20
De heer Heere (weth.): Een enkele opmerking, mijnheer de voorzitter. De interventie van de heer
Buurman heeft eigenlijk meer het karakter van een stemverklaring. Ik wil de heer Buurman toch nog
even herinneren aan een gebeurtenis, die hier enkele jaren geleden heeft plaatsgevonden. Er is toen
namelijk uitvoerig gediscussieerd over de vraag of kinderopvang een specifieke, een algemene of een
basisvoorziening zou moeten zijn. De raad heeft na die uitvoerige discussie niet gekozen voor de speci
fieke voorziening, waarbij de mogelijkheden die de heer Buurman zojuist noemde, zoals medische, fi
nanciële of andere bijzondere redenen, aanwezig zouden kunnen zijn. De raad heeft ook niet gekozen
voor een basisvoorziening, maar voor een algemene voorziening. In het kader van de destijds gemaakte
keuze voor kinderopvang als algemene voorziening, komt de nadere specificatie van keuzen zoals de
heer Buurman die heeft aangegeven niet meer aan de orde. Vandaar dat wij, op de lijn van de gemaakte
keuze doorgaande, de mogelijkheid tot kinderopvang bieden en afwachten welke keuze de ouders ma
ken
Overigens ben ik van mening dat het standpunt van de heer Buurman dat de ouders, omdat zij kun
nen kiezen, dan ook de volledige financiële consequenties van de kinderopvang moeten dragen in de
politieke wereld waarin wij ons op het ogenblik bevinden vele malen wordt overtreden. Maar dat terzij
de.
De heer Buurman: Ik heb niet zoveel aanleiding om te reageren. Ik ken het standpunt van de raad.
De raad kan mijn opmerkingen inderdaad bezien als een stemverklaring.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat de heer
Buurman wenst te worden geacht tegen te hebben gestemd.
Punt 22 (bijlage nr. 166).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 23 (bijlage nr. 164).
De Voorzitter: Aan de orde is thans: Goedkeuring van een bestuursbesluit van de Stichting Het
Nieuwe Stadsweeshuis tot aankoop en in erfpacht uitgeven van +43.50 ha weiland.
De heer Buurman: Er zullen wel redenen zijn om hier in onroerend goed te investeren. Ik vraag mij
echter toch wel af of de stichting hier goed aan doet. Ik moet zeggen dat ik toch wel mijn vraagtekens
zet bij een rendement van 4,3%.
De heer De Vries (weth.): De Stichting Het Nieuwe Stadsweeshuis heeft in haar doelstelling onder
meer staan dat zij moet zorgen voor instandhouding van haar vermogen. Een van de middelen daartoe is
dat de stichting ongeveer 50% van haar bezit belegt in onroerend goed en ongeveer 50% in waardepa
pieren. Op zichzelf is het zo dat men uit het bedrag dat geïnvesteerd wordt in de aankoop van deze
landerijen op dit moment een aanmerkelijk hoger rendement zou kunnen halen. Over 50 of 60 jaar heb
ben deze landerijen echter nog hun waarde en kan de stichting de continuïteit van haar bestaan dus
waarborgen. Die continuïteit zou niet kunnen worden gewaarborgd wanneer de stichting voor 100% in
waardepapieren zou investeren. Tegen deze achtergrond heeft het college met de goedkeuring van deze
zaak, zoals die thans aan de raad wordt voorgedragen, geen moeite gehad.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 24 (bijlage nr. 161).
De Voorzitter: Aan de orde is de procedure inzake benoeming van de directie van de basisscholen.
Mevrouw De Haan—Laagland: De komst van de basisschool brengt met zich mee dat alle personeel
van de huidige kleuter- en lagere scholen uit zijn functie zal worden ontheven en per één augustus 1985
opnieuw zal worden benoemd als leraar/lerares, directeur/directrice of adjunct-directeur/adjunct-di-
rectrice aan de basisschoolDat wij voor een dergelijke grote operatie een aparte procedure voor het
benoemen van de directie vaststellen is naar onze mening een zinvolle zaak. Op de procedure zelf en
de daarbij behorende tijdsplanning wil ik aan het eind van mijn betoog nog even terugkomen.
