36
zaken had op het voorstelIk heb al een aantal woorden gewijd aan de behoefte. De vraag welke soort
ondersteuning geleverd moet worden is op dit moment niet zo één-twee-drie te beantwoorden. Wij heb
ben het voordeel dat wij, in tegenstelling tot de eerste plannen, niet een full-time manager zelfstandig
in dienst hebben genomen, maar dat wij de hele ondersteuning hebben uitbesteed aan het Bedrijfskundig
Adviescentrum (BAC). Kenmerk van het BAC is dat het niet uit één persoon bestaat, maar dat het een
groepering is met allerlei relaties, bijvoorbeeld naar de HTS toe. Omdat het BAC een wat breed samen
gestelde club is, verwachten wij dat het mogelijk is om verschillende vormen van ondersteuning te leve
ren. Bij het ene startende bedrijf kan die ondersteuning zijn in de sfeer van: hoe zet je een administra
tie op, bij een ander startend bedrijf kan de ondersteuning zijn in de sfeer van: hoe moet ik deze speci
fieke verbinding maken. Er doen zich legio mogelijkheden voor. Het is de bedoeling dat de manager op
al die verschillende mogelijkheden en alles wat daarmee annex is een antwoord zal kunnen geven.
Een ander punt waarop mevrouw Jongedijk is ingegaan, ook een aantal andere sprekers heeft dat
gedaan, zijn de garanties van de provincie Friesland. De stand van zaken op dit moment is, voor zover
ik die aan de hand van gesprekken en artikelen in de krant kan inschatten, dat de provincie op zich
geen problemen heeft met het JBC, maar dat zij met name problemen heeft met de manier waarop het
college van gedeputeerde staten de kosten, die aan het JBC zijn verbonden, in een voorstel naar voren
heeft gebracht. Het beroep dat men doet op een provinciaal werkgelegenheidsfonds vindt men wat te
groot. Ik heb begrepen dat het college van gedeputeerde staten daar nadere oplossingen voor gaat zoe
ken. Als ik het goed heb zal deze kwestie op 31 maart in de provinciale staten aan de orde komen. Mei
de provincie is ook heel duidelijk een afspraak gemaakt dat de risico's en alle kosten die het JBC met
zich meebrengt op fifty/fïfty—basis gedeeld zullen worden, dus door aan de ene kant de gemeente en
aan de andere kant de provincie. Die afspraak zal men ook nakomen.
De heer Burg heeft gewezen op een aantal onzekerheden. In principe zijn die onzekerheden er na
tuurlijk. Ik heb al gezegd dat wij een deel van de onzekerheden proberen op te lossen door het project
te faseren. De heer Burg heeft nog een onzekerheid genoemd, maar die kan ik wegnemen, namelijk de
eventuele onzekerheid dat het ministerie niet akkoord zal gaan met fasering. Wij hebben daarover een
brief geschreven en het antwoord daarop is dat ook het ministerie akkoord gaat met een stuk fasering.
Dat wil zeggen dat wij, als wij over twee jaar de tweede fase introduceren, dan een deel van de subsi
die die beschikbaar is gesteld alsnog tot ons mogen nemen.
Een ander punt dat de heer Burg noemt - de twee andere punten sla ik over, want daar heb ik al
een antwoord op gegeven - is de vraag in hoeverre een jaarrekening in de vorm van een evaluatie aan
de raad gepresenteerd zou kunnen worden. Het is een goede zaak om dat te doen. Eén keer per jaar
wordt er een jaarrekening gestuurd aan het college. Ik kan mij heel goed voorstellen, ik wil het bij de
zen ook toezeggen, dat de jaarrekening in de Commissie voor de Werkgelegenheid aan de orde komt en
dat wij daar dan ook een toelichting geven op de stand van zaken en op veranderingen die wij in de he
le opzet misschien in de loop van de tijd hebben moeten doorvoeren en ingaan op problemen waar wij
tegenaan lopen.
