12
Ik kom nu aan een nadere beschouwing van specifieke beleidsterreinen. Voor zover nog
op 11 april 1983 over het gemeentelijk beleid in meer algemene zin is gesproken, zal ik dat
hier niet herhalen. Het komt ons namelijk tamelijk overbodig voor om de 8 maanden woorde
lijk te herhalen wat wij vinden van zaken als openbare orde, politiebeleid, vrede- en veilig
heidsbeleid. Dat wij onze standpunten niet herhalen, betekent dat wij die standpunten
punt voor punt handhaven en voor zoveel nodig verwijzen naar de handelingen van de raad
van 11 april 1983. Wij geven de voorkeur aan praktisch en efficiënt werken.
Volkshuisvesting.
Het voordeel van centrale registratie van woningbehoefte is dat duidelijk kan worden
gemaakt hoeveel vraag tegenover hoeveel aanbod tegen welke prijs staat. Uit de nu bekende
cijfers blijkt dat er grote vraag is naar goedkope huurwoningen en tevens dat wij, op grond
van het meerjarenplan nieuwbouw 1984-1988, die aantallen in die sector niet zullen halen.
Geeft de bestaande verhouding het college wellicht aanleiding te onderzoeken in hoeverre het
door de woningzoekende gewenste huurniveau reëel is, of is sprake van de situatie dat wij
onze planning woningbouw zullen moeten bijstellen? De vraag wint aan actualiteitswaarde als
bedacht wordt dat het met de contingentering van woningwetwoningen anders loopt dan wij
zouden wensen.
Ruimtelijke Ordening.
Een met volkshuisvesting samenhangend punt is de kwestie van prioriteitstelling in de
stadsvernieuwing. Tot nu toe hebben wij de hoogste priotiteit toegekend aan de binnenstad
en tegelijkertijd de grootst mogelijke aandacht geschonken aan de ontwikkeling van Cammin-
ghaburenBeide prioriteiten dienen naar ons oordeel in de komende beleidsperiode te worden
gehandhaafd. Op onderdelen baart de stagnatie in Camminghaburen ons zorgen. Dat mag ons er
echter niet toe verleiden door middel van ad hoc-beleid te morrelen aan het uitgangspunt van
het wervend karakter van die wijk. In zoverre dient naar ons oordeel terughoudendheid te
worden betracht met het toepassen van relatief grote verschuivingen van de ene categorie
naar de andere op het gebied van de woningbouw. En als wij dan gedwongen zijn tot aan
passing van de oorspronkelijke opzet tengevolge waarvan verwachtingen niet onverkort kun
nen worden gehonoreerd, zou het ons sieren als wij tegenover een bewoner van die wijk de
koninklijke weg bewandelen en niet proberen de juridische gerechtigheid tot in de decimalen
achter de komma te dienen, ingeval die enkeling vraagt om vergunning voor de bouw van
zoiets simpels als een carport. Leer en leven liggen dan soms even ver bij elkaar vandaan
als de a en de z in de gebruikelijke volgorde van het alfabet.
Voor het overige geldt voor de sector ro dat een sterke teruggang in de investeringen
onvermijdelijk samenhangt met de macro-economische positie waarin de overheidsfinanciën
de laatste jaren zijn komen te verkeren. Dat gegeven weerhoudt ons ervan thans aan het
college allerlei vragen te stellen over de wenselijkheid van plan zus en de noodzakelijkheid
van plan zo, zonder dat zulks betekent dat bij mijn fractie op dit gebied geen concrete wen
sen leven. Hier geldt sterker dan elders voor college en raad dat in de beperking zich de
ware meester toont. Wat dat laatste betreft mag de voortgang die is bereikt via de ISR voor
beeldig heten. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat het college op dat punt in de
komende periode een andere weg zal inslaan. Wij zijn ons ervan bewust dat het terrein van
de ruimtelijke ordening met name het gebied is waar door middel van bestuurlijke creativiteit,
bij schaarser wordende middelen, toch voortgang kan worden geboekt. Het college heeft dat
de afgelopen periode naar onze smaak voldoende aangetoond.
