14
verder dan enkel aannemelijk achten - dat geen sprake is van een zekere willekeur, zal de
CDA-fractie in deze raad zich tegen dergelijke beleidsgrepen krachtig blijven verzetten.
Ik kom aan de afronding van mijn betoog. Veel is gezegd, veel zaken ook zijn niet met
name genoemd. Het betekent niet dat de niet nadrukkelijk in deze algemene beschouwingen
aangedragen zaken in onze ogen van elk belang zouden zijn ontbloot. Algemene beschouwin
gen behoren echter naar ons oordeel algemeen te blijven, in die zin dat een beoordeling in
hoofdlijnen wordt gegeven van het in ontwerp voorgelegde beleid. Het betekent wel dat als
zaken niet zijn genoemd, mijn fractie op die punten instemt met het door het college voor
gestelde beleid. De omstandigheid dat mijn fractie met twee wethouders in het college is ver
tegenwoordigd, betekent allerminst dat onzerzijds de bereidheid, zo men wil de geneigdheid,
zou ontbreken kritiek te oefenen op alles wat het college aan beleidsvoornemens ter tafel
heeft gebracht. Een constructieve opstelling van een fractie die haar bestuurlijke en politieke
verantwoordelijkheid kent, vergt echter een andere benadering dan het enkel luidkeels ver
kondigen van het eigen gelijk. Wij moeten met zijn allen namelijk wel proberen verder te
komen. En dat goede ideeën, zeker op termijn, toch wel navolging verdienen, toont de ge
schiedenis vanzelf aan. Onze voorstellen in het verleden tot integratie van bepaalde taken
van DSR en DSO en het naderhand op die materie betrekking hebbende voorstel van b. en w.
vormen daarvan het bewijs. Dat goede dingen langzaam komen bewijst de waarde van de stel
ling aan het begin van mijn betoog dat schoksgewijze ontwikkeling op lokaal niveau niet het
kenmerk van het ware is.
De reactie van het college op deze beschouwing wachten wij met belangstelling af. De
tweede ronde zal uitwijzen hoe ver op onderdelen de standpunten uit elkaar liggen.
De hoeveelheid en de omvang van de problemen die moeten worden opgelost veroorzaken
dat het gebruikelijke bedankje aan het adres van het ambtenarenkorps van een bepaald meer
dan plichtmatig karakter is. Hen zeggen wij toe dat wij de hitte van de strijd niet zullen
schuwen. Van hun inzet zijn wij overtuigd, op de onze kan men stellig rekenen. Samen, amb
tenaren, raad en college, zijn wij de representanten van 85.000 anderen. Ons optreden be
hoort met die omstandigheid in overeenstemming te zijn. De plicht om politieke keuzes te
maken betekent niet dat je niet voor het belang van alle burgers verantwoordelijk bent. De
realiteit van alledag dient een ieder, ook de burger, helder voor de ogen te staan. Dat de
burger geneigd is soms meer te vragen dan de feitelijke situatie toestaat ligt in de aard der
dingen besloten, maar ontslaat de politiek niet van de plicht terughoudendheid te betrachten
bij het roepen om nieuw beleid. Tacitus schreef ooit: "Weldaden zijn aangenaam zolang men
meent ze te kunnen vergelden; gaan zij die grens te boven, dan maakt dankbaarheid plaats
voor haat". Uit niets blijkt dat die klassieke waarheid niet meer zou gelden.
Voor de van de leden van de raad ondervonden collegialiteit zijn wij zeer erkentelijk.
Om het de apostel Paulus na te zeggen: "Laat die gezindheid onder ons blijven".
De heer De Beer is inmiddels ter vergadering gekomen.
De heer Bijkersma: Mijnheer de voorzitter. Begrotingsbehandeling voor het jaar 1984. Voor
u, mijnheer de voorzitter, de aanvang van een bestuursperiode waarin u, met het college
van wethouders, meer een eigen richting kunt geven aan het dagelijks bestuur van onze
gemeente. Zijdelings wil ik daarbij opmerken dat u de bij onze fractie levende verwachting,
omtrent uw leidinggeven aan het gemeentebestuur van Leeuwarden, niet teleurgesteld hebt.
