21
20
De Voorzitter: Dit punt luidt: Aanschaffing computerapparatuur ten behoeve van de gemeentelijke
scholen voor voortgezet onderwijs alsmede de gemeentelijke PABO.
De heer Bron: Het voor ons liggende raadsstuk begint met een degelijk pleidooi voor de invoering
van burgerinformatica in met name het gemeentelijk voortgezet onderwijs en de Pedagogische Akademie
voor Onderwijsgevenden in het Basisonderwijs (PABO). Wij onderschrijven de noodzaak van een spoedic
invoering volledig. Ook op landelijk niveau is men op dit gebied in een stroomversnelling terechtgeko
men, gezien het verschijnen van de beleidsnota Informaticastimulering van de ministers Deetman en
Van Aardenne. De regering wil versneld computers invoeren in het onderwijs. Uiterlijk in 1988 moet op
alle scholen voor voortgezet onderwijs in de onderbouw het vak burgerinformatica worden gegeven.
Voor dit informatica-stimuleringsplan in het onderwijs is voorlopig 267 miljoen gulden uitgetrokken.
Minister Deetman presenteerde het plan op een wijze alsof er iets heel bijzonders staat te gebeuren. De
werkelijkheid is dat het kabinet recent kritiek heeft gekregen op de trage gang van zaken rond de invoe
ring van computers in het onderwijs. Voor het nu gepresenteerde plan was in de begroting al geld uit
getrokken. Bovendien wordt het plan als een van de prioriteiten genoemd. Als wij in die wetenschap de
aanvraag van het gemeentelijk voortgezet onderwijs beoordelen, dringt zich de vraag op: moet de
gemeente, die toch al kampt met zware financiële problemen, nu uit eigen middelen datgene financiere
wat straks misschien via landelijk beleid binnen bereik ligt? Wij menen dat dit wel moet. Immers, wad
ten op het moment dat via trage ministeriele/ambtelijke molens een aanvraag kan worden gehonoreerd,
betekent dat niet op adequate wijze kan worden ingespeeld op de recente onderwijskundige ontwikke
lingen. Daardoor kan het openbaar onderwijs in een achterstandssituatie geraken.
Vervolgens kan men zich afvragen of het Fonds Onderwijsontwikkeling wel de meest aangewezen
financieringsbron is. Immers, nog onlangs heeft de raad de korting op de stortingen in het fonds bij moti
tegengehouden, mede in relatie tot de financiële consequenties van het innovatieplan voor het basis
onderwijs. Wij menen dat weliswaar een grote claim wordt gelegd op het fonds, maar wij kunnen akkooi
gaan met deze opzet. Daarbij doen wij wel het dringend verzoek om bij de stortingen van 1984 en 1985
prioriteit toe te kennen aan de financiële aspecten van de invoering van de basisschool. Wij gaan er
vanuit dat het Fonds Onderwijsontwikkeling niet primair een fonds voor burgerinformatica gaat worden,
Wij zien het onderhavige voorstel vooral als een eenmalige subsidieverlening.
Wij willen bepleiten wegen te blijven zoeken om een deel van de juist genoemde 267 miljoen gul
den, die door het kabinet is uitgetrokken, voor Leeuwarden binnen te halen, te meer daar ik meen dat
in Den Haag nog een toezegging ligt voor Leeuwarden als informaticacentrum binnen het onderwijs.
Wanneer de rijksfinanciering voor de onderhavige scholen alsnog binnenkomt, gaan wij er vanuit dat di
bedrag wordt teruggestort in het Fonds Onderwijsontwikkeling overeenkomstig de toezegging van de
wethouder in de Commissie voor het Onderwijs.
Mijnheer de voorzitter, er staat een passage in de nota van minister Deetman die ons voor de toe
komst erg ongerust maakt. De minister hoopt namelijk dat de burgerinformatica hem niet al teveel geld
gaat kosten. Hij schrijft dat een verbreding van het stimuleringsbeleid van buitenaf kan plaatsvinden.
