10
deling van de begroting. Dan hadden wij met zijn allen kunnen beslissen wat wij met dat bedrag zouden
doen. Voor de terugkoop van de minicontainer hebben wij geld nodig. Nu komt plotseling 84.000,
tevoorschijn. Ook van dat bedrag zeg ik dat dat in feite tevoorschijn hoort te komen bij de begrotings
behandeling en op het moment dat men met de bezuinigingen bezig is. Dan kan men constateren dat die
ruimte er is.
Nu komt het college steeds met het geld tevoorschijn op het moment dat het er zelf een gat mee wil
dichten. Ik zeg niet dat genoemde bedragen imaginair zijn, want ik neem volledig aan dat ze op wer
kelijke dekking berusten. Ik vind het moment waarop het college met de feiten komt niet terecht. Zo
kunnen wij als raad niet vrij beslissen. Bovendien vraag ik mij af of in alle begrotingsposten een derge
lijke verborgen ruimte zit, die misschien wel op werkelijke begrotings- en bezuinigingsmogelijkheden
berust maar die niet zichtbaar is voor de raad. De raad kan dit soort posten dan ook niet aanwenden
voor doelen die hij zinvol acht. Dit is de aard van mijn probleemstelling. Ik noemde daarbij het depot
voor gevaarlijke stoffen waarvoor wij geen duppie over hadden. Ingaande op de financiën was dat punt
er even bijgehaald en niet om de discussie over dat depot weer tevoorschijn te halen.
De heer Miedema (weth.): De heer Niemeijer heeft exact dezelfde vragen gesteld. Ik zou daarop
exact hetzelfde antwoord kunnen geven, maar dat is niet erg zinvol. De heer Niemeijer zegt dat dit
soort zaken bij de begroting aan de orde dient te komen. Dat wil ik bestrijden. Als tijdens het begro
tingsjaar blijkt dat een aantal zaken beter geregeld kan worden, dan is het volstrekt verantwoord dat
dat zo snel mogelijk wordt ingevoerd, nadat het college het een en ander heeft voorgelegd aan de be
treffende commissie en de raad. Wij zijn van mening dat een betere wijze van vuilophalen een aantal
voordelen heeft. Een aantal van die voordelen heeft een aantal dekkingsmiddelen met zich meege
bracht. Ik blijf van mening dat herschikking van middelen ook tijdens het begrotingsjaar moet kunnen
gebeuren. Dat heeft niets te maken met het opstellen van de begroting. Het gaat hier om een volstrekt
reguliere zaak.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 22 (bijlage nr. 107).
De Voorzitter: Aan de orde is thans: Vaststellen Programma Sociaal-cultureel Werk 1984.
De heer Boelens: In hoofdstuk één van het Sociaal-cultureel Plan 1982-1985, dat in december 1981
door de raad werd vastgesteld, worden de hoofdlijnen van beleid en de daarbij te stellen prioriteiten
uiteengezet. Aan de hand van de daarin vermelde beleidsaccenten en prioriteiten kunnen de jaarpro
gramma's worden samengesteld en getoetst. Er worden drie randvoorwaarden genoemd, die de keuze
ruimte in het kader van plan en programma beperken. De eerste randvoorwaarde is het recht van het be
staande. In het plan wordt daarop als toelichting gegeven dat, wanneer wij de bestaande instellingen in
het kader van het decentralisatiebeleid willen laten bestaan en wanneer de hele operatie budgettair-
neutraal moet verlopen, dan slechts op een bescheiden wijze verandering aangebracht kan worden in de
omvang van bestaande subsidiestromen. De tweede randvoorwaarde betreft de financiële ruimte. Daarop
wordt als toelichting gegeven dat de financiële ruimte voor nieuwe activiteiten gevonden zou moeten
worden via herschikking van middelen en menskracht binnen de sector. Als derde randvoorwaarde wordt
genoemd het door middel van periodiek te houden onderzoek verzamelen van gegevens over doelgroep-
bereik en doelmatigheid van werken van alle (grotere) gesubsidieerde instellingen op sociaal-cultureel
terrein. Ik wil over deze algemene beleidsuitgangspunten een aantal vragen stellen.
