24
gebied van de arbeidstijdverkorting verdergaande maatregelen worden genomen en dat in het kader van
de onderhandelingen over het onderwijs heel nadrukkelijk onze eigen Leeuwarder en provinciale visie
naar voren wordt gebracht. Kortom, een visie is slechts naar voren gebracht op punten waarbij wij als
gemeente Leeuwarden echt invloed hebben. Wij hebben ons er nadrukkelijk van onthouden om een soort
algemene economische beleidsvisie te ontwikkelen met betrekking tot de vraag hoe het nu allemaal ver
der moet in Nederland. Op zichzelf zijn dat zeer interessante en ook uiterst nuttige discussies. Wij
moeten er echter voor waken om een en ander op gemeentelijk niveau uit te puzzelen. Het is bij uitstek
een taak van de landelijke politiek om dat te doen. Met andere woorden: de gemeente Leeuwarden
biedt geen alternatief integraal economisch beleid voor dit land, noch op een mens- en milieuvriende
lijke manier noch op een andere manier. Wij hebben alleen geprobeerd alle mogelijkheden die wij als
gemeente Leeuwarden konden "behappen" zo goed mogelijk in de nota weer te geven. Geconcludeerd
kan worden dat de inbreng van een gemeentebestuur bij het oplossen van de werkloosheidsproblematiek
uiteindelijk slechts marginaal kan zijn. Werkelijke oplossingen zullen op landelijk niveau moeten wor
den gevonden.
Ik begin dan nu met het beantwoorden van de vragen van de verschillende sprekers. De heer Jans
sen heeft zijn zorg uitgesproken ten aanzien van de hele problematiek van werken met behoud van uit
kering. Die zorg delen wij als college. Wij hebben ook in de nota opgenomen dat het werken met be
hulp van uitkering, dus meer dan tot nu toe gebeurt gebruik maken van terugploegregelingen, onze
voorkeur heeft en dat wij de discussie dienaangaande willen stimuleren. Desalniettemin mag worden
verwacht dat de hele terugploegoperatie, nu bij wijze van experiment ingezet in het kader van het plan
Bouwen werkt, toch niet op zeer korte termijn op grote schaal zal worden toegepast. Zelfs als dat zou
gebeuren, dan nog zal er rekening mee moeten worden gehouden dat lang niet de hele werkloosheids-
problematiek wordt opgelost. Met andere woorden, ook het werken met behoud van uitkering dient heel
nadrukkelijk te worden onderzocht, terwijl er tevens mogelijkheden voor dienen te worden gecreëerd.
Met de heer Janssen zijn wij het eens dat aan een en ander gevaarlijke kanten zitten. Wij hebben daar
over al meerdere keren gesproken in de Commissie voor de Werkgelegenheid. Naar mijn idee hebben wij
een redelijk stelsel van "veiligheidskleppen" ingebouwd, in de vorm van allerlei aanvullende voorwaar
den, waaraan bijvoorbeeld vrijwilligerswerk en werken met behoud van uitkering moeten voldoen. Een
van die voorwaarden is dat het uiteindelijk altijd zal moeten gaan om puur vrijwilligerswerk. Met zijn
allen zullen wij er voor moeten waken dat er situaties ontstaan waarbij vrijwilligers zich onder een soort
morele druk genoodzaakt voelen om te werken met behoud van uitkering, daar waar zij er eigenlijk
geen zin in hebben.