Volgens de minister moeten ouderbijdragen en gemeentelijke subsidies het mogelijk maken om burger
informatica al voor 1988 volledig door te voeren. Deze laatste opmerking vind ik een typisch onverant
woord centralistisch trekje dat wij zo langzamerhand wel kennen. Wij willen b. en w. dan ook vragen
via de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) te bepleiten dat de centrale overheid, wil
burgerinformatica een volwaardige plaats krijgen binnen het onderwijs, dit onderdeel blijvend financiee
zal ondersteunen. Men moet niet afhankelijk zijn van ouderbijdragen en toch al krappe gemeentelijke
middelen
De heer Geerts (weth.) heeft inmiddels de vergadering verlaten.
De heer Siemonsma: Inhoudelijk hebben wij geen enkel probleem met de beleidsvoornemens zoals
die in de raadsbrief zijn neergelegd. Wij hebben wel problemen met de financiering van dit onderdeel,
Voor ons gevoel zou de uitrusting voor het informatica-onderwijs moeten gaan behoren tot de normale
kosten van de inrichting van het onderwijs en op grond daarvan ook volledig vergoed moeten worden.
Dat is op dit moment nog niet het geval, omdat wij hier wellicht vooruitlopen op een aantal ontwikke
lingen en er eigenlijk alleen nog maar projectsubsidies worden toegekend.
Daarom ben ik ook blij met de toezegging die gedaan is in de Commissie voor het Onderwijs dat,
wanneer de kosten die op dit punt worden gemaakt wel vergoed worden, dat geld teruggestort zal worde
in het Fonds Onderwijsontwikkeling. Maar het probleem is dan wel dat wij intussen met een leeg fonds
zitten. Ik vraag mij dan ook af wat de verwachting is en de kansen zijn dat de uitgaven, die wij nu
doen, straks ook volledig vergoed zullen worden. Met andere woorden, komt het fonds wel weer vol?
Een andere vraag is wanneer wij een terugstorting verwachten. Als dat bijvoorbeeld pas in 1990 is, dan
worden andere initiatieven tot dan toe behoorlijk geblokkeerd door deze eenmalige uitgave. Ik vind
zo'n blokkade ongewenst, omdat er in feite sprake is van voorfinanciering van een bepaalde ontwikke
ling in het onderwijs. Zo wil ik de toezegging interpreteren die gedaan is in de Commissie voor het
Onderwijs. Ik kan mij dan ook voorstellen dat, wanneer het nodig geacht wordt om te putten uit het
Fonds Onderwijsontwikkeling en het blijkt dat dat fonds op dat moment leeg is, vanuit andere posten
dit fonds weer voorgefinancierd kan worden. Misschien dat wij dat reeds eerder kunnen kortsluiten en
nu al gaan zoeken vanuit welke andere fondsen deze voorziening voor het onderwijs wellicht voorge
financierd kan worden. Ik zou daarover graag wat meer duidelijkheid willen hebben. Ik ben namelijk
bang dat, wanneer het rijk niet gauw over de brug komt met een vergoeding van kosten voor het aan
schaffen van computers en dergelijke, wij dan nauwelijks meer als gemeente een eigen onderwijsbeleid
kunnen gaan voeren. Zo'n onderwijsbeleid moet de noodzakelijk gewenste ontwikkelingen gaan onder
steunen of, als het maar enigszins kan, stimuleren. Ik zie dat toch uitdrukkelijk als een functie van het
Fonds Onderwijsontwikkeling.
De heer Bijkersma: Over de invoering van datgene wat in de raadsbrief wordt voorgesteld is uitvoe
rig geproken in mijn fractie. V/ij hadden daar een aantal vragen over, maar die zijn, naar ik heb be
grepen van de heer De Beer, naar tevredenheid beantwoord in de Commissie voor het Onderwijs.
Ik wil nog wel even reageren op de wat kritische opmerkingen van de twee vorige sprekers. Zij
hebben kritiek omtrent deze zaak in de richting van de rijksregering. Dat is niet altijd juist. Ik vind het
een goede zaak dat de minister van Onderwijs dit gebeuren naar voren heeft gebracht, want zoiets kan
vandaag de dag niet vroeg genoeg. Natuurlijk is het zo dat de hele computerwereld in beweging is.