In hoeverre heeft het college het Programma Sociaal-cultureel Werk 1984 getoetst aan de randvoor
waarde inzake doelgroepbereik en doelmatigheid van werken? Heeft het college gegevens verzameld
over genoemde zaken? In welke vorm vindt periodiek onderzoek plaats naar deze gegevens?
Ten einde toch enige ruimte te scheppen in een plan dat erop gericht is de bestaande subsidiestroom
vooralsnog zoveel mogelijk onaangetast te laten, heeft het college een herschikking doorgevoerd van de
werksoort Kunstzinnige Vorming, met name het Kreativiteitscentrum, naar het opbouwwerk. In de aan
biedingsbrief bij het Sociaal-cultureel Plan 1982-1985 stelt het college dat de door deze herschikking
vrijgemaakte middelen benut zullen worden ter dekking van kosten die gemaakt worden om plangebied
organisaties tot ontwikkeling te brengen. Ik memoreer dit even, mijnheer de voorzitter, om een vraag in
te leiden die ik straks zal stellen. Het college heeft het, wat bedoelde herschikking tot een bedrag van
20.000,betreft, over herschikking van middelen van een niet prioriteit genietende werksoort naar
een wel prioriteit genietende werksoort ten behoeve van een beleidsdoel, namelijk de decentralisatie
van de voorzieningenstructuur. Dit beleidsdoel heeft de hoogste prioriteit gekregen in het kader van het
11
nu geldende sociaal-cultureel plan. Ik zet een vraagteken bij de huidige situatie. Naar mijn idee kan
namelijk, vooral gezien in het licht van de toegenomen werkloosheid, geen onderscheid meer ma-
- I II-I -I
men iwm»..,»/
ken tussen een niet prioriteit genietende werksoort en een wel prioriteit genietende werksoort. Ik zal dit
nader toelichten.
Aanvankelijk stelde het college voor om het Kreativiteitscentrum in het tekort van de financiering
van het sociaal-cultureel werk een bezuinigingsbijdrage van 25.000,te laten leveren. Op bladzij
de 150 van de Nadere Standpuntbepaling en Nota van Wijzigingen behorend bij het Programma Sociaal-
cultureel Werk 1984 wordt dit bedrag in 1988 verdubbeld tot 50.000, De wethouder heeft bij de
behandeling in de raadsadviescommissie toegezegd dat de effecten van het bezuinigingsbeleid zowel
naar deelnemers als naar werkgelegenheid bij de afweging zullen worden betrokken. De gesprekken over
de invulling van de voorgestelde bezuinigingstaakstellingen zullen nog moeten plaatsvinden. Mijnheer
de voorzitter, onze fractie gaat akkoord met de incidentele dekking voor 1984. Wat betreft de langere
termijnoplossing voor het financieringstekort zullen wij het nu voorliggende voorstel ook volgen, tenzij
deze in een uitwerking de vastgestelde randvoorwaarde, zoals eerder gememoreerd en door de raad vast
gesteld, geweld aandoet. Doelgroepbereik is een belangrijk criterium, zeker gezien de toenemende
werkloosheid. Het sociaal-cultureel werk kan voor de niet beroepsmatig actieven, een groep die een
hoge prioriteit heeft, van bijzondere betekenis zijn. In dat kader zou bij volgende bezuinigingstaak
stellingen in deze sector de vraag gesteld kunnen worden of het criterium van het doelgroepbereik ook
zwaarder zou moeten wegen ten koste van het beleid dat erop gericht is de decentrale voorzieningen
structuur nog verder te ontwikkelen. Het veranderde collegevoorstel met betrekking tot een verminderde
taakstelling van het Centraal Orgaan Leeuwarden (COL)/Stichting Sociaal Kultureel Werk Leeuwarden
(SSKWL), onder anderen ten laste van het Kreativiteitscentrum, kan zo'n verminderd doelgroepbereik
tot gevolg hebben. Wij wachten het toegezegde onderzoek naar de effecten van het bezuinigingsbeleid
met belangstelling af.