Integendeel!
Voor ons, raadsleden, is dit ogenblik wellicht geschikt om eens wat extra aandacht te
besteden aan de technische zijde van de begrotingsbehandeling en alles wat daarmee samen
hangt. Wij vinden het zinnig de hele gang van zaken nog eens kritisch te benaderen.
Ten eerste: Wij denken dat het geen goede zaak is de herwaardering en begroting zo
naast en daardoor verweven, met elkaar te behandelen. Zoiets werkt onherroepelijk ver
sluierend en daardoor wordt aan de begroting de echte waarde ontnomen. Tevens wordt voor
de raad de bestuurlijke taak onnodig extra bemoeilijkt. Bij een duidelijke meerjaren-planning,
kan de jaarlijkse begroting mede als herwaardering fungeren. Wij denken dat slechts in zeer
bijzondere gevallen, bijvoorbeeld bij niet te voorziene gebeurtenissen, een herwaarderings
procedure plaats zou moeten vinden. Lagere rijksuitkeringen zijn voor een groot deel nu wel
voorspelbaar en dragen zo langzamerhand een structureel karakter. Met extra inspanning
en aandacht moeten die in de jaarlijkse begroting te verwerken zijn, zonodig met een extra
reserve. Op die manier gehandeld kunnen de herwaarderingsrondes verdwijnen, hetgeen
aan het ambtenarenapparaat, de commissies en ook het college, veel tijd en vooral veel geld
zullen besparen. Tegen deze achtergrond gezien willen wij vragen, eens een berekening te
maken omtrent de totale kosten van zo'n herwaarderingsoperatie. Misschien dat dat tot nog
meer nadenken zal stemmen
Ten tweede. Het vragen stellen, rondom de uitgebrachte begrotingsplannen, begint zo
langzamerhand een eigen, ons inziens overdreven karakter te krijgen. Mijn fractie is van
mening dat het vragen stellen slechts tot doel heeft, aanvullende gegevens te krijgen om
15
trent de begroting. Veel van de nu ingediende vragen kunnen, zoals blijkt, ook in de com
missie-vergaderingen gesteld worden. Bovendien blijkt dat sommige vragen steeds weer
terugkomen. Meer reserve hierbij zou het ambtenarenapparaat tijd en geld besparen. Ook
hierbij zou een kostenraming verhelderend kunnen werken.
Ten derde. Naast de zeer omvangrijk geworden vraagstelling, krijgen de afdelingsver
gaderingen het karakter van het voordragen van algemene beschouwingen. Zeer uitgebreid
worden dan politieke standpunten naar voren gebrachtdie soms zelfs met het onderwerp
niets van doen hebben. Deze afdelingsvergaderingen hebben tot doel onduidelijke beantwoor
ding van vragen recht te zetten. De weg die hierbij nu gevolgd wordt, heeft bij het instellen
van deze vergaderingen zeker niet voor ogen gestaan. Wij dringen er bij u, mijnheer de voor
zitter, op aan deze zaken op korte termijn in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden
nog eens te besprekenMeer efficiency bij het raadswerk moet ons doel zijn en dat zal natuur
lijk kostenbesparend werken
In de huidige economische crisis heeft de regering twee centrale doelstellingen uitgezet,
te weten:
a. Het terugdringen van de overheidsuitgaven, inclusief het weer beheersbaar maken van
de collectieve sector;
b. Het versterken van de economische bedrijvigheid, waardoor de werkgelegenheid aantrekt.
