*4?
bleken dat er behoefte bestaat ook inhoudelijk op de diverse voorstellen in te gaan. Een ander punt is
dat er van de kant van belanghebbenden reacties zijn binnengekomen die de nodige vragen oproepen.
Behandeling van deze reacties in de Commissie voor de Financien is weinig vruchtbaar omdat, ondanks
collegiaal bestuur, alleen de betreffende portefeuillehouder in staat is uitvoerig op het onderwerp in te
gaan. Dit geldt trouwens evenzeer voor de vraagzijde. Als ik spreek over belanghebbenden doel ik op
de reacties op de herwaarderingsvoorstel len van de Stichting Echo en de Leeuwarder zwemverenigingen
en op de bijeenkomst die door de medezeggenschapscommissie van de Dienst voor Reiniging en Brand
weer was belegd. Een derde punt is de door de werkgroep Meerjarenramingen gemaakte opmerking dat
men de indruk heeft dat de werkgroepen in het algemeen minder voortvarend en diepgaand te werk zijn
gegaan. Het woord werkgroepen is hier een toevoeging van mij. Naar mijn gevoel ligt hier een relatie
met een eerder door mij aangehaalde opmerking dat de eindrapportages van de werkgroepen in essentie
nauwelijks afwijken van de voorstellen die in december jl. bij de behandeling van het ontwerp-dek-
kingsplan zijn ingediend. De functionele commissies zouden naar mijn mening een corrigerende taak
kunnen hebben bij de kritische beoordeling van de uitwerking van een en ander.
Mijn tweede opmerking van meer algemene aard betreft de al dan niet systematische aanpak met
betrekking tot de aan te brengen wijzigingen in het takenpakket. Mijn vraag aan het college is: Wat
vindt u van de suggestie een werkgroep te formeren a la de werkgroep Meerjarenramingen die in samen
spel met de secretarie-afdelingen en de relevante afdelingen van de diensten het takenpakket en de
werkwijze doorneemt? Ik heb namelijk de indruk dat de hoofden van afdelingen en de directies van
diensten, gegeven het aantal in te leveren uren, zelf min of meer moeten uitzoeken welke taken over
boord moeten worden gezet en welke niet. De enige uitzondering hierbij is de DSO waar een organisa
tie-onderzoek gaande is. Vooralle duidelijkheid wil ik benadrukken dat ik niet pleit voor het inscha
kelen van een extern adviesbureau. Ik pleit alleen voor het over de schouder meekijken door een min of
meer buitenstaander om eventueel voorkomende bedrijfsblindheid op te vangen. Een voorbeeld mag mis
schien verduidelijken wat men zoal kan tegenkomen. Bedrijven in de binnenstad die een parkeervergun-
ning aanvragen voor hun bedrijfsauto moeten elk half jaar een vragenlijst invullen. Dat kan voor de be
trokkenen lastig en zelfs irritant zijn, maar waar het nu om gaat is het feit dat de behandelend ambte
naar deze vragenlijsten ook steeds moet doornemen. Waarom wordt deze werkwijze niet zodanig veran
derd dat bij verlenging van de parkeervergunning wordt verwezen naar een eerder ingediende vragenlijsl
wanneer de omstandigheden niet zijn gewijzigd? De indruk dat er niet sprake is van een systematische
aanpak van de wijzigingen in het takenpakket wordt ingegeven door het volgende: De uitgebreide rap
portage met betrekking tot de sector Algemeen Beheer geeft voor een deel de indruk dat het inleveren
van uren wordt gerealiseerd door toevallig zich voordoende omstandigheden, zoals aanvragen om korter
te mogen werken, het ontstaan van vacatures door vervroegd uittreden en dergelijke. De kritiek van de
medezeggenschapscommissie wijst, daar waar zij spreekt over het feit dat er niet concreet wordt aange
geven welke taken kunnen worden afgestoten, ook in deze richting. De medezeggenschapscommissie var
de Dienst voor Sport en Recreatie heeft eveneens in deze zin gereageerd op de voorstellen. Naar mijn
mening geeft het gestelde op bladzijde 36 onder punt zes een duidelijke indicatie van wat ik zou willen
betitelen als "Wij moeten maar zien waar de wal het schip keert".
Ik ben nu bij de voorstellen aangeland.
Sector Algemeen Beheer. Punt 1. Besparing door personeelsvermindering.
Bij mijn algemene opmerkingen heb ik de reactie van de medezeggenschapscommissie al even aange
haald. De opmerking van de medezeggenschapscommissie dat de gemeente werkgelegenheidsstimulerende
maatregelen neemt die ten koste gaan van de eigen werkgelegenheid is soms helaas juist en voor betrok
kenen niet prettig. Onzes inziens is dit echter niet te voorkomen als wij op basis van prioriteitstelling
bestaand beleid willen intensiveren of nieuw beleid willen creëren.
Sector Algemeen Beheer. Punt 3, sub I.
Onze fractie deelt de door de werkgroep geuite aarzeling over de discrepantie die ontstaat tussen
nieuwbouw en bestaande bouw. Toch gaan wij akkoord met de motivering in het voorstel. Het voordeel
van garantieverstrekking is voor betrokkenen dat men een hypotheek kan afsluiten die een lagere rente
van een half procent met zich meebrengt. Een vraag aan het college is of het mogelijk is een variabel
tarief toe te passen dat min of meer gerelateerd is aan de hoogte van de gegarandeerde leningen. Deze
vraag is enerzijds ingegeven door het profijtbeginsel doch anderzijds door het risico dat de gemeente
loopt bij de garantie verstrekking voor leningen.
