24
riteit genieten. Als je die doelgroepen ook inderdaad wilt bereiken, dan zul je moeten proberen de
drempel zo laag mogelijk te maken. Een maatregel in dat kader kan zijn om in bepaalde gevallen af te
stappen van de eigen bijdrage. Wij steunen de motie dus niet.
De heer Buurman: Nog een paar woorden over het Lesbisch Archief. Wat zo'n onderwerp betreft
weet je nooit precies waar je moet beginnen en eindigen. Ik wil maar beginnen met de opmerkingen van
de wethouder. Hij zegt dat hij spreekt namens b. en w.; dat is volkomen duidelijk. Hij brengt het col
legestandpunt naar voren. Ik kan mij echter ook voorstellen dat een wethouder van CDA-allure zegt dat
hij een persoonlijke mening over dit onderwerp heeft en dat er wel eens een afwijkend stemgedrag zou
kunnen zijn. De heer Boelens heeft het ook duidelijk gezegd en ook zo aangevoeld - zo heb ik het
dacht ik ook verwoord - dat er een duidelijk verschil is tussen de opstelling van het CDA en mijn fractie
ten opzichte van de roeping van de overheid. Het is niet voor de eerste keer dat ik dit verschil ter spra
ke breng. Ik heb dat ook bij de algemene beschouwingen duidelijk naar voren gebracht. De heer Pruik-
sma heeft daar ook op gewezen. Welnu, ik sta nog steeds op het standpunt - ik hoop ook steeds op dat
standpunt te blijven staan - dat datgene wat in Gods Woord staat ook betekenis heeft voor deze raad
zaal. Daarom zeg ik niet met de heer Heere dat dit hele geval niet ter discussie staat in de raadzaal. Ik
heb zelf het standpunt naar voren gebracht - het is een duidelijk standpunt - dat de overheid in dienst
staat van God. Er is een adhesiebetuiging van het COC. Als deze zaken in de praktijk worden veroor
deeld door het Woord van God, dan heb ik als boodschapper daarvan, omdat de overheid in dienst staat
van God, deze zelfde boodschap door te geven. Dat is zeker geen discriminatie. Wij hebben het niet
over personen, maar over standpunten.
Als de heer Boelens zegt dat zijn fractie in bestuurlijke zin op een bepaalde wijze reageert op dit
voorstel, dan kan ik mij dat wel voorstellen, want dat heb ik zelf ook wel eens gedaan. Wanneer ik te
gen een bepaald standpunt ben, maar de meerderheid van de raad is daar voor, dan ga ik een volgende
keer niet drammen en in het algemeen niet weer tegenstemmen. Ik zeg dan wel eens dat ik op grond van
bestuurlijke overwegingen meega, maar dan heb ik natuurlijk mijn bezwaren wel genoemd.
Het Woord van God geeft een duidelijke christelijke norm aan voor huwelijk en gezin. Welnu, de
ze activiteiten buiten de sexualiteit van het huwelijk om zijn tegenschriftuurlijkIk spreek als christen
politicus: deze zal nooit buiten het Woord van God kunnen omgaan. Wat nu aan de orde is, heeft be
trekking op de openbare samenleving. De overheid heeft niets met de binnenkamer te maken, maar al
leen met de openbare samenleving. Wat dit punt betreft heb ik het belangrijkste wel genoemd.
De motie van de VVD over de kwestie van de eigen bijdrage van 1,— spreekt mij wel aan. Ik zal
de motie steunen.