In sneltreinvaart nemen de belangen in deze sector toe. Ik vind het een goede zaak van het college om
daarop in te spelen en niet af te wachten of wij rijksmiddelen krijgen. Wij moeten zelf de link leggen
om de zaak niet te vertragen. Daarom hechten wij met bijzonder veel belangstelling onze goedkeuring
aan de raadsbrief en het daarbij behorende besluit.
De heer De Vries: (weth.): Bij alle drie sprekers beluister ik instemming met het voorstel van b. en
w. Ik ben uiteraard erkentelijk voor de wijze waarop de raad op dit voorstel reageert. Nog een enkele
kanttekening, mede ter bevestiging van datgene wat in de Commissie voor het Onderwijs aan de orde is
geweest. Wij hadden gehoopt in Leeuwarden in aanmerking te komen voor projectsubsidie waarover de
heer Siemonsma sprak. Het 100 Scholen Project is evenwel aan onze neus voorbijgegaan. In de tussen
liggende tijd heeft de ontwikkeling echter niet stilgestaan. Er zijn allerlei aanwijzingen dat andere
scholen binnen onze regio op korte termijn wel de beschikking over deze apparatuur zullen krijgen. Wij
dreigen daardoor met onze scholen voor voortgezet onderwijs in een achterstandssituatie te geraken. Het
zijn met name de schoolleiders geweest die er met grote klem bij b. en w. op hebben aangedrongen om
deze investering mogelijk te maken. Wij vinden dat er wat deze kosten betreft sprake is van een stuk
voorfinanciering. Wanneer wij alsnog een claim kunnen leggen bij het rijk voor subsidiering van deze
uitgave dan zullen wij dat ook doen. De heer Siemonsma vraagt zich af wat er gebeurt wanneer die
subsidie pas over een aantal jaren komt. Het is natuurlijk wel zo dat de instituten die nu de beschikking
krijgen over deze apparatuur er rekening mee moeten houden dat zij, uitgaande van een optimaal
technische toestand van de apparatuur, daarmee lang toe zullen moeten. Bovendien heb ik mij door een
deskundige laten vertellen dat het niet zo belangrijk is dat men in schoolverband met de apparatuur bij
de tijd blijft, maar dat het veel belangrijker is dat de apparatuur er is en dat men er mee leert omgaan
en er vertrouwd mee raakt en dat men de beschikking krijgt over bepaalde handgrepen en grondprincipes.
ik deel de opvatting van de heer Bron dat de heer Deetman op een goedkope wijze probeert deze
vernieuwing van het onderwijs tot stand te brengen, namelijk door te verwijzen naar gemeenten en
ouderbijdragen. Ik vind dat in 1984 primair de rijksoverheid de middelen ter beschikking moet stellen
voor een dergelijke totaal nieuwe aanpak van het onderwijs en de onderwijssystemen. In dat opzicht
ben ik het volledig met de heer Bron eens, in tegenstelling tot datgene wat de heer Bijkersma zegt,
namelijk dat wij zelf ook wel iets mogen doen. Natuurlijk, wij mogen zelf ook wel wat doen, maar dat
doen wij ook. Wij vinden het verantwoord om het Fonds Onderwijsontwikkeling voor dit doel te gebrui
ken. Daar zijn twee redenen voor. In de eerste plaats is er nooit apert gezegd dat het fonds alleen voor
de basisschool sec zou zijn. Daar is de vorige keer, toen de raad besloten heeft om de kortingen op het
fonds ongedaan te maken, heel nadrukkelijk op gewezen. Bovendien is daar bij de instelling van het
fonds ook op gewezen. In de tweede plaats kunnen wij moeilijk exact aangeven wat er straks in het
kader van de basisschool aan vernieuwingsverlangens op ons afkomt en wat wij daarvan moeten honoreren.
Dat is een zaak die heel geleidelijk op gang zal komen. In de tussentijd stroomt de jaarlijkse dotatie
weer toe tot het Fonds Onderwijsontwikkeling.