Voor de rijksoverheid ligt hierin natuurlijk een centrale taak. Bij het uitvoeren van haar
beleid in de richting van de gemeenten, zal zij zich zeker door deze twee doelstellingen laten
leiden. Wij zullen daarmee, vooral omdat wij voor het merendeel afhankelijk zijn van de rijks
bijdragen, rekening hebben te houden. Wij zijn dan ook van mening dat het bestuur van onze
gemeente deze kernpunten, terugdringen overheidsuitgaven en versterken economie, niet uit
het oog mag verliezen. Daarbij mag ook gesteld worden dat het college aan het werkgelegen
heidsbeleid een zeer hoge prioriteit heeft toegekend in het collegeprogramma. Hierop aan
sluitend kan men zich de vraag stellenHeeft het college een goede en evenwichtige aandacht
besteed aan genoemde twee punten, bij de presentatie van zijn plannen voor 1984, en aan
zijn eigen collegeprogramma? Wij hebben onze twijfels hierover, zeker, daar waar het college
naar voren brengt dat de uitgaven, waaronder een aantal zaken dat in de collectieve sector
past, nog steeds blijven groeien. Wij zijn van mening dat aan de gehele uitgavenzijde nog
meer beperkingen moeten worden opgelegd. Daar waar het kan zullen wij onze invloed uit
moeten oefenen om tot beperkingen te komen. Dit moet toch mogelijk zijn in onze ogen.
Daarnaast moet in allerlei zaken een duidelijker accent liggen op de bevordering van de
werkgelegenheid. Naar mijn gevoel, bent u, mijnheer de voorzitter, te veel met het oude
beleid voortgegaan. U hebt te veel gekeken naar de inkomsten, daarbij ook nog rekening ge
houden met een aantal verhoogde gemeentelijke tarieven. Daar werd uw uitgavenpatroon aan
aangepast, in de geest van: Wat er is moet op. Het ware beter geweest, vooraf enige beper
kingen in te calculeren. Een eigen visie van het college om zo mee te helpen het juiste
evenwicht in de Nederlandse economie en dus ook in het Leeuwarder huishoudboekje weer te
vinden, heb ik amper kunnen ontdèkken.
Vervolgens, was het niet mogelijk geweest de gemeentelijke tarieven en belastingen eens
een jaar niet te verhogen, de zogenaamde nullijn te hanteren? Daaruit had de zorg voor de
burger en de bedrijven meer gebleken, dan alleen uit de stimulerend bedoelde woorden. Uit
een opmerking in de Commissie voor de financiën, heb ik begrepen dat het college deze moge
lijkheid, bij het opstellen van de begroting, niet eens heeft overwogen! Hierdoor krijgt de
opmerking van de wethouder van financiën, waarbij hij stelde dat het gemeentebestuur de
zwarte Piet van de rijksbegroting op zijn bordje gekregen heeft, een onwaarachtig karakter.
Immers met evenveel gemak schuift het college dat deel van de zwarte Piet door naar burgerij
en bedrijfsleven. Naast deze algemene kritiek op het financiële beleid, wil ik stellen dat uit
het beleidsplan voor 1984 nu niet bepaald blijkt dat het college bezig is de werkgelegenheid
extra te stimuleren. De heer Pruiksma heeft hierover ook al iets gezegd. Concrete plannen
worden nauwelijks gepresenteerd. De aandacht voor deze sector is, ten opzichte van de
zorgen voor het sociale voorzieningenniveau, ronduit mager te noemen. Wij keuren deze on
evenwichtigheid af en dringen sterk aan op meer activiteiten in deze.
Jammer genoeg heeft uw wijze, mijnheer de voorzitter, van uitvoeren van public-relations
nog niet de gestalte gekregen zoals wij die voorstaan. Bredere aandacht en meer acties op
dat terrein kunnen positief werken in de richting van het totale bedrijfsleven, al besef ik
daarbij wel dat dit van u allen veel tijd zal vragen, maar dat mag geen belemmering zijn.
Als u ziet hoe het provinciaal bestuur vandaag de dag zijn promotie behartigtdan kunnen
wij daar nog wel iets van leren. Bijvoorbeeld: Het bezoek van de Amerikaanse ambassadeur
aan Friesland opent perspectieven voor de zuivelindustrie. In zulke zaken zet een afwachten
de houding van het college van b. en w. geen zoden aan de dijk.
Ondanks de kritiek wil ik wel mijn waardering uitspreken voor de sluitende begroting.
Wat ons, de VVD-fractie, betreft mag dit uitgangspunt op generlei wijze verlaten worden.
De begroting en de plannen nader beschouwende, willen wij er op wijzen dat er misschien
een mogelijkheid tot extra bezuinigen kan liggen in het onderbrengen van diensten in gemeen
schappelijke regelingen in regioverband. Nu de samenstelling van de regio Noord zich zal