yi V 73 fZ wezen naar de Dienst voor Sport en Recreatie. Daarnaast heb ik verwezen naar een zinsnede die op bladzijde 36 staat en die ik vertaald heb als: Wij moeten maar zien waar de wal het schip keert. Het is niet zo gemakkelijk om taken af te stoten en zeker niet om dat op een juiste wijze te doen. Ik zou het college willen verzoeken een en ander toch nog eens te overwegen en te bestuderen op welke manier deze zaak kan worden aangepakt. Een volgend punt is de Schooladviesdienst. Wethouder Kessler heeft gezegd dat er een duidelijke taakstelling was, terwijl ik in eerste instantie min of meer heb gesuggereerd dat het aanbeveling zou verdienen duidelijker aan te geven waar de bezuinigingen moeten worden gevonden. Ik neem graag van de wethouder aan dat er een duidelijke formulering voor de SAD was. Ik ben het ook met hem eens dat de werkgroep die met die taak bezig is - in dit geval de bestuurscommissie - de nodige ruimte moet krij gen om met andere voorstellen te mogen komen. Het resultaat is echter dat er op dit moment nog niets concreets is. De huisvesting wordt als mogelijke post aangedragen, maar dat is op dit moment nog een irreële zaak. Men bekijkt nog wel hier en daar wat mogelijkheden, maar er zijn geen voorstellen waf betreft het takenpakket. Aannemende dat de formulering duidelijk is geweest voor wat betreft de taak stelling moet geconstateerd worden dat men tot op heden volledig aan die taakstelling voorbij is gegaan Wij hebben echter begrepen dat het college nog met dit punt bezig is en wij wachten derhalve af. Wethouder Geerts is wat mij betreft zeer soepel geweest en ik hoef dan ook niet meer op zijn woor den te reageren. Wethouder De Vries heeft gereageerd op de door ons ingediende motie die ik zojuist naar aanIeidir, van de door het college gedane toezeggingen heb ingetrokken. In de sector Sport, Recreatie en Toerisir heeft de wethouder een kritische noot gekraakt over het functioneren van het Sportcentrum naar de ver schillende verenigingen toe. Hij heeft een vergelijking getrokken met de taak die het Sportcentrum op zich heeft genomen voor wat betreft het onderhoud van en het toezicht houden op de buitenaccommodo ties. Er is echter een klein verschil tussen het voorstel dat hier vandaag op tafel ligt en het voorstel waarin de kwestie van onderhoud en toezicht werd aangegeven. Dit laatste was namelijk een geheel uit gewerkt voorstel waarin de punten en komma's allemaal op hun plaatsen stonden en men kon daarover dan ook heel duidelijk met de betrokken verenigingen praten. Daarenboven denk ik dat wij ons voor w betreft de haalbaarheid van een voorstel en de discussie daarover niet moeten verschuilen achter het goed of slecht functioneren van de informatieverstrekking van het Sportcentrum via de vertegenwoordi gers in de Commissie voor de Dienst Sport en Recreatie naar zijn achterban toe. Bij het bemensen van commissies moet die kritische beoordeling er natuurlijk wel zijn, maar het gaat hier om iets anders. Hie wordt een voorstel gedaan dat naar onze mening moet worden besproken met betrokkenen. Men zou ge zamenlijk moeten bekijken wat haalbaar of mogelijk is en welke aanpassingen misschien mogelijk zijn, In die zin ben ik dan ook blij dat de wethouder heeft toegezegd alsnog met betrokkenen te willen prater om te bekijken of er nog een mouw te passen is aan de kwestie van de zwembaden. Wethouder Miedema heeft geen opmerkingen gemaakt waarop ik nog wil reageren. Ik had niet in de gaten dat ik met mijn motie twee portefeuilles zou raken, maar dat is mij nu dui delijk geworden, mijnheer Heere. De wethouder heeft in zijn reactie op het betoog van de heer Bijkersi gesproken over de dekking van een extra post die is ontstaan bij de voor Echo gemaakte calculatie. He bedrag is