34 drijf. Het feit dat wij gedwongen door de huidige omstandigheden akkoord gaan, neemt niet weg datwi de vinger aan de pols houden en zullen proberen alert te zijn op signalen uit het werkveld. Ten slotte, mijnheer de voorzitter. Gemist wordt nog een beoordeling onzerzijds ten aanzien van punt B van de raadsbrief. Onze fractie gaat hiermee akkoord. Het gehele voorstel is dus voor onze fractie acceptabel. De heer Siemonsma: Wij kunnen instemmen met de conclusies A, B en C zoals die in de raadsbrief zijn verwoord. Naar aanleiding van de conclusies B en C wil ik nog een opmerking maken. Bij een eer dere discussie over de uitbesteding van de schoonmaakwerkzaamheden hebben twee punten de discussie nogal bepaald, namelijk de beloning van het schoonmaakpersoneel en de werkomstandigheden en de werkdruk van dit personeel. Wat betreft de beloning is een en ander rechtgezet. Wat betreft de werkomstandigheden heeft het rapport ook inzicht verschaft in de verschillen in werkdruk en de reden waar dat aan is toe te schrijven. Uit het rapport blijkt dat de beslissing om het schoonmaakwerk uit te besteden gevolgen heeft gehad. De raad en het college hebben zich deze gevol gen destijds en ook naderhand onvoldoende gerealiseerd. Het feit dat nu via de CAO-bepalingen de be loning wordt rechtgetrokken en ook dat vrij intensief overleg heeft plaatsgevonden met het schoonmaak bedrijf over het bestek van de werkzaamheden stemt ons niettemin tot tevredenheid. Een les die wij wel kunnen leren is dat, als je een keer wat uitbesteedt, datgene kennelijk gevoeliger is voor bezuinigin gen. Dat heeft de afgelopen jaren ook plaatsgevonden, want er is sprake van een gemakkelijker prooi voor bezuinigingen, omdat het niet meer om eigen personeel gaat. Ook kan men met de besteksvoor- waarden variëren om zo de dienstverlening goedkoper te maken. Het zijn allemaal keuzen van ons ge weest op een gegeven moment om te aanvaarden dat personeel, dat eerst in dienst was van onze ge meente, in een andere werksituatie terecht is gekomen met daaraan verbonden een ander beloningssys teem. Wij hebben die keuze gemaakt en dat kan maar ten dele aan in dit geval het Leeuwarder Schoon maakbedrijf (LSB) geweten worden. In feite was de vraag aan de schoonmaakbedrijven om in te schrij ven. De gemeente heeft gekozen voor de laagste inschrijver. Welnu, dat is ons goed recht, maar dat zadelt ons ook op met bepaalde verantwoordelijkheden. Het lijkt mij goed om in het vervolg, voor zo ver daar mogelijkheden toe zijn, bij de aanbesteding ook te kijken naar besteksvoorwaardenBovendien moeten wij kijken naar de werkomstandigheden bij de bedrijven die inschrijven. In ieder geval is het heel duidelijk dat, zoals vermeld staat onder conclusie C van de raadsbrief, het zogenaamde prestatie- loon bij de gemeente Leeuwarden niet moet worden toegelaten. Want anders zijn wij weer heel ver weg van een stuk verworvenheid wat betreft de kwaliteit van de werkomstandigheden. Mevrouw De Jong: Ik kan volledig instemmen met de conclusies. Ik wil nog even ingaan op punt A van de raadsbrief. Er is terecht een onderzoek gedaan en het is bovendien terecht dat het college een uitspraak van de raad vraagt. Het lijkt mij ook zeer terecht dat de raad die uitspraak doet. Wat er moet gebeuren na een eventuele uitspraak zien wij dan wel. De heer De Vries (weth.): Wethouder Kessler en ik hebben een werkverdeling gemaakt. De heer Kessler zal reageren op datgene wat de heer Siemonsma gezegd heeft over de personele