62 b'
te houden teneinde te voorkomen dat wij de ambulance achter de bezuinigingskar spannen. Wij gaan
node mee met de korting op het onderhoud van plantsoenen, straten en pleinen. Wij menen echter dat
de bodem thans bereikt is en de vrees gerechtvaardigd is dat wij onszelf in achterstallig onderhoud
pijnlijk zullen tegenkomen.
In de sector Onderwijs is de verlaging van de storting in het fonds onderwijsontwikkeling voor mijn parti
een struikelblok waar wij niet overheen komen. Zeker in deze sector, waar zulke grote ingrijpende
veranderingen voor de deur staan en waar het Innovatieplan voor het openbaar primair onderwijs, dat
gisteren is behandeld, gereed ligt, zal ik tegen dit voorstel stemmen. Ik zal de motie in dezen van de
PvdA ondersteunen omdat ook de daarin voorgestelde dekking mijn instemming heeft.
De gegevens over de Schooladviesdienst zijn zeer wazig. Het kon eigenlijk niet waziger. Waarop
denkt men te bezuinigen? Alleen op huisvestingskosten? Zo ja, dan blijft toch de vraag hoe. Ik hoop
dat de wethouder mij duidelijkheid kan verschaffen omtrent de invulling van het te bezuinigen bedrag,
Als die duidelijkheid er niet komt, zal mijn partij tegen dit voorstel stemmen.
Sector Reiniging en Brandweer. Er zijn alarmerende signalen vanuit de brandweer gekomen over de bij
die dienst dreigende vergrijzing. De problemen die door de MZC naar voren zijn gebracht zijn neem ik
aan al wat langere tijd bij het college bekend en deze situatie schreeuwt dan ook om een duidelijk
antwoord vanuit een beleidsvisie. Misschien dat de wethouder nu op dit probleem kan ingaan en ons
nadere informatie kan verstrekken. Mocht dit niet het geval zijn, dan zal ik ook tegen deze post stem
men
Vaag en wazig is ook de rapportage over de besparing op gladheidsbestrijdingHet college vertrouv
erop dat een besparing van 80.000,haalbaar zal zijn. Ik zou eigenlijk kunnen volstaan met te zeg
gen: "Ik help het u hopen." Eerlijk gezegd had ik toch een duidelijker formulering verwacht.
Ik kom nu bij de sector Cultuur en wel bij de Stichting Echo. Het wordt een beetje eentonig, mijnheer
de voorzitter, maar ook hier zouden de gegevens eigenlijk niet waziger kunnen zijn. Ik had mij ook
hier voorgesteld een concretere rapportage te zullen krijgen voordat ik een besluit zou moeten nemen.
Op grond van de thans verstrekte summiere gegevens zal ik nee zeggen tegen dit onderdeel van de her
waardering, want ik wil toch wel de zaken enigszins kunnen overzien. Iets anders wordt het als de
wethouder straks met meer duidelijkheid komt.
In de sector Sport, Recreatie en Toerisme zijn de openingstijden van de zwembaden een kritiek punt.
Bij dit voorstel zou een overleg vooraf met de verschillende zwemclubs natuurlijk niet hebben misstaan
en nu heb ik mij erg voorzichtig uitgedrukt. Ik zou het college toch nog willen suggereren alsnog met
de zwemclubs om de tafel te gaan zitten. Misschien kan het college zich dan alsnog beraden over water
voor deze clubs kan worden gedaan. Ik stem niet tegen dit onderdeel, maar wil toch het college met
klem verzoeken nog eens een gesprek met betrokkenen aan te gaan.
Dit waren de kanttekeningen die ik bij de herwaardering 1984-1988 zou willen plaatsen.
De Voorzitter: Ik schors deze vergadering voor enige korte tijd om het college de gelegenheid te
geven zich te beraden over de ingediende moties.
De Voorzitter: schorst, om 16.20 uur, de vergadering.
De Voorzitter: heropent, om 16.45 uur, de vergadering.
De heer Kessler (weth.): Ik zal een poging doen een aantal algemene opmerkingen te beantwoorden
De heer Bijkersma, de heer Meijerhof en mevrouw Van der Werf hebben kritiek geuit op de behandeling:
procedure van de herwaarderingsvoorstellen. Volgens detotnutoe gebruikelijke procedure zijn de voorste
len in twee fasen ontwikkeld. De eerste fase was in december jongstleden aan de orde toen de onfwerp-
dekkingsvoorstellen zijn behandeld en de tweede fase is vanmiddag aan de orde. Over deze procedure
en dan met name over de vraag of de commissies op de juiste manier zijn ingeschakeld wil ik het volgen
de zeggen: Wij hebben gezegd dat de meeste voorstellen in essentie nauwelijks afwijken van de voor
stellen uit het ontwerp-dekkingsplanVandaar dat wij alleen de Commissie voor de Fingnciën erbij
hebben ingeschakeld. In feite hebben wij gekozen voor een alles-of-niets benadering. Of alles weer
uitgebreid bespreken in de commissies öf niets bespreken in de functionele commissies en alleen de al
gemeen financiële problematiek behandelen in de Commissie voor de Financiën. Achterafdenk ik dat
63 éz
het misschien goed was geweest om daar tussenin te gaan zitten, dus een iets selectiever beleid te
voeren en bepaalde voorstellen die wel degelijk ten opzichte van de voorstellen uit december verder
waren uitgewerkt ook in de functionele commissies aan de orde te stellen. In het vervolg zullen wij
daar nauwkeuriger op letten.
