22 personen grote voordelen kan hebben op de inhoud, de organisatie en de democratisering van het onderwijs; - meerhoofdige schoolleiding een belangrijke voorwaarde kan zijn voor vrouwen om een directeursfunctie te aanvaarden, besluit: - niet de eenhoofdige schoolleiding als uitgangspunt bij het gemeentelijk benoemingsbeleid te hanteren, maar aan de betrokken schoolteams de keus voor te leggen of zij het directeurschap door één dan wel door twee per sonen willen laten vervullen; - in de voorlichting hierover naar de scholen geen voorkeur uit te spreken voor een van beide mogelijkheden." De motie is mede-ondertekend door mevrouw VIietstra. De Voorzitter: De motie is voldoende ondersteund en maakt deel uit van de beraadslagingen. De heer Boelens: In een discussie in de Commissie voor het Onderwijs heeft een aantal door me vrouw De Haan naar voren gebrachte elementen ook gespeeld. Wij willen volstaan met een aantal korte opmerkingen Onze fractie is van mening dat de structuur "meerhoofdige schoolleiding" een te zware structuur is, Met betrekking tot het emancipatorische gedeelte het volgende. In de raadsbrief wordt gesteld dat voor de functie van directeur van een basisschool in de wet een gelijke uitgangspositie is neergelegd voor hoofden van kleuterscholen, lagere scholen en experimentele basisscholen. Met andere woorden, bij gelijkwaardigheid van kandidaten, als het om een mannelijke of een vrouwelijke kandidaat gaat, maakt de vrouwelijke kandidaat een even goede kans als de mannelijke kandidaat, waaraan nog kan worden toegevoegd dat in Leeuwarden het principe van positieve discriminatie wordt toegepast. Wij zijn het verder geheel eens met het voorstel van het college, evenals met de daarbij behorende motivatie. De heer De Beer. Ook ik zal mij beperken tot enkele punten waarover wij onze mening naar voren willen brengen. Ten eerste iets over de zinsnede op bladzijde 2 van de raadsbrief, 7e regel van boven, waar staat: "Rechtspositioneel bestaan er nog wel enige knelpuntenIk heb begrepen dat er meer dere malen overleg is geweest tussen de ABOP en een afgevaardigde van de gemeente, waarbij afspra ken zijn gemaakt. Ik zou graag van de wethouder willen horen welke afspraken er zijn gemaakt. Tevens wil ik opmerken dat ik het jammer vind dat de brieven, die de ABOP heeft geschreven en waarin de me ning van de bond duidelijk naar voren komt, niet bij de leden van de Commissie voor het Onderwijs te recht zijn gekomen. Met betrekking tot de eenhoofdige of meerhoofdige schoolleiding is mijn fractie van mening dat wij, ook gezien de in de raadsbrief genoemde argumenten, moeten uitgaan van een eenhoofdige school leiding, hetgeen beslist niet uitsluit dat de andere mogelijkheid niet zou bestaan. Dan wil ik nog graag een vraag stellen over datgene wat is vermeld op bladzijde 3 van de raads brief. Er worden enkele eisen genoemd waaraan de directeur van de basisschool moet voldoen. Ik wil graag weten waar deze eisen vandaan komen. In feite is het toch zo dat de gemeente, wanneer iemand aan de wettelijke eisen voldoet, niet nog eens een aantal eisen kan stellen? Bovendien vinden wij deze eisen ook in de wettelijke eisen terug. De heer Siemonsma: Onze fractie is duidelijk voorstander van een meerhoofdige schoolleiding, hetgeen ik in het kort zal proberen te adstrueren. Aan de twee aspecten waarop mevrouw De Haan ook al is ingegaan, namelijk de verworvenheden van het kleuteronderwijs die gewaarborgd moeten worden en het emancipatie-aspect, wil ik nog iets toevoegen, terwijl ik tevens enkele passages wil citeren uit de lezing van de heer Maas die verbonden is aan het Centrum voor Beleidsadviserend Onderzoek (Cebeon), dat onderzoek heeft gedaan naar de schoolleiding van basisscholen. Men komt met een zekere analyse waaruit ik het volgende wil citeren: "Traditioneel is de kleuterschool een vrouwenzaak. In de praktijk heeft deze zich dan ook ontwikkeld tot een exclusief vrouwelijke deelsector van de onderwijs-arbeidsmarkt. Het leidinggeven aan lagere scholen blijkt in de praktijk een mannenzaak te zijn. De vrees bestaat dat de leiding van de basisschool in vrijwel alle gevallen door het vroegere hoofd van de lagere school zal worden vervuld. Dat zou be tekenen dat een exclusief vrouwelijke onderwijssector zal moeten integreren in een instituut waarvan vermoed wordt dat deze vooral onder mannelijke leiding zal staan." Die verwachting is niet uit de lucht gegrepen en is ook niet zuiver theoretisch, omdat met betrekking tot de experimentele basisscho- 23 |en in de praktijk blijkt dat in slechts 3% van de gevallen een vrouw de leiding heeft gekregen. Om daaraan iets te doen, wordt het volgende aanbevolen: "Het gevreesde arbeidsmarktmechanisme, waarbij vrouwen in een naar sekse gemengde arbeidsmarkt