aspecten, want hij was namelijk voorzitter van de werkgroep die dit onderzoek heeft gepleegd. Aan het adres van de heer Bron wil ik opmerken dat wij kennis hebben genomen van het feit dat zijn fractie met het collegevoorstel instemt. Voor de heren Buurman en Visser ligt de zaak iets anders. Zij hebben namelijk problemen met de opschoning van de overheadkosten. Zij zouden het liefst zien, als ik het tenminste goed heb beluisterd, dat wij de situatie op dit moment laten voor wat die is en dat wij pas op het moment gaan bijstellen wanneer de Kroon omtrent de kwestie Schoonhoven een uitspraak heeft gedaan De heer Visser heeft zich zelfs afgevraagd of de gemeenteraad van Leeuwarden op dit moment ter zake wel een uitspraak kan doen. Wij menen dat dat laatste wel degelijk het geval kan zijn, want wij zitten met de navolgende constructie. Wanneer wij de suggestie van de heer Visser zouden volgen en de Kroon zou het Schoonhovense beroep verwerpen, dan hebben wij geen recht meer om gelden terug te vorderen. Omgekeerd is het zo dat wij, wanneer wij op dit moment de zaak terugbrengen op de wijze zoals wij hebben voorgesteld en de Kroon doet uitspraak, dan later wel degelijk op basis van de vijf jaarlijkse afrekening de zaak kunnen completeren. Vandaar dat wij van mening zijn dat het voorstel zo als dat er op dit moment ligt moet worden .gehandhaafd. Ik wil nadrukkelijk stellen dat bij het college volledig de intentie leeft dat de gelijkstelling van het openbaar en bijzonder onderwijs volledig nage leefd moet worden. Maar op een gegeven ogenblik maakt, en dat blijkt ook uit de praktijk, de nood vindingrijk. Wij hebben mede aan de hand van de kwestie Schoonhoven de conclusie getrokken dat wij op dit stuk van zaken ook in het verleden te royaal zijn geweest, aannemende dat het Schoonhovense 35 beroep verworpen zal worden. Tegen die achtergrond hebben wij gemeend een reëel bezuinigingsvoor stel aan de raad te kunnen doen. De heer Kessler (weth.): De heer Buurman heeft gevraagd naar een onafhankelijke werkgroep. Het college van b. en w. heeft op drie april de volgende beslissing genomen. Een werkgroep (Onderwijs, EBO en DSO) dient na te gaan op welke wijze de door de DSO te verrichten onderhoudswerkzaamheden ten behoeve van de sector onderwijs zodanig geregeld kunnen worden dat deze op de meest efficiënte wijze plaatsvinden en voorts voldoen aan de normen van het nieuwe bekostigingsstelsel van de Wet op het basisonderwijs. In die zin wordt er dus aan de wens van de heer Buurman tegemoetgekomen. Wij zijn het volledig eens met de opmerking van de heer Bron dat de normen van het schoonmaken de grenzen van het aanvaardbare niet mogen overschrijden. De raadsbrief is een samenvatting van het rapport. In dit rapport wordt ook de conclusie getrokken - ik zal die even voorlezen "Extensivering door een aanpassing van in het schoonmaakbestek omschreven werkzaamheden is, gelet op de aanvaard- baarheidsgrenzen, niet wenselijk, zeker niet voor schoolgebouwen." Met andere woorden, een echt verdergaande extensivering lijkt ons op dit moment, afwegende de huidige financiële situatie, niet wenselijk. Tot slot de heer Siemonsma, die er op heeft gewezen dat, op het moment dat men iets uitbesteedt, een en ander gevoeliger is voor bezuinigingen. Dat is inderdaad het geval, want het is dan gemakkelij ker om te bezuinigen. Ik vraag mij af of dat in alle opzichten zo'n bezwaar is. Per slot van rekening is het inderdaad zo, om een voorbeeld te noemen, dat bij de