26 Ik dacht dat ik hiermee de opmerkingen redelijk heb beantwoord. Wij delen dus eigenlijk de opvat- tingen van de heren Boelens, De Beer en Buurman, die allen hebben gekozen voor het uitgangspunt van het col lege. De heer Van der Wal is inmiddels ter vergadering gekomen. Mevrouw De Haan—Laagland: Aan het eind van zijn betoog zegt de wethouder dat materieel gezien het standpunt van het college niet zo ver van dat van de PvdA ligt. Eigenlijk lijkt het er op alsof wij het aardig eens zijn. Ik ben dat niet met de wethouder eens. Mijns inziens hebben wij alle argumenten die de wethouder aangeeft om te kiezen voor een eenhoofdige schoolleiding weersproken. Wij hebben daar onze eigen argumenten tegenover gesteld - ze liggen vaak lijnrecht tegenover het collegestand punt -, dus ik denk dat het niet zo is dat wij vlak bij elkaar liggen. Er kan hooguit worden gezegd: Als scholen graag een meerhoofdige leiding willen, dan kunnen ze dat bij de gemeente wel voor elkaar krijgen. Ons voorstel is dat op iedere school de keuze van een eenhoofdige leiding of een meerhoofdige leiding wordt besproken. Een hoofd van een lagere school kan zeggen dat hij hoofd van de basisschool wil worden, ongeacht het feit of de andere mogelijkheid aan de orde is geweest. In die zin ben ik het niet met de wethouder eens dat onze twee standpunten zo vreselijk dicht bij elkaar liggen. In de richting van PAL zou ik willen zeggen dat onze standpunten over meerhoofdige schoolleiding inhoudelijk inderdaad niet zo ver van elkaar liggen. Zeker vanuit emancipatorisch oogpunt ben ik het met de heer Siemonsma eens dat de voorkeur uitgaat naar een meerhoofdige schoolleiding. Ik wil alleen overeind houden dat onderwijsgevenden op vrijwillige basis moeten kunnen kiezen. Ik wil voorkomen dat de gemeente druk uitoefent op die keuze. Vandaar dat ik vind dat de keuze bij het schoolteam moet liggen. Ik vraag mij af - dat is dan het argument van PAL - of het effect zoveel groter is als er wel druk op die keuze zou worden uitgeoefend. Mijns inziens zullen scholen, die niet zoveel voor meerhoofdige leiding voelen, toch altijd gelijk een argument vinden om er onderuit te komen. Het is dus een kwestie van inschatten. Ik ben echter van mening dat het voorstel van PAL qua effect niet zoveel meer betekent dan ons voorstel Dan het standpunt van het college dat twee directieleden op een team van bijvoorbeeld vijf mensen een te zware constructie is. Het CDA heeft dat ook gezegd. Mijns inziens hangt dat af van de manier waarop tegen zo'n schoolleiderschap wordt aangekekenIk zie het zo. Er is één team met teamleden. Een aantal taken, directietaken, wordt door twee mensen gedaan. Op die manier ontstaat er geen zware constructie. De wethouder zegt dat het hele proces van onderwijsvernieuwing al moeilijk genoeg is en dat het niet nog moeilijker gemaakt moet worden door twee mensen de leiding te geven. In eerste in stantie heb ik juist getracht duidelijk te maken dat dat moeilijke proces gemakkelijker met twee mensen kan worden aangepakt dan met een eenhoofdige leiding. Dat hoeft natuurlijk niet zo te zijn, maar het zou wel kunnen. De wethouder noemt voorts de externe contacten; één persoon moet verantwoordelijk zijn, zeker naar de kant van de gemeente toe. Mijns inziens zullen bij een meerhoofdige schoolleiding beiden uit eindelijk de verantwoordelijkheid hebben, hetgeen niet inhoudt dat er bijvoorbeeld geen afspraken kun nen worden gemaakt wie de contacten naar de gemeente onderhoudt. De heer Boelens: Wij hebben eigenlijk niets toe te voegen aan de opmerkingen die wij in eerste in stantie hebben gemaakt. U zult begrijpen dat wij tegen beide moties stemmen en voor het collegevoor stel De heer De Beer: Uit mijn verhaal in eerste instantie moge duidelijk zijn dat wij tegen beide moties zijn. Ik heb nog wel een vraag voor de wethouder. Op bladzijde 3 van de raadsbrief staat een aantal punten genoemd en ik wil graag weten uit welke koker die komen. De heer Siemonsma: De beantwoording van de wethouder ademt de geest uit van: Wij hebben liever niet dat wordt gekozen voor meerhoofdige schoolleiding. Aan het eind van zijn betoog suggereert hij ook veel te veel overeenstemming met de woorden van mevrouw De Haan, hetgeen zij terecht heeft op gemerkt. Waarom wordt de staatssecretaris in deze als opperrabijn aangeroepen om te zeggen dat hij op dit moment tegen een meerhoofdige schoolleiding is? Is het de bedoeling om materieel uit te komen bij hetgeen mevrouw De Haan in de motie heeft neergelegd? Waarom wordt er gezegd dat het college, als de staatssecretaris in het najaar van mening verandert, dan noodgedwongen wel zal moeten volgen? Een en ander maakt het voor mij niet geloofwaardig dat het college materieel hetzelfde bedoelt als mevrouw De Haan. 27 Ik heb overigens het gevoel dat deze zaak voor de wethouder helemaal wat onbegrijpelijk is. Hij zegt namelijk dat een school, geleid door twee directeuren, een hopeloos moeilijke zaak is. Mijns in ziens is de enige remedie dat het college eens op basis van een meerhoofdige leiding gaat functioneren en dan in de praktijk ervaart dat meerhoofdige leiding ook best mogelijk is. Sommigen van ons proberen dat thuis al wat