Tot slot de heer Jansma. Op een aantal punten ben ik al ingegaan. Ik moet nog twee vragen van
hem beantwoorden. De heer Jansma stelt dat een van de belangrijkste taken van een JBC is om bedrij
ven te selecteren en startende ondernemers te wijzen op eventuele risico's die aan het starten van een
bedrijf verbonden zijn, dus op het feit dat je niet een bedrijf moet starten als er geen perspectief voor
is. Ik kan het daar volledig mee eens zijn en dat zal dan ook een van de taken van de manager moeten
zijn. De manager zal startende bedrijven goed moeten begeleiden en zal ook heel zakelijke, misschien
soms voor bepaalde mensen wel harde inlichtingen moeten verstrekken in de zin van: in uw geval lijkt
het mij, gelet op het ondernemingsplan, niet wenselijk om een bedrijf te starten of u moet zich in ieder
geval realiseren wat de risico's zijn.
Het tweede punt dat de heer Jansma aan de orde stelt is dat het bestuur vaak bij elkaar zal moeten
komen, vaker dan één keer per jaar. Ik ben dat helemaal met hem eens. Zeker in het begin zal het bij
elkaar komen van het bestuur niet tot één keer per jaar beperkt moeten blijven. Wij zullen in het begin
waarschijnlijk één keer in de drie maanden, of misschien nog wel frequenter, bij elkaar moeten komen.
Mijnheer de voorzitter, ik wil het hier in eerste instantie bij laten.
De heer Siemonsma: Ik ben heel erg teleurgesteld over de beantwoording van de wethouder. Ik heb
in eerste instantie proberen aan te geven dat de behoeftepeiling niet iets is dat ik zo graag zou willen
omdat dat zo'n leuke activiteit is, maar omdat deze behoeftepeiling naar mijn idee verband houdt met
bijvoorbeeld de inrichting van een gebouw. Het gaat dan om de voorzieningen die men zal moeten tref
fen om overlast te voorkomen en om vragen hoeveel deuren er in een muur gemaakt moeten worden, hoe
het zit met de lichtinval, de geluids- en stofisolatie, de stankoverlast en ga zo maar door. Hoe verdra
gen deze activiteiten zich tot elkaar? Op een gegeven moment komt dat natuurlijk tot uitdrukking in de
37
financiële opzet. Wij hebben nu wel een heel globaal plaatje gekregen over de investering in en uit
breiding van zo'n gebouw, maar wij hebben nog geen enkel inzicht waarop een en ander gebaseerd is.
Investering en uitbreiding moeten worden gezien in relatie tot het type bedrijvigheid dat aangetrokken
zal worden. Ik kan er dan ook niet omheen dat het JBC voor mijn gevoel alleen aantrekkelijk is voor
een bepaald type industriële bedrijvigheid.
Wat ik zo jammer vind is dat ook de hele begeleiding in dat kader, in de vorm van een diensten
centrum en de managementbegeleiding door het BAC, zo afgelegen wordt gesitueerd op de Hemrik en
niet een bredere functie heeft voor de bedrijvigheid in de binnenstad. En dat alles omdat het college
kennelijk een inzicht op hoger niveau is komen aanwaaien. Ik vraag mij dan wel af hoe het college
zulke ervaringen opdoet, want dan zou ik er graag van mee willen profiteren. Het op hoger niveau in
zicht hebben is toch geen manier om beleid te maken. Aan een ondernemer, die straks in het JBC komt,
wordt toch ook gevraagd of hij heel concreet kan aangeven dat zijn bedrijf levensvatbaarheid heeft.
Deze vraag mag ik toch ook met betrekking tot de oprichting van het JBC stellen? Want daaraan zit een
financieel risico van op zijn minst twee ton en, ook als je de oprichting beperkt tot een eerste fase met
extra voorzieningen en dergelijke, met kans op blijvende exploitatieverliezen van een half miljoen gul
den. Zo iets put het hele werkgelegenheidsfonds uit. Ik weet niet of het college misschien weer een
vulling achter de hand heeft, maar ik vind dat er gewoon te eenvoudig geld wordt uitgegeven dat op dit
moment erg schaars is.