gevonden bij het PrincessehofAls reden voor het kiezen van het Princessehof noemde de wet houder het feit dat het museum op de B-iijst staat. Ik heb gezien dat deze post op nummer één van de B-lijst staat en mijn vraag is dan of daarvoor een bijzondere reden is. Op nummer twee van de B-lijsf worden namelijk de culturele centra genoemd. Misschien kan de wethouder nog even toelichten waarom in dit geval voor het Princessehof is gekozen in plaats van voor de culturele centra. Ik zal nu nog een reactie op de ingediende moties geven. Ten aanzien van de VVD-motie over Eek wil ik opmerken dat ik de motie volkomen had begrepen als het woord cultuur er niet in had gestaan, dus als men het geld had willen bestemmen voor het mede instandhouden van voorzieningen in de sectori Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken en Verkeer en Reiniging en Brandweer. Nu geeft deze motie de indruk dat hetgeen Echo presenteert geen cultuur is. De wethouder attendeerde hier ook al op. Of wil de WD met deze motie aangeven dat er verschillende soorten cultuur zijn en dat de gevestigde cultuur moet worden ontzien terwijl daarentegen aan enige vernieuwing geen aandacht behoeft te worde geschonken? Als ik denk aan de jazzmuziek, die al zeer oud is, is het niet eens allemaal vernieuwing wat bij Echo naar voren komt. Is dit de bedoeling van de VVD of wordt het standpunt ingegeven door de beeldvorming die de VVD van Echo heeft? Wij zijn tegen de motie van de VVD. Ik zou graag in tweede instantie van de heer Bijkersma horen wat de bedoeling van de WD met deze motie is geweest. Mevrouw Van der Werf heeft ons gevraagd een nadere toelichting op onze standpuntbepaling ten aanzien van Echo te geven. Er is gekozen voor de JulianaschoolIk heb daarbij gezegd dat een en ander nog uitgewerkt moet worden en dat er nog een bouwkundig onderzoek moet komen. De zaak zal exploitabel moeten zijn. Als dat niet mogelijk is, hetzij omdat de Stichting Echo dat niet ziet zitten hetzij omdat de gemeente en de Stichting Echo dat niet zien zitten, is het niet juist het geheel toch te realiseren. Wat er dan moet gebeuren moet op dat tijdstip worden bekeken. In het standpunt van onze fractie zit niet zoveel ruimte dat het overeenkomt met de strekking van de door PAL ingediende motie. In die motie blijft de keuze voor een accommodatie ruimer. Men praat over de Schoolstraat, de Hania- steeg of de Jul ianaschoolVolgens deze motie zouden er drie degelijke onderzoeken moeten plaatsvinden. Wij zijn van mening dat een onderzoek beperkt kan worden tot de Jul ianaschool en zien de voorstellen daaromtrent graag te zijner tijd tegemoet. Dit was een toelichting op ons standpunt over Echo en tevens een reactie op de motie die PAL over Echo heeft ingediend. Mijn laatste opmerking wil ik in de richting van het CDA maken. De heer Pruiksma noemt het voor stel van het college wat betreft de onderhoudstarieven van de DSO - een punt dat gisteren eveneens aan de orde is geweest - onaanvaardbaar. Hij verwijst daarbij naar het betoog dat de heer Visser gisteren heeft gehoudenHoewel wij de zienswijze van de heer Visser, zoals gisteren bleek, niet delen was ik van mening dat het betoog van de heer Visser een goed betoog was. Na de woorden van de heer Pruiksma, die ik erg polariserend vond en deels onwaar, heb ik mijn mening over het betoog van de heer Visser herzien en moet ik zeggen dat ik het een uitstekend betoog vond. Aan de heer Pruiksma zou ik willen vragen, net als de heer Bijkersma heeft gevraagd voor de VVD, eens concreet aan te geven waar de PvdA het bijzonder onderwijs in de kou laat staan. Hij heeft het niet met zoveel woorden gezegd, maar hij heeft toch aangegeven dat er van de PvdA niets valt te verwachten op het gebied van het bijzonder onderwijs. Een