in praktijk te brengen en doen daar een stuk ervaring op. Anderen proberen dat in de werksituatie via interne democratisering gestalte te geven. Misschien kan het college ook eens zo'n sta ge bij zichzelf volgen. Op die manier kan misschien dat aan het verstand worden gebracht wat kenne lijk wordt bedoeld met het voorstel over de benoeming van de directie van de basisscholen. Het is wel lef een beetje overtrokken, maar ik heb echt het idee dat de wethouder niet begrijpt wat er met meer hoofdige schoolleiding wordt bedoeld en dat hij echt apen en beren ziet waar ze niet zijn. Een hoofd van een lagere school en een hoofdleidster van een kleuterschool kunnen beiden een organisatie leiden; daarvoor zijn ze in deze functies benoemd. Zouden ze dan met zijn tweeën niet in staat zijn om een or ganisatie te leiden, die voortkomt uit de samensmelting van twee afzonderlijke organisaties? Als dat niet zo is, dan kan ik daaruit maar één conclusie trekken, namelijk dat wij in het verleden hoofden hebben benoemd die kennelijk niet voor hun functie geschikt zijn. Wettelijk is het zo dat de hoofden van scholen zelfs een voorkeursrecht hebben bij de benoeming tot directeur van basisscholen. Als de mensen voldoende kwaliteiten hebben, dan is het alleen een kwestie van goede afspraken onderling ma ken en dan kan aan al die andere doelstellingen, die pleiten voor een meerhoofdige schoolleiding, te gelijkertijd worden tegemoet gekomen. Tot mevrouw De Haan zou ik nog willen zeggen dat de vrijwilligheid die zij in haar voorstel wil leggen niet zo vrijwillig zal zijn als zij eigenlijk bedoelt. Dat zal zij ook wel weten uit ervaringen rond emancipatie. Een en ander zou namelijk een stuk emancipatie op een school betekenen en dat krijgt iemand niet cadeau; zo gaat dat doodeenvoudig niet. Met name een individueel persoon zal zo iets heel moeilijk kunnen afdwingen. Hij of zij kan het hooguit ter discussie stellen, maar ik denk niet dat dat van grote invloed zal zijn. Daarvoor is gewoon veel meer nodig. Structureel zijn er qua beleid uitspraken nodig die richting geven aan een bepaalde ontwikkeling. De heer Visser: Er is al zoveel overhoop gehaald bij dit punt, laat ik er ook nog iets aan toevoe gen. Vorig jaar is er ergens in het land een enquête gehouden over de interesse van hoofdleidsters voor een leidinggevende functie bij de basisschoolIs het het college bekend hoe een en ander in de ge meente Leeuwarden ligt? De heer De Vries (weth.): Het heeft mijns inziens weinig zin te proberen de heer Siemonsma duide lijk te maken waarom wij hebben gekozen voor het door ons ingenomen standpunt. De heer Siemonsma valt mij wat tegen in die zin dat ik had verwacht dat met name hij wel ongeveer zou weten hoe de kaart er in het onderwijsland bij ligt. De contacten die wij de afgelopen paar jaar hebben gehad met onze la gere scholen en kleuterscholen hebben heel duidelijk aangetoond dat het eenwordingsproces een vrij moeizame en zelfs moeilijke zaak is. Men is heel geleidelijk bezig de weerstanden, die er over en weer bestaan, te elimineren. Juist tegen die achtergrond is het dubbel nodig straks voortdurend aandacht te schenken aan het gehele team-management van onze basisscholen en ervoor te zorgen dat de teams zich goed kunnen ontwikkelen. Het is naar ons gevoel zo - ik wil het nogmaals herhalen - dat in zo'n situa tie een eenhoofdige leiding aanmerkelijk beter past dan wanneer twee mensen met dezelfde bevoegdhe den ten aanzien van het leidinggeven in zo'n klein team opereren. De heer De Beer vraagt waaraan de op bladzijde 3 van de raadsbrief vermelde eisen voor de direc teur van de toekomstige basisschool zijn ontleend. Een en ander is uit de inventiviteit van het ambtelijk apparaat naar voren gekomen. Men vond dat er toch op zijn minst enkele duidelijke aanwijzingen moes ten zijn waaraan de mensen, die leiding zullen geven aan de basisschool, moeten voldoen. Het is min of meer een stukje profilering, zonder dat er sprake is van een profielschets, van de eisen die men van uit het bevoegd gezag meende te moeten stellen aan de toekomstige directeur van de basisschoolDie directeur kan zowel een man als een vrouw zijn. Een vrouw wordt gekozen wanneer zij dezelfde onder wijsgevende kwaliteiten heeft als de man die op datzelfde moment in het geding is. De heer Visser constateert dat er een landelijke enquête is geweest met betrekking tot de interesse van hoofd leidsters voor een leidinggevende functie bij de basisschool en hij vraagt zich af hoe de situa tie in Leeuwarden ligt. Dat weten wij niet exact, wij hebben er ook geen navraag naar gedaan. Wel is er een aantal gesprekken geweest met alle teamleiders, zowel van de lagere scholen als van de kleuter scholen, waarin wij met name ons uitgangspunt ten aanzien van de positieve discriminatie duidelijk naar voren hebben gebracht. In een van die bijeenkomsten is door enkele sprekers gewezen op hun verlangen ten aanzien van de mogelijkheid om te komen tot een meerhoofdige leiding, maar verder is daaraan door ons niets gedaan. Wanneer wij straks van de kant van het rijk exact weten hoe de algemene maatregel

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1984 | | pagina 14