Mevrouw Van der Werf: Ik ben in eerste instantie dacht ik wel volstrekt duidelijk geweest over de
wijze waarop mijn fractie verhalen zoals de heer Buurman die houdt afwijst. Op het gevaar af dat wij
allerlei bijbeldiscussies in de raad krijgen wil ik nog het volgende zeggen. Er zijn ook mensen die op
basis van Gods Woord vinden dat zij juist tegen verhalen, zoals de heer Buurman die houdt, moeten
strijden en er voor moeten vechten dat juist de onderdrukking van lesbiennes en homo's wordt opgehe
ven. Bovendien wil ik nog toevoegen aan mijn verhaal in eerste instantie dat de denkwereld van de heer
Buurman in feite geleid heeft tot de eeuwenlange vervolgingen die de homosexuelen gekend hebben. De
heer Buurman heeft zijn verhaal gehouden op basis van het feit dat hij christen-politicus is. De politici
van het CDA noemen zich ook zo. Ik kan er dan ook niet over uit dat het CDA zich niet distantieert
van het verhaal van de heer Buurman en niet de kans aangrijpt om duidelijk te maken wat men dan wel
bedoelt met de levensbeschouwelijke opvattingen. Ik kan er niet anders uit concluderen dan dat het
CDA dat niet wil, kan en durft te onderbouwen. Dat vind ik een kwalijke zaak in zo'n discussie. (De
heer Pruiksma: Aan didactische inspanningen komt een keer een einde, zeker bij PAL.) Nee, mijnheer
Pruiksma, wij hoeven helemaal geen scherpe woordenspelletjes te spelen of te kijken wie het het mooist
kan zeggen of formuleren. Ik vraag gewoon of u een opmerking, die een fractiegenoot van u naar voren
heeft gebracht, wilt verduidelijken. Dat is de uitdaging aan u. Ik vind dat u de plicht heeft om die op
merking te verduidelijken. (De heer Pruiksma: Dat is toch vragen naar de bekende weg? Ik heb gezegd
dat wij, waar wij op principiële gronden een standpunt hebben ingenomen en die slag hebben verloren,
niet de behoefte hebben dat verhaal eindeloos te herhalen. Een behoefte die u kennelijk wel voelt.) U
gaat er dus niet op in en ik neem dat dan maar voor kennisgeving aan.
Ik ben er ook een beetje verbaasd over dat het college opeens het voorstel over het Lesbisch Ar
chief terugtrekt. Ik hoop dat ik daar alleen maar goede conclusies aan mag verbinden en dat het college
alsnog bereid is tot de soepelheid die het ook, zoals mevrouw Vlietstra heeft gezegd, bij andere be
zwaarschriften heeft betracht. Die soepelheid is mijns inziens niet eens nodig, omdat het subsidiever
zoek duidelijk genoeg is, maar daarover verschillen wij kennelijk van mening.
25
Met de motie die door de heer IJestra is ingediend stemmen wij niet in. Ik heb in eerste instantie al
gezegd dat de doelgroep niet zo nauw moet worden omschreven en dat eerder moet worden uitgegaan
van het inkomenscriterium. Ik ben het met de wethouder eens dat, wanneer uitgegaan wordt van het in
komenscriterium, daar ingewikkelde verhalen en kanten aan zitten. Wat dat betreft lijkt het mij beter
dat wij de nadere omschrijving van de doelgroepen achterwege laten, zodat dat in ieder geval een aan
knopingspunt biedt om, daar waar de raad het nodig vindt, van die uitzonderingsbepaling gebruik te
maken. Als de wethouder zegt dat een en ander alleen geldt voor 1984, dan wil ik erop wijzen dat er in
de loop van het jaar natuurlijk nog subsidieverzoeken kunnen komen die dan met een dergelijke strin
gente omschrijving buiten de boot zouden kunnen vallen.
Ik blijf bij mijn opmerking over de wijze van dekking, maar dat zal wel duidelijk zijn.
Wat het JOL betreft het volgende. De PvdA/PAL-motie blijft gehandhaafd. Mevrouw Vlietstra
heeftal opgemerkt dat de opmerking van de wethouder over die 400,per dagdeel wel wat erg boud
is en ook niet klopt. Bovendien is het goed om erop te wijzen dat de eigen bijdrage van de deelnemers
in dit verband veel hoger is dan de eigen bijdrage zoals die normaal gesproken van deelnemers aan acti
viteiten wordt gevraagd. Die eigen bijdrage staat dan ook tegenover inderdaad hoge docentkosten
Verder ben ik benieuwd naar het antwoord op de vraag over D'ouwe Weide. De wethouder zou
daarop, na de nodige ruggespraak, een toelichting geven.