Welzijn
De bonte verzameling onderwerpen die op dit beleidsterrein wordt aangetroffen stelt een
gemeentebestuur vaak voor even zovele problemenHet rijksbeleid is niet bepaald steeds het
instrument om die problemen te overwinnen. De maatschappelijke dienstverlening bijvoorbeeld
heeft nogal te lijden van voortdurende wisseling in Haagse standpunten, evenals dat het ge
val is met de gezondheidszorg en het sociaal-cultureel werk. De elementaire discussie over
de vraag: wel of geen kaderwet, wel of geen decentralisatie, wordt met enige regelmaat door
kruist door kortingen en bouwstops. Het mag om die reden nauwelijks verwondering wekken
dat op gemeentelijk niveau van constante rust geen sprake meer is. De inspanningen van
het college om niettemin het maximaal haalbare tot stand te brengen hebben onze hartelijke
instemming. De geringe financiële speelruimte noodzaakt tot het maken van keuzes, die op
de ontplooiers van nieuwe initiatieven niet steeds als noodzakelijk overkomen. Ook zij dienen
echter te bedenken dat het initiëren van nieuwe voorzieningen niet per se ten koste mag
gaan van bestaande waardevolle kernvoorzieningenmede gelet op de centrumpositie die
Leeuwarden in groter verband heeft te vervullen. Dat laat onverlet onze bereidheid waar
mogelijk ruimte te scheppen voor nieuwe ontwikkelingenop voorwaarde dat duidelijkheid
wordt verkregen over beleidsvorming en financiering van die activiteiten.
Het bejaardenbeleid stelt de gemeente in toenemende mate voor problemen. Intramuraal
13
door een tekort aan verzorgings- en verpleegbedden, een afwijking ten opzichte van rijk en
provincie wat de volgorde op de bekende prioriteitenlijsten betreft, en het in toenemende
mate niet meer kunnen nakomen van eisen op het gebied van de brandveiligheidsvoorzienin
gen. Extramuraal doordat de in het veld levende opvattingen over open bejaardenwerk niet
steeds stroken met het uitgedachte beleid. Te denken valt aan de problemen rond het Roeke
nest. De vergeetachtigen in het college moge ik herinneren aan de motie van mijn fractie
genoot Sijbesma. Ons standpunt daarover is bekend; het mag hier als herhaald worden aan
gemerkt. Voor de rest van dit aandachtsgebied geldt dat, ondanks de doorkruisende exerci
ties van het rijk, wij als gemeente moeten blijven proberen een integraal beleid tot stand te
brengen.
Mijn fractie zou gaarne vernemen hoe de stand van zaken is met betrekking tot ontwikke
lingen op het terrein van het drugspreventieprojeetWij gaan er vanuit dat het college zich
reeds een mening heeft gevormd omtrent aspecten als preventie, nazorg en hulpverlening en
ook over de vraag hoe van de zijde van de gemeente vorm kan worden gegeven aan het in
dat kader gewenste politieel en justieel optreden.
Uw voorganger, mijnheer de voorzitter, had, als de regionale situatie in kritisch-benaderen-
de zin ter sprake werd gebracht, de neiging het hoofd tussen de schouders te trekken om
zich te weer te stellen tegen kritiek op door ons als minder gewenst beschouwde ontwikke
lingen op regiogebied. Dat weerhoudt ons er bepaald niet van deze zaak ter sprake te bren
gen en dan met name de vraag hoe het college zich voorstelt de toekomst van de regio van
uit Leeuwarden in te richten. Het gaat dan met name om de vraag of bestaande regionale
verhoudingen en situaties dienen te worden gestabiliseerd of uitgebouwd. In beide gevallen
ligt in het verlengde van de materie de vraag hoe in de regionale structuur dient te worden
bezuinigd.