Een andere opmerking die ik in dit verband wil maken is dat wij ons - en dat zou ook in de Commis
sie voor Bestuurlijke Aangelegenheden, die over het hele vraag- en antwoordspel gaat nadenken, aan
de orde kunnen komen - de vraag kunnen stellen of wij de procedure zoalswij die nu volgen moeten
handhaven. Ik zou mij kunnen voorstellen dat wij naar een benadering toegaan waarbij wij in december
proberen alle voorstellen in principe zo uitgewerkt mogelijk te bespreken, daarover in principe ook be
slissingen nemen en alleen die voorstellen doorschuiven naar de rest van het jaar c.q. het volgende
jaar waarvan de uitwerking nog niet zodanig is dat daarover definitieve besluitvorming mogelijk is.
Wij zouden die definitieve beslissingen dan niet op een bepaald tijdstip, bijvoorbeeld in april, moeten
nemen maar de verschillende zaken wat meer moeten uitspreiden over de loop van het jaar. Dat heeft
als groot voordeel dat wij alle benodigde procedures niet hoeven af te stemmen op een gemiddelde
periode van drie tot vier maanden, namelijk het verschil tussen december en april. Wij kunnen alle ver
schillende voorstellen dan de procedures laten volgen die daarvoor nodig zijn. Deze discussie moeten
wij in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden maar eens voeren. Ik wil de heer Meijerhof
graag toezeggen dat wij dit zullen doen.
De heer Meijerhof en mevrouw Van der Werf hebben, aansluitend op hetgeen door de werkgroep
Meerjarenramingen aan de orde is gesteld, kritiek geuit op de wijze waarop de voorstellen tot ont
wikkeling zijn gebracht. Zij zeggen dat er minder voortvarend en diepgaand te werk is gegaan als
anders. Ik vraag mij af of dat inderdaad zo is. Er is natuurlijk bij deze herwaarderingsronde een belang
rijk verschil geweest ten opzichte van voorgaande jaren. Deze keer zijn de functionele afdelingen al
voor de zomervakantie, dus al in de eerste fase, bij de herwaarderingsvoorstel len betrokken geweest.
In de voorgaande jaren kwamen de functionele afdelingen in hoofdzaak pas in de tweede ronde aan de
orde. Men kan stellen dat een deel van het accent van de beleidsvoorbereiding is verschoven van de
tweede fase naar de eerste fase, dat wil zeggen naar de periode tot aan december. Daarbij komt ook
nog dat de herwaardering steeds ingewikkelder wordt en dat het steeds moeilijker wordt, mede gelet op
de beschikbare tijdsperiode, een en ander goed naar voren te brengen. Ook nu is gebleken dat wij ten
aanzien van enkele voorstellen op dit moment nog niet aan de raad kunnen laten weten hoe een en
ander mogelijk gemaakt kan worden. De Schooladviesdienst is daar een voorbeeld van en wellicht zal
iets dergelijks in het vervolg vaker het geval zijn. Misschien ook een argument om eens na te denken
over een iets andere procedure.
De heer Meijerhof heeft een aantal opmerkingen gemaakt over de sector Algemeen Beheer. Ik zal
daar niet op ingaan. Dat zal de voorzitter van deze vergadering doen, die ook de voorzitter was van de
werkgroep Algemeen Beheer onder wiens leiding de voorstellen zijn ontwikkeld.
De heer Meijerhof heeft gevraagd of het nuttig zou zijn naar analogie van de werkgroep Meerjaren
ramingen een soort werkgroep Taakafstoting of Reorganisaties tot ontwikkeling te brengen. Ik moet eerlijk
zeggen dat ik dat op dit moment nog niet zo voor de hand liggend vind. Ik denk dat het accent van de
beleidsvoorbereiding op allerlei terreinen, maar ook op het terrein van het afstoten van taken, moet
blijven liggen bij die mensen die daar het meeste van af weten en die daarover dan ook het beste ideeën
kunnen geven. In het algemeen zijn dat de hoofden van dienst met al hun medewerkers. Met andere
woorden: Als zo'n idee over bijvoorbeeld parkeervergunningen niet door de betreffende afdeling of be
treffende dienst wordt bedacht, moeten wij niet denken dat een werkgroep ineens wel op dat idee komt.
Iets anders is natuurlijk dat een hoofd van dienst nooit helemaal in zijn pure eentje voorstellen ontwikkelt.
Op het moment dat het voorstellen zijn die de organisatie raken - en dat is bij herwaardering al snel het
geval - wordt altijd de afdeling EBO erbij betrokken en die levert dan ook suggesties en ideeën ten aan
zien van die voorstellen. In feite is er nu al een situatie waarbij het diensthoofd en de functionele afde
ling EBO in onderling overleg voorstellen tot ontwikkeling brengen en ik denk dan ook dat het niet
nodig is daarvoor een aparte werkgroep in het leven te roepen.
Een ander punt dat door de heer Meijerhof aan de orde gesteld is, is de vraag of er een duidelijker
taakstelling gegeven zou moeten worden aan de verschillende herwaarderingswerkgroepen. Hij heeft
daarbij de Schooladviesdienst als voorbeeld genoemd. Ik geloof niet dat dat nodig is. De oorspronkelijke
taakstelling voor de werkgroep die zich met de SAD bezig hield was betrekkelijk duidelijk. Men moest
namelijk bezuinigingen zien te realiseren binnen het pakket extra dienstverlening. Ik vind aan de
andere kant dat herwaarderingswerkgroepen binnen zekere marges mogelijkheden moeten aangeven voor
alternatieve dekkingsvoorstellenDie flexibiliteit dient aanwezig te zijn en ik denk dat wij daar niet
al te frigide in moeten zijn. De discussie die op dit moment speelt is de vraag of de Schooladviesdienst
ook een herwaarderingspakket mag ontwikkelen in de vorm van huisvesting. Binnen het college zijn wij