38
39
In eerste instantie heb ik de financiële risico's geschetst en heb ik het gehad over de deelname van
de provincie in dat kader. Dat voorbehoud wil ik wel maken, want als de provincie niet wil deelnemen
dan komt het hele project op losse schroeven te staan. In welk vat het college een en ander wil gieten
kan ik hier zo niet beoordelen en dat geef ik dus aan het college ter beoordeling. Wij willen duidelijk
dat voorbehoud stellen, want als de provincie kritisch blijft en niet wil deelnemen voor 50% in de al
door mij genoemde risico's, wat moeten wij dan?
Verder moet er een zorgvuldige selectie van gegadigden plaatsvinden, te meer om te voorkomen da
er een soort door de gemeenschap gefinancierde concurrentievervalsing zal optreden. Dus ook deze risi
co's zullen nauwlettend moeten worden bewaakt, zodat bij ontsporing tijdig kan worden afgeremd.
Wij willen benadrukken dat wij het tegenwoordig voor jonge ondernemers, uit het oogpunt van re
gelgeving, regelnaleving, management en serviceverlening, steeds moeilijker vinden om nog zelfstandij
en alleen een renderend bedrijf op poten te zetten.
Wij willen graag eerst antwoord hebben op de vraag over de deelname van de provincie. Aan de
hand daarvan zullen wij ons standpunt bepalen.
De heer Kessler (weth.): Hoofdpunt van het betoog van de heer Siemonsma blijft de behoeftepei
ling. Volgens hem zijn de risico's te groot zonder een uitgebreide behoeftepeiling. Aan een dergelijke
behoeftepeiling zitten twee elementen. Het eerste element betreft de vraag of er op zich behoefte is
aan een JBC wat betreft het aantal bedrijven dat er gebruik van zou willen maken. Die behoeftepeiling
hebben wij inderdaad niet door middel van een enquête tot uitvoering gebracht, omdat wij verwachten,
en dat is een inschatting op grond van datgene wat er elders in het land gebeurt, dat het project, ook
zonder die behoeftepeiling, wel vol komt. Op zich zelf is dat niet zo'n rare gedachte. Als je ziet dat
een actie van het Verbond van Nederlandse Ondernemers (VNO) om je eigen werkgever te worden op
grote schaal nieuwe initiatieven heeft losgeweekt en als je ziet dat een RDK op grote schaal startende
ondernemers moet begeleiden en van advies moet dienen, dan moet het volgens mij wel heel raar lopen
willen niet zeven tot negen bedrijfjes in de periode van gemiddeld drie tot vijf jaar in het JBC op de
Hemrik ondergebracht kunnen worden.
Het tweede element betreft de vraag aan welke inrichtingseisen een JBC dient te voldoen. Als je
zo'n enquête op touw zou hebben gezet dan had je waarschijnlijk, laat ik een voorbeeld geven, vijftig
mensen gekregen die wel belangstelling hadden, maar die allemaal hun eigen inrichtingseisen naar vo
ren zouden brengen. Dan had je nog niets geweten, want er kunnen maar zeven tot negen bedrijfjes in
het JBC. Je kan pas de inrichting aanpassen aan de eisen van startende ondernemers op het moment dat
je precies weet welke bedrijven erin zullen komen. Wij zijn dat ook van plan. In het overleg dat wij
hebben met het Ingenieursbureau Brouwer zijn wij momenteel aan het nagaan hoe wij een zodanige in
deling kunnen maken in het gebouw dat wij betrekkelijk simpel flexibel met scheidingswanden kunnen
schuiven. Maar dan nog kan blijken dat je heel specifieke aparte voorzieningen moet aanbrengen voor
bepaalde bedrijven. Dat weet je echter pas op het moment dat het bedrijf bekend is. Dan zal je ad hoc-
oplossingen moeten zoeken, want die kan je niet allemaal op voorhand aangeven.
Wat wel het geval is, dat is ook een van de bijkomende voordelen van een stuk fasering, is dat je
bij de tweede fase rekening kan gaan houden met de inmiddels opgedane ervaring uit de eerste fase.
Het laatste punt dat ik in dit verband wil stellen is dat wij natuurlijk als JBC Leeuwarden niet op
een eilandje zitten. Wij hebben contact met het JBC in Groningen. Degene van het BAC die het pro
ject gaat begeleiden heeft ook al elders in het land zijn licht opgestoken. Wij hebben er vertrouwen in
dat er een zodanig eisenpakket op tafel wordt gelegd en een zodanig inrichtingsprogramma tot stand
komt, dat de problemen, die wij zouden kunnen hebben bij de vraag of de bedrijfjes precies in het JBC
passen, kunnen worden opgelost. (De heer Siemonsma: Ik denk dat de wethouder niet de enige is die
wel eens informeert in Groningen. Maar de lokatiekeuze is ook bepalend voor het type bedrijvigheid
dat er komt. In Groningen is de lokatie nu in de binnenstad gelegen. Een nieuwe lokatie ligt ook bin
nen het woongebied. Het gaat in Leeuwarden om een pand dat duidelijk komt te staan op een industrie
terrein. Je mag verwachten dat dit pand bedoeld is voor een ander type activiteit en dat er daardoor
ook heel andere inrichtingseisen gesteld zullen worden.) Ik waag dat toch te betwijfelen. Er zijn na
tuurlijk legio andere centra die we! op een industrieterrein staan. Op zich zelf is het natuurlijk voor de
hand liggend om een JBC, dat erop gericht is nieuwe bedrijven te initiëren of te begeleiden, op een in
dustrieterrein te vestigen. Per slot van rekening vindt nu eenmaal een heel groot deel van de werkgele
genheid zijn plaats op een industrieterrein. Eigenlijk vind ik die keuze dus betrekkelijk voor de hand
liggend. Dat wil helemaal niet zeggen dat een eventuele lokatie nabij de binnenstad ook niet mogelijk
zou zijn geweest, maar die mogelijkheden deden zich niet voor. Wij hebben gekozen, op grond van op
een bepaald moment beschikbare gegevens, voor een lokatie op de Hemrik. Wij hebben totaal geen
aanwijzing waarom die lokatie niet door de beugel zou kunnen.