tweede vraag is welke financiële uitwerking het gisteren aangenomen voorstel heeft naar de bijzondere scholen toe. In de praktijk is het toch altijd zo geweest dat de openbare scholen met het uitgeklede bedrag hebben moeten werken? Misschien dat de heer Pruiksma op dit punt nog een reactie wil geven. Dit waren mijn opmerkingen in tweede instantie, mijnheer de voorzitter. De heer Pruiksma: Ik wil in het kort een paar woorden zeggen in antwoord op de reactie van het college op onze eerste instantie en in antwoord op de vragen die de heer Meijerhofen de heer Bijkersma mij gesteld hebben. Ik begin met het punt van de onderwijsuitgaven. Ik meen dat het volledig spoort met de historische realiteit als wordt gezegd dat in het verleden en ook in recentere tijden de PvdA en de WD zich in de landelijke onderwijspolitiek pleitbezorger van openbaar onderwijs hebben getoond. Dat is volstrekt ieders keus. Daarnaast heeft de PvdA zich daarover eerlijk, zoals het behoort, openlijk uitgelaten. Op landelijk niveau heb ik dat van de VVD nadrukkelijk nooit gehoord. Dat is hun goed recht, maar duidelijkheid kan hun in dat opzicht niet worden verweten. Dit zo zijnde kan toch niemand in redelijkheid volhouden dat het bijzonder onderwijs in zijn specifieke hoedanigheid van de genoemde twee politieke stromingen het nodige te verwachten heeft. En gelet op het stemgedrag van de PvdA en de VVD gisteravond is het op lokaal niveau naar mijn mening niet anders. Ons belangrijkste bezwaar tegen het voorstel, los van de procedure, is - ik herhaal het nog maar eens - dat het voorstel zoals het is gedaan zich heeft losgemaakt van de wettelijke systematiek die uitgaat van a. financiering naar normbedragen van het openbaar onderwijs en b. vervolgens het bijzonder onderwijs daaraan financieel gelijkstellen. Alsdan is het logisch en consistent om via efficiencybevordering of anderszins op de primaire onderwijsuitgaven voor het openbaar onderwijs te bezuinigen en vervolgens uiteraard, conform de wettelijke voorschriften, die bezuiniging door te geven aan het bijzonder onderwijs. De nota waar over wij gisteren spraken is echter aan de andere kant - in onze visie de verkeerde kant - begonnen door niet te kijken naar mogelijkheden in de sfeer van de primaire uitgaven maar door op een bepaalde kostencategorie een ander etiket te plakken en te zeggen dat die kosten reeds anderszins worden vergoed aan het bijzonder onderwijs. Men zou als vergelijking kunnen stellen dat van een appel wordt gezegd dat het een peer is en vervolgens dat appels en peren niet bijelkaar opgeteld mogen worden. Dat is ons wezenlijk bezwaar tegen de gevolgde systematiek. Volledigheidshalve mag ik nog eens verwijzen naar het rapport van het wetenschappelijk bureau van het CDA over bekostiging en doelmatigheid van het onderwijs dat in december 1983 is uitgekomen. Ik heb er in de stukken die ter inzage zijn gelegd niets over kunnen vinden. Voor het overige zal ik niet herhalen wat ik in eerste instantie en in december 1983 heb gezegd. Ik memoreer nog slechts dat wij ons als fractie van meet af aan tegen de aanpak door de meerderheid van het college met betrekking tot het punt van de onderhoudstarieven DSO nadrukkelijk hebben uit gesproken De door ons ingediende motie over de gemeentelijke bijdrage aan de schoolsportwedstrijden trek ik in na de toezegging van het college dat de bijdrage niet zal worden verlaagd. Tegen de motie van de heer Meijerhof zouden wij geen bezwaar hebben gehad nu het aspect van de Buitenschool alleen nog maar in de marge meespeelt en er alleen een onderzoek naar eventuele bezui- n'gingsmogelijkheden zal worden gehouden. U kent onze zorg op het punt van de Buitenschool.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1984 | | pagina 38