Een volgend punt, dat zowel door de heer Janssen als door de heer Siemonsma naar voren is ge
bracht, betreft de positie van vrouwen. Met name vanwege het feit dat de nota in een betrekkelijk hoog
tempo gereed moest worden gemaakt, is over dit onderwerp geen uitvoerige analyse gemaakt. Het lijkt
misschien heel simpel dat te doen, maar als over dit onderwerp werkelijk een goed verhaal moet worden
gemaakt, dan kost dat wel de nodige tijd. Vandaar dat een en ander is doorgeschoven naar een aanvul
lend hoofdstuk. Ik ben het overigens niet eens met de suggestie van de heer Janssen om dat aanvullende
hoofdstuk te laten schrijven door een werkgroep die volledig zou moeten bestaan uit vrouwen. Mijns in
ziens is dat ook principieel geen goede zaak, omdat het beleid ten aanzien van vrouwenemancipatie
een integraal onderdeel dient te worden van het gemeentelijk beleid. Een en ander dient niet te worden
toegeschoven aan bepaalde groepen mensen, maar moet worden behandeld door elke beleidsmedewerker
binnen het ambtel ijk apparaat, of die nu met werkgelegenheid bezig is of met andere zakenIets anders
is dat het natuurlijk wel aanbeveling verdient om binnen de in te stellen werkgroep vrouwen op te ne
men. Ik wil wel toezeggen te proberen in ieder geval de beleidsmedewerksters, die een relevante in
breng kunnen leveren - en die zijn er -, in de werkgroep op te nemen.
De heer Janssen heeft een vraag gesteld over de Algemene Subsidieverordening. Ik wil toezeggen
- een en ander stond ook in de collegebeslissing - dat wij bij de subsidieverordening zullen nagaan in
hoeverre wij het punt van positieve discriminatie, ook binnen de verschillende instellingen, kunnen be
vorderen
Tot slot heeft de heer Janssen een opmerking gemaakt over de nieuwe wet die er aankomt. In zijn
algemeenheid kan worden gesteld dat de problematiek betreffende het werken met behoud van uitkering
sterk in ontwikkeling is. De staatssecretaris heeft in juli een circulaire geschreven, die door de globale
ind icatie van de wetsvoorstellen nu toch weer wat op losse schroeven lijkt te staan. Hij wil een en an
der wat formeler regelen. De discussie hierover moet worden afgewacht. Het is naar ik aanneem bekend
dat de VNG, waaraan ook het college zich heeft geconfirmeerd, grote bezwaren heeft tegen de wets
voorstellen. Wij vinden het niet verstandig om een soort tussen-bestuursniveau in te stellen. Onzes in
ziens past een volstrekte unanimiteit ook niet binnen de manier waarop adviezen in dit land worden ge
geven. De discussie daarover vindt echter voornamelijk plaats op landelijk niveau en wij zullen de uit
komsten daarvan moeten afwachten.
25
Dan ben ik nu toe aan het betoog van de heer Jansma. Hij stelt dat de Nota Werkgelegenheid niet
meer actueel zou zijn. Daarin heeft hij gelijk. Mijns inziens is dat ook inherent aan een nota die in
gaat op een problematiek die heel sterk in beweging is. Tussen het moment waarop de laatste ambtenaar
zijn pen neerlegt en het moment waarop iets in de raad wordt besproken zitten toch vaak drie maanden
tot een half jaar. Dat is ook ten aanzien van deze nota het geval geweest. Dat betekent dat in wezen
altijd achter de feiten aan wordt gelopen. Op zichzelf is dat ook niet zo erg. Het belangrijkste van
zo'n nota is dat een en ander eens op een rijtje wordt gezet, zodat men een totaal overzicht heeft. In
ieder geval kunnen de raadsleden, als zij de ontwikkelingen goed volgen, een en ander up-to-date
houden. Wij moeten er wat dat betreft ook voor oppassen niet te proberen de nota steeds up-to-date te
houden, want dat zou betekenen dat het ambtelijk apparaat permanent bezig is allerlei wijzigingen aan
te brengen, hetgeen weer zou betekenen dat er minder tijd is voor andere zaken.
Over de moties die zouden moeten worden bijgevoegd het volgende. Het is inderdaad de bedoeling
dat bij de nota, zoals die wordt verstuurd naar de instellingen, te koop wordt aangeboden of ter inzage
wordt gelegd, de moties worden gevoegd. Door een klein misverstand is een en ander niet in de nota
zelf opgenomen
De heer Jansma heeft gesteld dat het sociaal-culturele werk heel nadrukkelijk betrokken moet wor
den bij het werken met behoud van uitkering. Daarmee ben ik het in grote lijnen eens. De uitspraak van
de raad, waaraan wij ons tot nu toe hebben geconfirmeerd, is overigens geweest dat de prioriteit dient
te liggen bij arbeidsgerichte projecten, hetgeen niet betekent dat de sociaal-culturele hoek moet wor
den vergeten. Dat is op dit moment ook niet het geval, hetgeen bijvoorbeeld tot uitdrukking komt in de
projecten voor mensen zonder werk, zoals die enige tijd geleden in de raad zijn besproken.