DSO gemakkelijker taken kunnen worden af gebouwd, omdat wij een deel daarvan kunnen uitbesteden. Op het moment dat je alle taken in eigen beheer wilt uitvoeren, dan moet je daar, gelet op het uitgangspunt dat er geen gedwongen ontslagen mogen vallen, een langere weg voor afleggen. Het gaat volgens mij ook niet zo zeer om de vraag hoe gemakkelijk of moeilijk er op iets te bezuinigen is. Het gaat op een gegeven ogenblik om de vraag wat je precies wilt. In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat het op het moment dat je iets hebt uitbe steed gemakkelijker is om te bezuinigen en om personeel af te stoten. De heer Siemonsma heeft ook nog opgemerkt, wij zijn het trouwens met die opmerking eens, dat het prestatieloon niet toegestaan zou moeten worden. Hij heeft er ook nog op gewezen dat, wanneer er ge privatiseerd wordt, het college of de raad wordt opgezadeld met bepaalde voorwaarden, zoals het kij ken naar de specifieke gevolgen van een dergelijke bezuiniging. Wij zijn het daar in zijn algemeenheid mee eens. De heer Buurman: De heer Bron heeft gezegd dat de doorberekening gevoelig ligt. Nou, dat hoeft helemaal niet zo gevoelig te liggen en dat heb ik in mijn betoog ook laten uitkomen. Wat het bijzonder onderwijs rechtens toekomt, moet het bijzonder onderwijs gewoon ontvangen. Dat hoeft dus niet zo ge voelig te liggen. Dan wat de uitspraak betreft. Ik heb mijn betoog besloten met de opmerking dat één uitspraak nog geen jurisprudentie maakt. Ik bedoel natuurlijk niet een uitspraak van de Kroon, want het lijkt mij toe dat dat het eindpunt is. Maar zolang de Kroon nog geen uitspraak gedaan heeft over deze zaak, lijkt het mij wat prematuur om met dit voorstel te komen. Dan nog even een opmerking over datgene wat wethouder Kessler gezegd heeft over de onafhanke lijke werkgroep. Hij heeft het wat de samenstelling van de werkgroep betreft gehad over vertegenwoor digers van de afdelingen Onderwijs en EBO en van de DSO. Ik heb bedoeld de samenstelling van de werkgroep juist wat afstandelijker te doen zijn, bijvoorbeeld dat er alleen mensen van de afdeling EBO zitting in hebben De heer Visser: Wethouder De Vries heeft zonet gesteld dat, indien het Kroonberoep van Schoonho ven zou worden verworpen en de raad vanavond op dit punt geen beslissing zou nemen, de gemeente dan niet meer kon terugvorderen. Ik ben het wat dat betreft per se niet met de wethouder eens. Wat is het geval, mijnheer de voorzitter. Elk jaar voor één maart wordt het exploitatiebedrag vastgesteld. Deze datum is wettelijk vastgelegd. Het dan vastgestelde exploitatiebedrag is niet een definitief maar een voorlopig bedrag. Waarom is dat een voorlopig bedrag? In de wet is namelijk ingebouwd de zogenaamde vijfjaarlijkse periode. Dan vindt de definitieve afrekening over vijf jaar plaats. Die bepaling staat in de Lager Onderwijswet 1920 en die bepaling staat straks ook in de Wet op het basisonderwijs. Op dit punt deel ik de mening van de wethouder beslist niet en ben ik het vierkant met hem oneens. Wanneer de raad vanavond dit besluit neemt - ik neem aan dat dat het geval is en daarom verzoek ik het college ook niet om het voorstel aangaande dit punt terug te nemen, maar ik heb begrepen dat dat ook niet zal gebeuren -, dan wacht onze fractie rustig af wat het besluit is van het college van ge deputeerde staten van de provincie Friesland. Wij hebben de indruk dat gedeputeerde staten niet eerder

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1984 | | pagina 18