De heer Siemonsma stelt nogmaals dat vertegenwoordigers van de startende ondernemers in het be
stuur zitting zouden moeten nemen. Ik heb het standpunt dienaangaande al naar voren gebracht. Het
lijkt mij verstandiger om de startende ondernemers, voor zover zij betrokken moeten worden bij het hele
JBC, één, twee of misschien drie keer per jaar bij elkaar om de tafel te roepen. Op die manier krijgt
men niet de opvatting van één persoon, maar kan een sóórt open discussie plaatsvinden waarin de star
tende ondernemers op dat moment hun eisen en verlangens ten aanzien van het verder functioneren van
het JBC naar voren kunnen brengen.
Mevrouw Jongedijk stelt nogmaals de vraag aan de orde of er geen deskundige vrouwen zijn. Er
zijn best wel deskundige vrouwen, alleen wij hebben heel specifiek gekeken naar de organisaties die
het beste passen in de hele opzet van een JBC. Daar hebben wij de organisaties die nu voor liggen voor
uitgekozen
Mevrouw Jongedijk heeft ook de vraag gesteld wat er gebeurt als een bedrijf geen behoefte heeft
aan ondersteuning. Indien dat het geval zou zijn dan is het eigenlijk betrekkelijk logisch dat zo'n be
drijf ook niet in het JBC wordt opgenomen. Het JBC is een geïntegreerd pakket van aan de ene kant
ruimte/huisvesting en aan de andere kant dienstverlening en management. Als men niet van die manage
mentondersteuning gebruik wenst te maken, dan is het beter om elders een plaatsje te zoeken. In het
verlengde daarvan is de vraag gesteld, en dat sluit een beetje aan op wat de heer Siemonsma vroeg, of,
wanneer een bedrijf niet in het JBC zit, er dan op geen enkele wijze ondersteuning aangevraagd kan
worden. Natuurlijk kan dat. Het BAC is een instelling die niet alleen voor het JBC werkt. Aan elk
startend en bestaand bedrijf wil het BAC zijn diensten aanbieden. In principe is dat dus geen probleem.
Mevrouw Jongedijk heeft ook nog de vraag gesteld of de gemeente de lening van de banken voor
50% moet garanderen. In de eerste fase gaat het om een investering van ongeveer 520.000, Het is
de bedoeling dat de gemeente en de provincie allebei 50% garanderen. Ik kom hiermee tegelijk op een
vraag van de heer Burg.
De heer Burg zegt dat de deelname van de provincie zeker moet zijn. Onder de huidige omstandig
heden zal dat inderdaad het geval zijn. Voor zover mij bekend zullen de staten op 31 maart - ik kan
daar natuurlijk niet helemaal op vooruitlopen, maar ik heb signalen gehoord - positief op dit project re
ageren. Mocht het project onverhoopt in de staten toch afgestemd worden, dan ontstaat er voor het col
lege natuurlijk een totaal nieuwe situatie. Wij moeten dan de huidige risico's vermenigvuldigen met de
factor twee en dat zou voor ons aanleiding kunnen zijn om het hele project te stoppen.
Tot slot stelt de heer Burg dat er een zorgvuldige selectie van gegadigden zal moeten plaatsvinden.
Ik ben dat volledig met hem eens.
De Voorzitter: Ik breng dan nu het voorstel in stemming.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat de PAL-frac-
tie wenst te worden geacht tegen te hebben gestemd en met inachtneming van de toezegging van de
wethouder.
Punt 27 (bijlage nr. 104).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Ontruiming gekraakte, voormalige panden van de Dienst Reiniging
en Brandweer aan de Schrans.
Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Zes weken geleden is in de raad het besluit genomen om de ge
bouwen van de Dienst Reiniging en Brandweer aan de Schrans af te breken. Nu is er een nieuw feit: de
gebouwen zijn gekraakt. Aan de raad wordt nu gevraagd om te beslissen tot het voeren van een gewone
procedure voor de Arrondissementsrechtbank, omdat op het moment een spoedeisend belang zich nog niet
voordoet. Is het niet logischer te wachten tot dat spoedeisende belang zich wel voordoet? Het voorstel
tot sloop van enige weken geleden was toch ook ingegeven door de termijn waarop de beslissing over de
Oostergoweg was te verwachten. Het lijkt ons op dit moment niet zinvol te besluiten tot het voeren van
een gewone procedure. Het lijkt ons beter te wachten tot wij meer weten over de noodzaak tot afbraak,
ook omdat wij denken dat met de voorgestelde procedure de rechter de gemeente niet in het gelijk zal
stellen en dus niet tot sloop zal kunnen worden besloten. Op dit moment staan wij op dit standpunt,
maar omdat er helemaal geen stukken bij de raadsbrief ter inzage lagen willen wij eerst graag de motie
ven weten die achter deze raadsbrief zitten, want die zijn ons niet duidelijk.
De heer Van der Wal: Zes weken geleden staakten voor de tweede keer de stemmen over een motie
die inhield voorlopig niet tot sloop van de Dienst Reiniging en Brandweer over te gaan en de gebouwen