Voordat wij feitelijk van start gaan is een behoeftepeiling zinvol en nodig. Zo'n behoeftepeiling is
ook uitvoerbaar, want dat gebeurt ook bij de start van andere JBC's. Met name banken nemen nog al
eens initiatieven in het kader van JBC's en die gaan daar niet mee in zee zonder een behoeftepeiling.
Hoeft de gemeente dat dan niet te doen, vraag ik mij af. De kans is dan groot dat door het ondersteunen
van en steun geven aan dit initiatief de steunverlening aan andere initiatieven beperkt gaat worden. Ik
hoor er geen woord over dat wij dat risico inderdaad lopen. Ik denk dat het niet de bedoeling is dat de
prioriteit voor werkgelegenheid het scheppen is van een paradepaardje en dat wij het daarmee moeten
doen. Wij moeten serieuzer over deze aangelegenheid nadenken. Als wij het dan hebben over het zake
lijk bekijken en beoordelen van de vraag of bedrijfjes die in een JBC treden wel toekomst hebben, dan
moeten wij zelf ook heel zakelijk nagaan wat de toekomstmogelijkheden zijn van het JBC.
Tot slot nog een opmerking over het bestuur. De starters zullen het inderdaad druk hebben, maar zij
zullen er toch belang bij hebben om, via vertegenwoordiging en met goede voorbereiding - denk bij
voorbeeld aan een regeling via het dienstencentrum waardoor er wellicht enige ontlasting van het werk
kan plaatsvinden -, aan het bestuur deel te kunnen nemen. Wil je in het overleg, dat een aantal keren
per jaar plaatsvindt, reëel iets naar voren brengen, dan zul je toch het hele beleid gedurende het hele
jaar moeten volgen. Anders wordt dat periodiek overleg volgens mij ook een wassen neus. Ik vind het
antwoord in deze van de wethouder te gemakkelijk. Er moet toch een beter antwoord zijn te verzinnen?
Of ga in op de suggestie.
Hoofdpunt blijft de behoeftepeiling. Onze fractie wil op deze basis niet met dit voorstel voor een
JBC in zee gaan, omdat de risico's veel te groot zijn, een en ander op den duur gaat drukken op de
steun aan andere bedrijvigheid en er een JBC overeind gehouden moet worden door andere bedrijven er
naar toe te slepen die daar misschien helemaal geen belang bij hebben.
Mevrouw Jongedijk—Welles: Ik ben blij met het optimistische verhaal van de wethouder. Zelf ben ik
ook wat dat betreft wel optimistisch, hoewel er toch nog wel wat vragen overblijven.
De wethouder betwijfelt of er deskundige vrouwen zouden zijn die in de stichting zitting kunnen
nemen. Die vrouwen zijn er natuurlijk wel, als je er maar naar zoekt. Het is maar net wat je wilt. Wil
je dat de vrouwen een plaats hebben in het bestuur of vind je dat dat niet nodig is.
Verder heb ik gevraagd hoe wordt omgegaan met bedrijven die wel in zo'n goedkoop centrum willen
zitten, maar die geen behoefte hebben aan ondersteuning.
In de raadsbrief staat dat de gemeente de lening van de banken voor 50% moet garanderen. Moet ik
hierbij lezen de gemeente en de provincie of geldt dit al leen voor de gemeente?
De heer Burg: De wethouder heeft het er voor ons niet gemakkelijker op gemaakt. Zoals ik al ge
zegd heb staan wij in principe positief tegenover de oprichting van deze stichting. Maar wanneer wij nu
een en ander op een rijtje zetten, dan doemt onherroepelijk de angst op dat het nieuw te verwekken
kind weieens een kind kan worden met een verschrikkelijk onzekere en riskante toekomst en dat is in
deze tijd trouwens niet zo abnormaalWij vindenwel, dat als uitgangspunt, dat er een belangrijke bij
drage kan worden geleverd om jonge ondernemers in een startsituatie verbeterde ontwikkelingsmogelijk
heden te bieden en dat er extra mogelijkheden moeten worden geschapen ter bevordering van de werk
gelegenheid.