Mevrouw De Jong: Het heeft ook mij verbaasd dat het college heeft gemeend het voorstel betreffen
de het Lesbisch Archief te moeten terugnemen. Ik reken op een soepele opstelling van het college in
dezen. De vrouwen van het Lesbisch Archief mogen niet te lang in onzekerheid blijven.
Ik wil ook nog even ingaan op de tweede instantie van de heer Buurman. Het standpunt dat iemand
of een politieke partij inneemt moet inderdaad gerespecteerd worden. Het is natuurlijk wel zo dat de
manier waarop een standpunt wordt verwoord zeer discriminerend, om niet te zeggen zeer stotend en
stuitend, kan overkomen. Ik verbaas mij er hogelijk over - ik ben wat dat betreft ook erg verontrust -
dat dat in deze raadzaal blijkbaar mogelijk is. Ik vind de opstelling van de heer Buurman zeer intole
rant. Net als mevrouw Van der Werf wil ook ik erop wijzen dat juist deze opstelling zoveel eeuwen
lang tot zoveel ellende heeft geleid. Het wordt tijd dat daarin eindelijk wat verlichting komt.
De heer Burg: Ik wil de wethouder nog een paar vragen stellen over het terugnemen van het voor
stel over het Lesbisch Archief. In eerste instantie heeft de wethouder de ingediende motie afgeraden.
Nu blijkt dat het college het voorstel terugneemt. De reden daarvoor blijft vaag. Zijn er nieuwe feiten
naar voren gekomen of heeft de discussie in het college geleid tot een bepaalde onenigheid? In de mo
tivering van de wethouder over het terugnemen van het betreffende voorstel is ons een en ander niet
duidelijk geworden. Zou de wethouder ons daarover wat meer gedetailleerde informatie willen geven,
want dit alles laat bij ons wel een wat erg onbevredigende indruk achter.
De heer Heere (weth.): Er wordt mij aangeraden om met de laatste opmerking van de heer Burg te
beginnen. Aangezien de heer Burg vraagt naar een bevredigende verklaring, lijkt het mij beter dat ik
daar in ieder geval niet in eerste instantie aan moet beginnen.
Ik begin maar met de heer Boelens, die opnieuw gesproken heeft over het toetsen van bepaalde ge
gevens. Ik kreeg de indruk dat hij, toen hij sprak over de vraag of het misschien ook wenselijk is om op
een andere wijze een indruk te krijgen, aan iets dacht wat hij achter zijn kiezen hield. Daarbij kan ik
mij wel iets voorstellen, maar het lijkt mij toch wel verstandig dat wij nog eens in commissieverband
praten over wat de heer Boelens nou precies bedoelt. Voorshands blijft het college van mening dat het
met de stukken en de andere gegevens, waarover ik zoëven sprak, een voldoende indruk kan krijgen en
dat het college voorshands daarmee volstaat. De heer Boelens heeft ook gezegd dat wij nog een be
schouwing krijgen over de effecten van bezuinigingen voor zover die doorwerken naar deelnemers. Die
constatering is juist. Een dergelijke beschouwing zal de raad te zijner tijd worden voorgelegd.
De heer IJestra heeft tot mijn vreugde mijn beroep op de VVD-fractie, om ook op dit punt in het
college vertrouwen te stellen, gehonoreerd. Ik ben hem daar zeer dankbaar voor. Dit geeft mij aanlei
ding om meteen even te gaan naar de opmerking van mevrouw Van der Werf, die vraagt hoe het zit met
de kwestie van de lagere eigen bijdrage als het gaat om de nagekomen subsidieverzoeken. Daar geldt
hetzelfde voor: de nagekomen verzoeken komen eerst aan de orde in de commissie. In die commissie kan
mevrouw Van der Werf dan haar zegje doen.
Mevrouw Vlietstra is begonnen met te zeggen - u moet dit maar niet zo serieus opvatten hoor, me
vrouw Vlietstra - dat ik iets heb gezegd. Ik spreek hier niet persoonlijk en nog minder als enkele wet
houder, maar ik voer hier het woord namens het college. Volgens mij bestaat hierover bij de raad ook
geen enkel misverstand, maar ik wil het toch even zeggen. Mevrouw Vlietstra vindt het jammer dat door