34
35
advys te jaan: tink ek ris yn jimme eigen kring oan in frou dy't yn dit stik fan saken ek in hiele goede
bydrage hawwe kin.
De heer Buurman: Wanneer nieuwe bedrijven met nieuwe ideeën een plaats krijgen in het JBC zal
dat een versterking kunnen betekenen van de sociaal-economische structuur in onze provincie. Welis
waar fungeert het bedrijfsleven als hef trekpaard van onze economie, het zal zich in normale tijden zeil
moeten redden. Nu echter sprake is van een ernstige werkloosheid zal dit de overheid een zorg moeten
zijn door voorwaardenscheppende maatregelen te treffen. Met name in de landbouw en de bouwnijver
heid is de werkgelegenheid in de provincie drastisch verminderd. Via het JBC kan een stimulerende
prikkel naar het kleinbedrijf uitgaan.
Wat de financieel-technische kant aangaat het volgende. De stichting zal al het mogelijke moeten
doen binnen de tijdig in te dienen begroting te blijven. Immers, de financiële opzet is niet al te sterk,
De risico's zijn echter zo beperkt mogelijk gehouden, zowel met het oog op subsidies als wat de fasering
betreft. Het oprichten van het JBC is een goede zaak.
De heer Pruiksma heeft inmiddels de vergadering verlaten.
De heer Kessler (weth.): Voordat ik met de beantwoording van de gemaakte opmerkingen begin,
lijkt het mij goed om even de algemene achtergrond te schetsen van waaruit een JBC gezien moet wor
den. Hierbij zijn twee elementen van belang. In de eerste plaats kan geconstateerd worden dat de posi
tie van een land als Nederland in de wereldeconomie voor een belangrijk deel afhankelijk is van de
wijze waarop de produktiefactor kennis wordt gemobiliseerd. Nederland is een land met een relatief
hoog opleidingsniveau en daarvan zal je moeten profiteren. Dit opleidingsniveau dien je zo optimaal
mogelijk produktief te maken. Vooral de laatste tijd blijkt, mede onder invloed van de toegenomen
werkloosheid, dat er steeds meer mensen zijn die dat zelf ook willen. Het aantal startende ondernemin
gen neemt toe. Dat is een heel goede zaak, omdat daarmee op termijn ook de beste garantie voor meer
werkgelegenheid verkregen kan worden.
In de tweede plaats, dat is de andere kant van de medaille, is het beginnen van een eigen bedrijf
lang niet altijd eenvoudig. Ondernemen is iets wat je moet leren, het komt je niet aanwaaienOnder
nemen in een land als Nederland, met zeer veel geïnstitutionaliseerde regels, is helemaal een moeilijke
zaak. Op een groot aantal terreinen zal men dan ook over de nodige know-how dienen te beschikken.
Geconstateerd kan worden dat niet iedere beginnende ondernemer op alle terreinen de benodigde kennis
in huis heeft.
Beide zaken met elkaar in verband gebracht hebbende, leidde tot de conclusie dat een aparte voor
ziening voor mensen die een eigen bedrijf willen beginnen op zich een goede zaak is. Het is dan ook
niet voor niets dat op zeer veel verschillende plaatsen in ons land bedrijvencentra worden opgericht.
Centra die tot doel hebben startende ondernemers een extra steuntje in de rug te geven. Wat betekent
dat extra steuntje in de rug? In de eerste plaats hef bieden van een goede huisvesting tegen een redelij
ke prijs. In de tweede plaats het bieden van een stuk dienstverlening in de sfeer van kopiëren, typen,
telefoneren: een bundeling van noodzakelijke activiteiten waar in principe elke beginnende ondernemer
mee te maken krijgt. In de derde, en belangrijkste, plaats het bieden van een stuk managementbegelei-
ding. Dat betekent dat startende bedrijven op die terreinen waar men onvoldoende kennis in huis heeft
en waarbij men tegen allerlei ingewikkelde problemen aanloopt - per bedrijf en startende ondernemer
kan dat verschillen - een beroep kunnen doen op ingehuurde deskundigheid. Dit in zijn algemeenheid.
