover wij als
gemeente zelf met dat probleem worden geconfronteerd, dient naar ons oordeel binnen de
grenzen van het mogelijke aan deze problematiek een zekere prioriteit te worden gegeven.
Als wij goed zijn ingelicht - en doorgaans zijn wij dat - zijn er met betrekking tot het
Grondbedrijf nog een paar problemen in de .sfeer van kostenverrekening met het Woningbe
drijf. Wellicht is het college in staat daarover meer duidelijkheid aan de raad te verschaffen.
Een vraag van een wat andere ordemaar ik haak die hier toch maar bij aanin hoeverre zijn
de door Frigas en Waterleiding Friesland in stadsvernieuwingsgebieden te maken kosten
wegens het verleggen van leidingen en dergelijke een obstakel voor het realiseren van die
plannen, nu bekend is dat het rijk die kosten niet voor vergoeding via de ISR in aanmerking
wenst te brengen? Of mogen wij wellicht zulks rangschikken onder de zegeningen van het
decentralisatiebeleid