Mijnheer de voorzitter, met betrekking tot een wat meer gedetailleerde stellingname wil ik verwij
zen naar de discussies die gevoerd zijn in de Commissie voor WelzijnsaangelegenhedenIn de commissie
is waardering geuit voor het ambtelijk apparaat met betrekking tot de presentatie van deze uitvoerige
rapportage.
Onze fractie wil ook een aantal standpunten innemen over enkele afzonderlijke zaken. Wij hebben
een schrijven ontvangen van het buurtbestuur Wielenpolle. De een na laatste zin van deze brief luidt:
"We willen u daarom dringend verzoeken, de zinsneden uit de nadere standpuntbepaling, welke slaan
op de uitbreiding van de Kobbekooi, te laten schrappen, zodat niet nu al iedere mogelijkheid tot uit
breiding in de kiem gesmoord wordt." Wij kunnen ons wel vinden in dat verzoek. Over deze uitbreiding
willen wij nu geen uitspraak doen. De besluitvorming over de uitbreiding van de accommodatie dient los
te staan van de besluitvorming over het Programma Sociaal-cultureel Werk 1984 zoals dat nu voor ons
ligt.
Dan een opmerking over het Jongeren Ontmoetingscentrum Leeuwarden (JOL). Wij kunnen ons vin
den in het antwoord dat de wethouder gegeven heeft in de laatstgehouden vergadering van de Commissie
voor Welzijnsaangelegenheden. De wethouder stelde toen - het gaat dan over de uitbreiding van het
project houtwerkplaats - dat het JOL nog in de opbouwfase verkeert en dat het met het activiteitensub
sidie van 45.000,-- toch over een niet onaanzienlijk budget beschikt. De wethouder heeft ook toege
zegd, op een vraag onzerzijds, dat hij zal onderzoeken of er mogelijkheden zijn tot samenwerking tus
sen de houtwerkplaatsen. Ik doel daarbij niet alleen op de houtwerkplaatsen van 't Vliet en het JOL,
maar ook op andere houtwerkplaatsen in onze gemeente. Wij volgen het voorstel van het college.
Wat betreft het Lesbisch Archief het volgende. In onze fractie heeft een uitvoerige discussie
plaatsgevonden over de subsidie aan het Lesbisch Archief. Enerzijds zijn er op levensbeschouwelijke
gronden bezwaren ten aanzien van dit onderdeel van het sociaal-cultureel programma. Anderzijds heb
ben wij de structuur en de doelstellingen aanvaard waarbinnen ook deze groep subsidie kan vragen. Op
democratische gronden en uit overwegingen van bestuurlijke verantwoordelijkheid gaat onze hele fractie
akkoord met het voorstel zoals dat door het college is geformuleerd. Overigens verwijs ik in dit verband
ook naar de stellingname van onze fractie bij de vaststelling van het Programma Sociaal-cultureel Werk
1983.
Wij hebben twee moties ontvangen, maar daarop zullen wij in tweede instantie wel reageren.
De heer IJestra: Onze fractie wil haar waardering uitspreken voor het werk dat is verzet om het
Programma Sociaal-cultureel Werk 1984 op tijd af te krijgen. Zoals ik vorig jaar heb opgemerkt, dient
blijvend te worden gezocht naar goed hanteerbare afwegingscriteria. Dat dit niet een eenvoudige zaak
is, zal ons allen duidelijk zijn. Het is onze fractie opgevallen dat in het Sociaal-cultureel Plan over
lappingen tussen gesubsidieerde instellingen voorkomen. Wij zullen in de commissies wat dat betreft
meer de vinger aan de pols moeten houden, zonder daarbij doelgroepen te kort te doen.