Ik wil nu ingaan op een aantal vragen. De belangrijkste vraag, die ook bij de behandeling van de
ze materie in de statencommissie aan de orde is gesteld, is op welke wijze de behoefte gepeild is. Deze
behoefte is niet door middel van een, wat de heer Siemonsma noemt, grondig behoefte-onderzoek ge
peild, dat wil zeggen niet gepeild door middel van een enquête die binnen de provincie Friesland is
verstuurd. De behoefte is op een wat algemener hoger niveau gepeild. De inschatting is namelijk dat er
in Friesland behoefte is aan een JBC. Een en ander komt met name voort uit de ervaringen die in de rest
van Nederland met JBC's zijn opgedaan. In het hele land blijken JBC's aan te slaan. In de meeste re
gio's zijn op dit momental JBC's. Ik wil toch een voorbeeldje geven. Het JBC in Groningen heeft een
startsubsidie gekregen via de Investeringspremieregeling, met als gevolg dat het zich op een wat speci
fieke groep moest richten. In principe moest men zich richten op ondernemingen met een bovenregionale
functie, een duidelijke beperking dus van de doelgroep. Het blijkt dat het JBC in Groningen vol zit en
dat komt mede doordat er een goede manager is. Het JBC kan een antwoord geven op de behoefte die in
de provincie Groningen bestaat.
De verwachting is dan ook dat het JBC in Leeuwarden, met in principe een ruimere doelgroep - al
thans de beperking die in Groningen geldt, geldt niet voor Leeuwarden - en een start met in eerste in
stantie zeven tot negen units - dat aantal is aanzienlijk geringer dan in Groningen -, een zeer grote
kans van slagen heeft. Te meer, dat heb ik al gezegd, daar de belangstelling voor het beginnen van een
eigen bedrijf sterk toeneemt. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat het Regionaal Dienstverleningscen-
trum Kleinbedrijf (RDK) en nog veel andere adviesinstellingen op dit moment het werk ten aanzien van
startende ondernemers bijna niet meer aankunnen.
Desalniettemin zijn er natuurlijk toch risico's aan het project verbonden en die staan ook in de
raadsbrief verwoord. Ik waag te betwijfelen of de risico's zo groot zijn als door de afdeling EBO naar
voren wordt gebracht, namelijk in de orde van grootte van vijf ton tot één miljoen gulden. Er zijn twee
risico's. Het eerste risico is dat er te weinig belangstelling zou kunnen zijn. Ik heb zojuist al uiteenge
zet dat die kans betrekkelijk gering is. Het tweede risico is dat er wel belangstelling is, maar dat de
veronderstellingen waarop de begrotingen gebaseerd zijn niet helemaal kloppen. Er is sprake van een
aantal veronderstellingen, zoals 10% leegstand voor een gemiddelde duur in het centrum van drie jaar.
Wij hebben toch die risico's ingeschat. Wij hebben, in tegenstelling tot het oorspronkelijke plan, op
grond van met name deze risico's in het stichtingsbestuur besloten om het hele project te faseren en in
twee verschillende fases uit te voeren. Dat heeft als voordeel dat, mocht blijken dat, als gevolg van
allerlei ervaringen, de behoefte niet zodanig groot is als wij in eerste instantie hadden verwacht, je de
tweede fase kan annuleren en de eerste fase afgerond probeert op te zetten. Ik verwacht overigens niet
dat het die kant uitgaat. Ik denk dat na verloop van tijd een voorziening als het JBC zeker meer units
kan hebben dan de zeven tot negen units die in de eerste fase gepland zijn. In principe is echter die
mogelijkheid, dat stukje flexibiliteit, ingebouwd. Dat is een van de belangrijkste argumenten op grond
waarvan je het risico, dat mogelijkerwijs zou kunnen bestaan, toch wat hebt ingeperkt. Een ander punt
is dat er in de begroting rekening is gehouden met een zekere meeropbrengst, waarmee eventuele on
voorziene situaties te lijf zouden kunnen worden gegaan.