Eerst wil ik een opmerking maken over de opvatting van het college omtrent de meerhoofdige
21
schoolleiding, aangezien wij het met name daarover niet met het college eens zijn. Op bladzijde 2 van
de raadsbrief wordt geschreven dat eenhoofdige schoolleiding in beginsel tot uitgangspunt moet worden
genomen bij het gemeentelijk benoemingsbeleid, omdat zo de integratie van beide scholen het best tot
zijn recht kan komen, aldus het college. Daarmee wordt een duidelijke voorkeur uitgesproken voor een
hoofdige schoolleiding. Onze voorkeur gaat eerder uit naar een meerhoofdige schoolleiding. Als het
huidige hoofd van de lagere school en de hoofdleidster van de kleuterschool op vrijwillige basis over
eenkomen samen de directietaak op zich te nemen, dan zou dat naar onze mening de integratie alleen
maar kunnen bevorderen. Immers, de ervaringen en de verworvenheden van beide scholen zijn dan even
sterk in de leiding vertegenwoordigd. De terechte zorg van de mensen uit het kleuteronderwijs dat de
specifieke kennis ten aanzien van het onderwijs aan kleuters dreigt onder te sneeuwen in de zoveel gro
tere basisschool kan hiermee deels worden weggenomen. Bij een meerhoofdige schoolleiding kunnen ta
ken worden verdeeld en twee mensen zullen samen meer tijd en energie kunnen opbrengen voor die ta
ken dan één persoon alleen. Ook de continuïteit in geval van afwezigheid door ziekte zal bij de meer
hoofdige schoolleiding beter gegarandeerd gewaarborgd kunnen zijn dan bij een eenhoofdige schoollei
ding. Twee mensen kunnen elkaar positief stimuleren, beïnvloeden en ondersteunen, hetgeen van belang
is in een tijd waarin het onderwijs inhoudelijk een moeilijk proces doormaakt. Verder wil ik noemen dat
meerhoofdige schoolleiding een positief effect kan hebben op de democratische verhoudingen binnen het
team. Twee mensen aan het hoofd zullen eerder gewoon teamlid worden dan één hoofd naast het school
team.
Er is nog een heel ander argument te noemen, namelijk de positie van vrouwen in het onderwijs.
Tot nu toe is de rol van de vrouw tamelijk traditioneel bepaald. Vrouwen zitten bij de kleuters en de
jongere groepen en mannen hebben de hogere klassen en ook de wat belangrijkere functie, zoals hoofd.
Dat zal bij de nieuwe basisschool zo maar niet veranderen. Bij eenhoofdige leiding zullen dan ook
voornamelijk mannen solliciteren naar het directeurschap. Van de gemeentelijke maatregel van positie
ve discriminatie verwachten wij nauwelijks effect, aangezien de selectie voorafgaat aan het moment
van positieve discriminatie. Meerhoofdige schoolleiding mogelijk maken kan een maatregel zijn die er
voor zorgt dat meer vrouwen een directiefunctie aanvaarden; een voorwaardenscheppend beleid, zoals
emancipatiebeleid behoort te zijn. Het betekent dat meer vrouwen betrokken zullen zijn bij het mana
gement van de school en daarmee doorbreken wij een rolpatroon. Het betekent echter ook nogal wat
voor de identificatie van het kind. Kinderen kunnen van nabij zien dat ook vrouwen directeur kunnen
zijn en die voorbeeldfunctie achten wij belangrijk in de opvoedingssituatie.
Zo motiveren wij onze voorkeur voor een meerhoofdige schoolleiding. Ondanks die voorkeur willen
wij echter de meerhoofdige schoolleiding op dit moment toch niet tot uitgangspunt nemen van het ge
meentelijk benoemingsbeleid, omdat wij vinden dat het onderwijzend personeel of het schoolteam zelf
de keus moet maken welke directievorm bij de betreffende school en de betreffende mensen het beste
past.
Concluderend kan ik stellen dat de meerderheid van onze fractie van mening is dat zowel de een
hoofdige als de meerhoofdige variant van het schoolleiderschap als twee zelfstandig naast elkaar staande
mogelijkheden aan het onderwijsveld moet worden voorgesteld. Geen voorkeur voor het een of het an
der, dus de keuze tussen beide overlaten aan de schoolteams. Bij de keuze voor de scholen achten wij
het van belang dat de gemeente zorgt voor een goede voorlichting. Als wij willen dat de scholen gemo
tiveerd een keuze doen, dan moeten ze daarin goed worden voorgelicht. Daartoe achten wij de ge
meente, als bevoegd gezag, de beste persoon.
Met de voorwaarden die door het college worden gesteld om in aanmerking te komen voor meer-
hoofdig schoolleiderschap zijn wij het eens, zij het dat de eerste voorwaarde naar onze mening overbo
dig is, omdat een en ander al is geregeld in de sollicitatiecommissie waarin zowel ouders als leerkrach
ten zijn vertegenwoordigd. Naar onze mening hoeft dit niet nog eens extra in de voorwaarden te worden
vermeld.
Dan wil ik nog iets zeggen over de tijdsplanning. In de Commissie voor het Onderwijs heeft de
wethouder de toezegging gedaan de procedure niet eerder te starten dan nadat duidelijkheid is ontstaan
over alle rechtspositionele aspecten die eraan zijn verbonden. Met name de ABOP heeft hiervoor zeer
nadrukkelijk gepleit en wij willen dit pleidooi graag ondersteunen. Ook wij zijn van mening dat niet
kan worden verwacht dat mensen solliciteren naar een functie waarvan de rechtspositie nog niet helder
is omschreven. Zeker in deze tijd betekent die rechtspositie een heleboel.
Ik wil besluiten met het indienen van een motie om een uitspraak van de raad te krijgen met be
trekking tot het meerhoofdig schoolleiderschap. De motie luidt:
"De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 24 april 1984,
overwegende dat:
- het vervullen van de functie van directeur van de basisschool door twee