Sector Onderwijs. Punt 3. Fonds onderwijsontwikkeling.
In december jongstleden hebben wij niet gereageerd op deze post. Uit het onderzoek dat nadien is ver-
49
richt blijkt echter dat verlaging van de storting in het fonds onderwijsontwikkeling vertragend zal wer
ken op een snel inspelen op de nieuwe ontwikkelingen. Mijn fractiegenoot Bron heeft gisteren bij de
behandeling van het Innovatieplan voor het openbaar primair onderwijs al de waarschijnlijkheid geop
perd dat wij vandaag op het punt fonds onderwijsontwikkeling zouden terugkomen. Zijn vermoeden
wordt nu bevestigd en wij willen een motie indienen om de verlaging van de storting in het genoemde
fonds voorshands ongedaan te maken. De dekking hiervoor zouden wij willen zoeken bij de post voor de
Buitenschool. Afgelopen december hebben wij de Buitenschool ook al naar voren gebracht. Onder ande
ren het punt voeding is door ons aan de orde gesteld, maar helaas is er toen niets uitgekomen. Men kan
zich afvragen of de gemeente Leeuwarden verplicht is de kosten voor voeding en dergelijke te betalen.
Er schijnt een uitgebreide jurisprudentie te bestaan over de vraag in welke gevallen wel en in welke ge
vallen geen medewerking behoeft te worden verleend. Hierbij schijnen twee criteria van belang te zijn.
Ten eerste de vraag of de vergoeding uit de jaarlijkse exploitatievergoeding moet komen en ten tweede
of de aanvraag voor deze vergoeding de normale eisen die aan het geven van onderwijs worden gesteld
overschrijdt. Wat de normale eisen zijn mag blijken uit het advies van de rijksinspecteur en uit hetgeen
de gemeente voor de openbare scholen doet. Zoals gisteren reeds is betoogd geldt ook hier het beginsel
van materiele en financiële gelijkstelling. Wij vragen het college in feite in dezen advies te vragen
aan de rijksinspectie en voor wat betreft de kosten een vergelijking te maken met de openbare LOM-
schooiDe motie die wij indienen is kort en hopelijk krachtig en daardoor niet voor interpretaties vat
baar. Zij luidt als volgt:
"De gemeenteraad van Leeuwarden in vergadering bijeen op 25 april 1984,
overwegende dat een verlaging van de storting in het fonds onderwijsontwik
keling een vertraging tot gevolg heeft op de inspeling op nieuwe ontwikke
lingen,
besluit de storting in het fonds onderwijsontwikkeling te handhaven op
81.600,-,
en draagt het college op de dekking van het nadelige effect 31.600,
te realiseren via de post voor de Buitenschool."
De motie is mede-ondertekend door mevrouw De Haan. (De Voorzitter: De motie is voldoende onder
steund en maakt deel uit van de beraadslaging.)
Sector Onderwijs. Punt 5. Onderhoudstarieven Dienst Stadsontwikkeling.
Dit punt is gisteren uitgebreid aan de orde geweest. Daar kan ik nu aan voorbij gaan.
Sector Onderwijs. Punt 11. Beperking takenpakket Schooladviesdienst.
Er is een advies binnengekomen de bezuiniging voor de SAD met name in de huisvestingskosten te zoe
ken. De aanvullende raadsbrief die in december jongstleden bij de behandeling van het ontwerp-dek-
kingsplan ten aanzien van de SAD is ingediend heeft daarover echter geen duidelijkheid verschaft.
Daarin wordt alleen genoemd dat er nadere voorstellen zouden moeten komen om de 270.000,-- te
dekken. Ik heb de indruk dat er in het vervolg duidelijker moet worden geformuleerd waar de bezuini
gingen moeten worden gevonden en ik duid dan alleen nog maar op het kopje van punt elf, waarin over
een beperking van het takenpakket van de SAD wordt gesproken. Letterlijk genomen valt huisvesting
daar niet onder. Een ander punt is dat huisvestingslasten vaste lasten zijn waaraan weinig valt te veran
deren. Het zou alleen kunnen als er een koper of huurder voor het huidige pand zou worden gevonden
en er toevallig ook nog een goedkope huisvesting voorhanden zou zijn waar de dienst in zou kunnen
trekken. Ik vraag mij af hoe reëel het is bezuinigingen a 250.000,te vinden - in dit geval is het
250.000,want er kan 20.000,-- worden bezuinigd op materialen heb ik begrepen - in de sfeer
van huisvestingslasten. Graag daarom in het vervolg een duidelijker formulering waar de bezuiniging
moet worden gezocht.
Sector Reiniging en Brandweer. Punt 1.B. Personeelsvermindering Brandweer.
Ik heb in mijn algemene opmerkingen al verwezen naar de bijeenkomst, waarbij raadsleden aanwezig
waren, die de medezeggenschapscommissie van de Dienst voor Reiniging en Brandweer heeft georgani
seerd. In die bijeenkomst is met name het terugbrengen van de sterkte in de repressieve dienst aan de
orde gekomen. Het bijkomende effect van deze maatregel is dat er vergrijzing optreedt. Uit de stukken
die ter inzage lagen heb ik de indruk gekregen dat het terugbrengen met drie man op andere wijze zal
plaatsvinden dan in eerste instantie de bedoeling was en wel door middel van toevallig ontstane vacatu
res. Hierdoor ontstaan de problemen van vergrijzing. Mijn vraag aan het college is daarom of er toch
een andere fasering mogelijk is voor hef realiseren van de bezuiniging, waardoor het probleem van de