verdrongen worden door aanbod van mannelijke ar beidskrachten, kan bij invoering van het basisonderwijs het effectiefst worden bestreden door de verwor venheden van het kleuteronderwijs op de juiste waarde te schatten. Dat betekent in dit verband een rechtvaardige en evenwichtige vertegenwoordiging van vroegere hoofd leidsters in de leiding van de nieuwe basisscholen. Ten aanzien van de profilering van het nieuwe directeurschap van de basisschool kunnen wij dan ook de verworvenheden van vrouwelijke hoofd leidsters nooit genoeg onder de aandacht brengen van degenen die op de een of andere wijze invloed kunnen uitoefenen op de vorm en inhoud van het directeurschap van de nieuw te vormen basisschool." Dat is mijns inziens duidelijke taal van een instituut, dat op verzoek van het Ministerie van Onderwijs onderzoek heeft verricht naar de kwestie van directie van basisscholen, hetgeen wij ook ter harte moeten nemen. Een ieder die kijkt naar de doelstellingen van het basisonderwijs wordt echter gewaar dat het ook gaat om een ander type onderwijs, waarin traditionele verhoudingen veranderen. De leerkracht als leider verandert bijvoorbeeld in de leerkracht als begeleider. Ook de verhoudingen tussen schoolleiding en leerkrachten veranderen, omdat gesproken wordt over "teamteaching", taakverdeling onderling. Het geeft aan dat er een type onderwijs wordt beoogd met gelijkwaardige verhoudingen tussen leerlingen onderling, tussen leerkrachten leerling en tussen leerkrachten onderling, hetgeen ook in het type leidinggeven tot uitdrukking dient te komen en wel in de vorm van een meer horizontale organisatie. Daarin past uitstekend een meerhoofdige schoolleiding. Op dat punt hebben wij een motie geformuleerd, maar voordat ik die indien wil ik eerst ingaan op de motie van mevrouw De Haan. De essentie van haar motie is dat een eenhoofdige leiding en een tweehoofdige leiding gelijk gewaardeerd moeten worden. Dat is mijns inziens een vrij pragmatische be nadering. In de praktijk zal met deze motie dan ook niet het effect worden gesorteerd dat de PvdA- fractie er zelf wellicht van verwacht. Er is toch altijd een zeker verschil in waardering waar te nemen tussen kleuteronderwijs en lager onderwijs, ook wat betreft de leidinggevende capaciteiten. Dat ver schil is er alleen al op grond van de omvang van het instituut school. Ook de aard van de opleiding is anders: middelbaar of hoger beroepsonderwijs. Het zijn gewoon zaken die meespelen. Als wij de keus aan de scholen zelf overlaten, dan zal de hoofdleidster de zaak moeten aankaarten bij iemand die waarschijnlijk door de schoolgemeenschap toch als de meest beoogde directeur van de basisschool wordt ervaren. Zo liggen de verhoudingen nu eenmaal. Het lijkt mij zowel vanuit emancipatie-oogpunt als vanuit het oogpunt van het doorwerken van de verworvenheden van de kleuterschool in de basisschool geen goede zaak om dat aan het initiatief van de hoofd leidsters zelf over te laten. Het is toch heel on plezierig om voor jezelf te moeten opkomen tegenover iemand die qua salariëring en qua aanzien binnen de schoolgemeenschap wellicht in hoger aanzien staat. Bovendien doet dat ook geen recht aan de doel stelling van het basisonderwijs: meer gelijkwaardige verhoudingen tussen de verschillende geledingen en al wie daartoe behoren. Het is mijns inziens de taak van het bestuur om hieraan uitdrukking te geven en een en ander structureel te regelen, hetgeen in feite wordt beoogd door de PvdA met het geven van de gelijkwaardige mogelijkheid van één- en meerhoofdige schoolleiding. Als dat puur pragmatisch is, dan is dat één invalshoek. Mijns inziens is de meerhoofdige schoolleiding vrij wezenlijk verbonden met de doelstellingen van het basisonderwijs. En dan is het een taak van het bevoegd gezag daarop te letten en er de voorwaarden voor te scheppen. Wij menen dan ook de volgende motie te moeten indienen. "De gemeenteraad van Leeuwarden, in vergadering bijeen op 24 april 1984, overwegende dat: - de verworvenheden van het kleuteronderwijs in de basisschool in zijn to taliteit dienen door te dringen; - de doelstellingen van basisonderwijs een meer horizontale organisatie en leiding nodig maken; - de deelname van vrouwen respectievelijk hoofd leidsters aan de leiding van basisscholen te bevorderen past in het emancipatiebeleid; - het de taak is van het bevoegd gezag om het voorgaande structureel te bevorderen, spreekt als zijn mening uit dat: - een "meerhoofdige schoolleiding" als uitgangspunt wordt gehanteerd bij de benoeming van de directie van de basisscholen; - hiervan bij uitzondering kan worden afgeweken op verzoek van de mede zeggenschapsraad. De motie is mede-ondertekend door mevrouw Van der Werf.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1984 | | pagina 12