Aan de problematiek met betrekking tot de nissenhutten zal wethouder Miedema straks een aantal
woorden wijden
De heer Jansma heeft ook gevraagd - er is zelfs een motie over ingediend - of de activiteiten be
treffende een te plegen analyse over de jeugdwerkloosheid naar voren gehaald kunnen worden, in die
zin dat er na bespreking in de Commissie voor de Werkgelegenheid beleidsaanbevelingen aan de raad
kunnen worden gedaan. Hiermee zou in 1984 moeten worden begonnen, maar een en ander zou ook in
dit jaar moeten worden afgerond. Ik wil wel toezeggen dat wij daartoe een moedige poging willen on
dernemen, hetgeen overigens wel betekent dat andere activiteiten wat meer naar achteren moeten wor
den geschoven. Het is wel de bedoeling - dit even ter toelichting - dat het college zich nog eens gaat
beraden over de manier waarop de genoemde activiteiten moeten worden uitgevoerd. Ook in dat kader
was het mijn bedoeling en die van de afdeling EBO om een zekere prioriteitsstelling aan te brengen.
Wij zullen dan ook met de door de heer Jansma gemaakte opmerkingen rekening houden.
De heer Jansma heeft verder gevraagd of het mogelijk is dat organisaties bijelkaar stappen en op
die manier te zamen een reactie op de nota geven. Ik weet niet of het op de weg van het college ligt
om dat te stimuleren. Mijns inziens heeft elke instelling zelf de vrijheid om daarvoor te kiezen. Mocht
men tot de conclusie komen dat het nuttiger is om op bepaalde punten een gemeenschappelijk standpunt
in te nemen, dan zal men elkaar zeker weten te vinden. Per slot van rekening kennen veel organisaties
die inspreken elkaar en hebben ook voldoende contact met elkaar.
Dan komt ik bij het betoog van de heer IJestra. Hij heeft een aantal concrete punten genoemd. Ten
aanzien van het toerisme heeft hij gewezen op het feit dat de variatie in overnachtingsmogelijkheden in
Leeuwarden achteruit loopt. Ik kan dat niet zo goed beoordelen. Ik ben het met hem eens dat wij,
mocht het wel het geval zijn, pogingen in het werk moeten stellen dat te vermijden. Misschien kan een
van de andere wethouders straks nog op dit onderwerp ingaan.
Ik ben blij dat de VVD-fractie tevreden is met de intensivering die wij aan het acquisitiebeleid
hebben gegeven. Wij hebben ook wel eens andere geluiden gehoord.
In het algemeen is het niet zo gemakkelijk sterke en zwakke punten aan te geven. Wij hebben het
ETIF bij het opstellen van de Nota Werkgelegenheid betrokken en gevraagd aan te geven wat sterke en
zwakke punten zijn. De weerslag hiervan is in de nota opgenomen. Ik zie het eigenlijk niet zitten om
er meer uit te halen dan er op dit moment in zit, tenzij er zeer uitgebreide en dure onderzoeken zouden
worden opgezet. Ik vraag mij echter af of er dan meer uit komt en of de tijd die en het geld dat erin
moet worden geïnvesteerd opwegen tegen de uiteindelijke resultaten. Ik heb dus grote moeite met het
geen door de heer IJestra wordt gevraagd.
De heer IJestra heeft verder gezegd dat zijns inziens een onderzoek naar de sollicitatieplicht niets
met werkgelegenheid heeft te maken. In zekere zin is dat zo. Het is wel zo dat in de nota ook een
hoofdstuk is opgenomen dat heet: Opvang en (her)inschakeling van niet-beroepsmatig actieven. In dat
kader speelt de sollicitatieplicht wel degelijk een rolEen en ander is overigens voor de volledigheid in
de nota genoemd. De discussie over de sollicitatieplicht komt in een komende raadsvergadering uitge
breid aan de orde.