Mijn fractie is voorts zeer benieuwd naar de voortgang rond de Medianota. Hoe is de stand
van zaken en op welke wijze denkt het college gestalte te geven aan de op grond van die nota
uit te voeren experimenten?
Van het college zou mijn fractie verder graag horen wanneer de nota inzake het minder
hedenbeleid door de raad tegemoet kan worden gezien. In ieder geval zal naar ons oordeel in
die nota aandacht moeten worden besteed aan punten als ontmoetingsruimte, gebedsruimte,
moskee en dergelijke, terwijl ook het punt van de groepswerkers niet mag ontbreken. Wel
licht is het hier de plaats te vragen naar de huidige feitelijke situatie met betrekking tot de
breuk met de Turkse Arbeidersvereniging.
Een punt dat ons al jaren bezig houdt betreft de subsidieverordening. Wij hebben de
indruk dat die materie steeds actueler wordt nu de accommodatieproblematiek daarmee nauw
samenhangt, vooral daar waar de verordening zich tevens zal moeten bemoeien met normering
en herschikking binnen het beleidsveld. Kan op dit moment worden meegedeeld hoe het met
de voortgang van de verordening is gesteld?
Onderwijs
Over het hoger onderwijs is in het voorgaande al gesproken. Laat ik daarom hier vol
staan met te zeggen dat een aan Leeuwarden toegeschoven propaedeutische richting bepaald
geen volwaardige universitaire vestiging vormt, alle juichende krante-artikelen ten spijt.
Door een terugloop in de onderwijsuitkering moet de gemeente steeds meer toeleggen op de
kosten van onderwijs. Die ontwikkeling is enkel aanvaardbaar te houden indien op lokaal niveau
het hele onderwijsveld gelijk wordt behandeld overeenkomstig hetgeen de Grondwet bepaalt
inzake de gelijkstelling van de verschillende richtingen binnen het onderwijs. Als dan bij de
gemeente de "kniper op 'e skine" komt zijn er twee mogelijkheden. Of je probeert door mid
del van bevordering van doelmatigheid binnen sectoren van het apparaat de nodige bespa
ringen te vinden, öf je doet inderdaad gewoon een greep in de prullebak. Hoewel dat laatste,
gezien de eenvoud van die procedure, op het oog een zekere aantrekkelijkheid mag bezitten,
dient toch van een overheidsinstantie als de gemeente Leeuwarden een hogere morele stand
aard te worden verwacht en geëist. Nog daargelaten enerzijds dat nog nooit iemand er in is
geslaagd in het diffuse veld van door de secretarie gemaakte administratiekosten enig helder
onderscheid aan te brengenen anderzijds de omstandigheid dat een aan de gang zijnd
organisatieonderzoek bij DSO reeds leert dat tijdschrijverij per kostenplaats een uiterst
moeizame en ondoorzichtige bezigheid vormt. Dat zegt niets over de intentie van de schrijver,
maar wel iets over de getrouwheid van het beeld dat zo'n administratie oplevert.
Het zal duidelijk zijn dat mijn fractie een verklaard tegenstander is van voorstellen als
door het college gedaan in het ontwerp-dekkingsplan 1984-1988 op het punt van de onder-
houdstarieven DSO, althans zo lang het college niet in staat is een verantwoorde differen
tiatie te verstrekken van de afdeling Onderwijs en aan de DSO toe te rekenen kosten. Met
nadruk herinner ik er in dit verband aan dat gewetensvolle pogingen van leden van mijn
fractie in het verleden om dat inzicht wel te verkrijgen er slechts toe hebben geleid dat de
aan het bijzonder onderwijs te vergoeden kosten van administratie werden verhoogd. Zo lang
het college, of de verantwoordelijke wethouder, niet in staat is aan te tonen - en dat gaat