Desalniettemin, en ik vind dat daar niet voor weggelopen moet worden, blijft het een project
waaraan bepaalde financiële risico's vastzitten. Dat feit hebben wij ook nadrukkelijk in de raadsbrief
verwoord. Het college staat overigens op het standpunt, de risico's inschattende, de veronderstelde be
hoeftes inschattende en de werkgelegenheidssituatie in de provincie Friesland inschattende, dat dit pro
ject door moet gaan
Ik wil nu een aantal wat meer specifieke vragen beantwoorden. Ik heb in feite impliciet al gezegd
dat wij niet gekozen hebben voor een uitgebreid behoefte-onderzoek, zoals de heer Siemonsma dat
voorstelt, en dat dat wat ons betreft ook niet noodzakelijk is.
Een ander punt dat de heer Siemonsma naar voren heeft gebracht is de vraag of een lokatie tegen de
binnenstad aan niet meer voor de hand liggend is. Wij hebben bij het opzetten van het JBC een aantal
lokaties de revue laten passeren. Op een gegeven ogenblik kwam de lokatie op het industrieterrein de
Hemrik als de meest logische uit de bus. Vestiging daar van het JBC moet in principe kunnen. Heel veel
startende bedrijven zijn in principe bedrijven die op een industrieterrein thuishoren. Ik denk dan niet
specifiek alleen aan bedrijven in de industriële sfeer, maar ook aan bedrijfjes in de administratieve
sfeer zoals een bedrijfje dat in de automatiseringssfeer bezig is. Zulke bedrijfjes kunnen net zo goed op
een industrieterrein gehuisvest worden
De heer Siemonsma heeft ook de vraag gesteld of startende ondernemers niet meer zeggenschap die
nen te krijgen in het JBC. Ik denk van niet, want de starters hebben, zeker als ze net bezig zijn, al
hun handen vol aan het opstarten van een eigen bedrijf. Ik zou hen wat dat betreft niet ook nog eens de
verplichting willen opleggen om in het bestuur van het JBC zitting te gaan nemen. Iets anders is, daar
kunnen wij best wel eens over praten, hoewel ik denk dat dat vanzelf wel gaat ontstaan, dat wij met de
aanwezige starters in het bedrijf een bedrijvenraad of één of twee keer per jaar een overleg kunnen ini
tiëren op basis waarvan zij hun wensen, verlangens en eventuele kritiek naar voren kunnen brengen.
Volgens mij is dit een betere formule dan de starters op te nemen in het bestuur.
Ik kom hiermee terecht bij mevrouw Jongedijk, die stelt dat het jammer is dat er niet een speciale
plaats is gereserveerd voor één of meer vrouwen in het bestuur van het JBC. Ik heb het hierover in de
Commissie voor de Werkgelegenheid ook al gehad. In de commissie is toen gesteld dat het beter zou zijn
om een beroep te doen op de deelnemende organisaties en aan hen te vragen of het mogelijk is om een
vrouw te leveren voor het bestuur. Helaas moet ik constateren dat geen van de deelnemende organisaties
een vrouw heeft afgevaardigd. Dat betekent dat daarmee genoemde mogelijkheid is weggevallen. Een
specifieke aparte positie voor bijvoorbeeld de werkgroep Vrouw en Arbeid in het stichtingsbestuur lijkt
mij ook niet zo voor de hand liggend. Wij hebben het stichtingsbestuur zo samengesteld dat die groepen
erin zitten die een s.tuk harde deskundigheid in huis hebben ten aanzien van het runnen van een eigen
bedrijf. Dat wil zeggen dat wij met name die mensen erbij betrokken hebben die dagelijks omgaan met
het gebeuren in het bedrijfsleven
Dan gaat mevrouw Jongedijk in op de kritiek die een deel van de statencommissie voor economische